Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende vermindering van eis;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderde VGZ Zorgverzekeraar N.V. na vermindering van eis enkel de veroordeling van de gedaagde in de proceskosten. VGZ stelde dat zij een beslissing van de SVB nodig had om te bepalen of de gedaagde premieplichtig was, maar deze beslissing werd pas verkregen nadat de gerechtelijke procedure al was opgestart. De kantonrechter oordeelde dat er aanleiding was om de proceskosten te compenseren. VGZ had slechts eenmaal, in 2020, om de SVB-beslissing verzocht, terwijl de gedaagde deze beslissing ook had kunnen opvragen en versturen. Beide partijen kregen dus deels ongelijk, wat leidde tot de beslissing dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek met akte van vermindering van eis, en een conclusie van dupliek. De kantonrechter oordeelde dat VGZ in eerste instantie verzekeringspremies en kosten in rekening had gebracht over de periode van juni 2010 tot en met april 2011, maar dat de gedaagde had aangevoerd dat zij niet premieplichtig was omdat zij in het buitenland woonde. De gedaagde had pas na de start van de procedure een SVB-beslissing overgelegd, terwijl zij daarvoor voldoende tijd had gehad om deze aan te leveren.
De kantonrechter concludeerde dat VGZ ook meermaals om de SVB-beslissing had moeten vragen, gezien het tijdsverloop en de verlate reactie van VGZ. Uiteindelijk werd beslist dat de proceskosten gecompenseerd werden, en dat de gedaagde niet in de incassokosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.M.S. Kuipers op 21 mei 2024.