ECLI:NL:RBOVE:2024:2772

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
08.026199.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2022 in Raalte een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen Crafter, botste tegen de achterzijde van een stilstaande Seat Leon, bestuurd door [slachtoffer], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, zonder te remmen voor een kruising met stilstaand verkeer. De verdachte heeft verklaard dat hij een black-out heeft gehad, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De officier van justitie had een geldboete van € 1.000,- geëist, waarvan € 500,- voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van het ongeval en hem veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer, dat leidde tot tijdelijke ziekte en hinder in de uitoefening van normale bezigheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.026199.23 (P)
Datum vonnis: 28 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 september 2022 in Raalte als bestuurder van een personenauto:
primair: schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair: door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
meer subsidiair: zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig op tijd tot stilstand kon brengen, waardoor er een botsing is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Raalte als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heinoseweg (de N35), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend was,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de N35) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de N35) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) is hij, verdachte, toen het voor hem rijdende verkeer snelheid had verminderd en/of tot stilstand was gekomen, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit langzamer rijdend en/of stilstaand ander motorrijtuig, waardoor en ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heinoseweg (N35),
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de N35) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de N35) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- (vervolgens) is hij, verdachte, toen het voor hem rijdende verkeer snelheid had verminderd en/of tot stilstand was gekomen, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit langzamer rijdend en/of stilstaand ander motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Raalte als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Heinoseweg (N35), zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, toen het voor hem rijdende verkeer snelheid had verminderd en/of tot stilstand was gekomen, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een voor hem uit langzamer rijdend en/of stilstaand ander motorrijtuig.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie vordert dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van de onderdelen
roekeloos, zeeren
onachtzaam rijden. Volgens de officier van justitie is er voldoende bewijs dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, dat het verkeersongeval daardoor is ontstaan, en dat er daarom sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken moet worden, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring daarvan. De raadsman voert ter onderbouwing hiervan aan dat er sprake moet zijn van minimaal twee onvoorzichtige of onoplettende gedragingen om te kunnen spreken van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag en dat er in dit geval enkel sprake is van één moment van onoplettendheid. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, op grond van de bewijsmiddelen, vastgestelde feiten en omstandigheden. [1]
Verdachte reed op 15 september 2022 omstreeks 18:45 uur als bestuurder van een motorrijtuig, een Volkswagen Crafter, over de Heinoseweg bij Raalte (N35). Hij kwam vanuit de richting van Zwolle en ging in de richting van Almelo. De maximumsnelheid ter plaatse is 80 kilometer per uur. De rijbaan is een rechte weg. De weersomstandigheden werden die dag omschreven als droog en het was nog licht buiten.
Voor verdachte, in dezelfde rijrichting, reed [slachtoffer] in een Seat Leon. Voor [slachtoffer] reed, tevens in dezelfde rijrichting, [betrokkene] in een Renault Clio. [2]
Voornoemde weggebruikers reden in de richting van een kruising van de Heinoseweg, kruisende met de Nieuwe Deventerweg en Burgermeester Zuidwijklaan. De kruising is voorzien van verkeerslichten. Bij deze kruising vond er een kop-staart aanrijding plaats.
De Volkswagen Crafter van verdachte is met de voorzijde tegen de achterzijde van de Seat Leon van [slachtoffer] gebotst. Door de impact van deze botsing is het voertuig van [slachtoffer] naar voren geduwd, waarbij de voorzijde van haar Seat Leon tegen de achterzijde van de Renault Clio van [betrokkene] is gebotst. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze een zwart voertuig in haar binnenspiegel met een hoge vaart zag aankomen. Ze besefte zich dat deze niet ging remmen, waarna ze haar rem heeft ingetrapt en zich schrap heeft gezet voor de botsing. [slachtoffer] voelde en hoorde een klap achterop haar auto, waarbij ze enkele meters naar voren werd geduwd en tegen het voertuig voor haar botste. Ze voelde tijdens de botsing iets knappen in haar nek. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag op de voor hem bekende Heinoseweg reed. Verdachte heeft toen hij afkwam op de kruising niet afgeremd. Verdachte heeft verklaard dat hij een black out heeft gehad en zich niks van de botsing of de directe aanloop naar de botsing kan herinneren. [5]
[slachtoffer], heeft letsel opgelopen. Haar letsel bestaat uit een botbreuk aan de eerste rugwervel, de wervel ter hoogte van de overgang van de rug naar de nek. De prognose was dat het letsel functioneel zou herstellen binnen zes weken. [6] Het herstel verloopt echter niet volgens prognose. [slachtoffer] heeft nog veel last van restklachten aan haar nek en schouders en zit tot op heden in de Ziektewet. [7]
3.3.2.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn voor de bepaling van de mate van schuld verschillende factoren van belang, zoals het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
3.3.3.
Aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist.
Verdachte heeft gesteld dat hij een black-out heeft gehad en daarom niet heeft afgeremd voor de kruising. Hij heeft verklaard dat hij geen verklaring heeft voor deze black-out. Voor de stelling van verdachte dat hij een black-out had zijn geen aanknopingspunten in het dossier te vinden. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk geworden dat sprake was van een verontschuldigbare onmacht in de vorm van een black-out.
Uit het dossier blijkt dat sprake is van een rechte rijbaan en dat weggebruikers onbelemmerd zicht hebben op de verkeerslichten. Verdachte heeft verklaard bekend te zijn met de weg en verkeerssituatie ter plaatse. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat verdachte zijn snelheid niet heeft geminderd door te remmen toen hij het kruispunt naderde, terwijl andere weggebruikers voor hem stil stonden voor de stoplichten. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij iets voor de botsing in haar binnenspiegel verdachte aan zag komen met een hoge snelheid en dat zij door had dat het voertuig niet remde. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende een langere tijd, te weten de periode van aanrijden op de weg in de richting van de verkeerslichten en dus langer dan een enkel ogenblik aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Van een zogeheten momentane onoplettendheid is geen sprake.
Verdachte heeft hiermee niet voldaan aan zijn verplichtingen om in voldoende mate te letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte en de snelheid van het door hem bestuurde voertuig zodanig te regelen dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien of die weg vrij was.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziend, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank concludeert dat het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Dit leidt tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten.
3.3.4.
Het letsel
[slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding letsel opgelopen. Haar letsel bestaat uit een botbreuk aan de bovenste rugwervel, de wervel ter hoogte van de overgang van de rug naar de nek. Ter zitting heeft [slachtoffer] toegelicht dat zij nu – ruim anderhalf jaar na de aanrijding – nog altijd hinder in haar dagelijks leven ondervindt van het bij het ongeval opgelopen letsel. [slachtoffer] heeft nog veel last van restklachten, en kan werk en hobby’s niet meer uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat dit letsel is aan te merken als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.3.5.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte artikel 6 WVW overtreden heeft.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2022 te Raalte als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heinoseweg (de N35), aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend was,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de N35) en het zich daarop bevindende verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de N35) kon overzien en waarover deze vrij was en
- vervolgens is hij, verdachte, toen het voor hem rijdende verkeer tot stilstand was gekomen, met het door hem bestuurde voertuig gebotst tegen een voor hem stilstaand ander motorrijtuig, waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het
primairbewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 1.000,00 waarvan € 500,00 voorwaardelijk en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden, beiden met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde de straf te matigen, maar heeft zich bij bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gerefereerd aan oplegging van de straf conform de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door onvoldoende op te letten en niet af te remmen toen hij een kruispunt met stilstaand verkeer naderde. Het verkeersongeval is aan zijn schuld te wijten en als gevolg van het ongeluk heeft mevrouw [slachtoffer] lichamelijk letsel opgelopen. Tijdens de zitting heeft mevrouw [slachtoffer] verteld dat het ongeluk en het letsel nog altijd voor veel pijn en mentale klachten zorgen.
Hoewel de gevolgen ernstig zijn, moet niet uit het oog worden verloren dat verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild. Verdachte heeft via zijn begeleider contact gezocht met [slachtoffer]. Daarnaast heeft verdachte ter zitting zijn excuses aangeboden aan haar.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 19 maart 2024 volgt dat verdachte nog niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens verkeersfeiten.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een Wajong-uitkering heeft, dat sprake is van schulden, dat hij samenwoont met zijn vrouw en drie kinderen en dat zijn rijbewijs inmiddels door het CBR ongeldig is verklaard.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, is het uitgangspunt een boete van € 1.000,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
De rechtbank zal een deel van de geldboete voorwaardelijk aan verdachte opleggen gezien zijn financiële situatie en als stok achter de deur. De rechtbank zal daarnaast de rijontzegging geheel voorwaardelijk aan verdachte opleggen, aangezien zijn rijbewijs inmiddels ongeldig is verklaard.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 179 WVW en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 63 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht, waaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte van
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij niet volledige betaling en verhaal
10 (tien) dagenvervangende hechtenis,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de bijkomende straf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022428012-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 2.
3.Pagina 2.
4.Pagina 16.
5.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 14 mei 2024.
6.Pagina 22 en 23.
7.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 14 mei 2024.