ECLI:NL:RBOVE:2024:2719

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
ak_24_415
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake arbeidsongeschiktheidspercentage en WIA-uitkering van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV over haar arbeidsongeschiktheidspercentage en WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Aslan, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 mei 2023, waarin het UWV haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 36,04% vaststelde en haar WIA-uitkering niet wijzigde. Na een voorgenomen beslissing heeft het UWV het percentage verhoogd naar 36,85%, maar de uitkering bleef ongewijzigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij het UWV een verweerschrift indiende.

De rechtbank heeft op 23 april 2024 de zaak behandeld. Eiseres stelt dat haar arbeidsongeschiktheid hoger is dan door het UWV vastgesteld, en dat haar psychische klachten, waaronder PTSS en dysthymie, niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende gemotiveerd heeft waarom bepaalde ziektebeelden niet zijn betrokken in de beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV ook het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/415

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV),
gemachtigde: E.H. van den Brink.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over haar arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Met het besluit van 4 mei 2023 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vanaf 30 maart 2022 vastgesteld op 36,04% en de WIA-uitkering van eiseres niet gewijzigd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV eiseres in een voorgenomen beslissing gemeld dat het van plan is om het besluit nader te onderbouwen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres van 36,85% en dat haar WIA-uitkering dus niet zal wijzigen. Eiseres heeft hierop gereageerd. Met het bestreden besluit van 1 december 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vanaf 30 maart 2022 vastgesteld op 36,85%, maar de WIA-uitkering van eiseres niet gewijzigd.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan de besluitvorming vooraf ging
4.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Eiseres is van 1 juli 2019 tot 31 oktober 2019 werkzaam geweest als medewerkster bedrijfsbureau bij A3-4U B.V. voor gemiddeld 37,70 uur per week. Eiseres heeft zich op 1 november 2019 ziek gemeld met psychische klachten. Vervolgens heeft eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.
4.2.
Met het besluit van 31 mei 2022 heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 27,28% en geweigerd om aan haar vanaf 29 oktober 2021 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het besluit van 5 oktober 2022 op de bezwaren van eiseres heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 32,46% en is het UWV bij de weigering van de WIA-uitkering gebleven. Na beroep van eiseres tegen dit besluit heeft het UWV met een gewijzigde beslissing op bezwaar van
3 februari 2023 aan eiseres vanaf 29 oktober 2021 een vervolguitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,79% toegekend.
4.3.
Eiseres heeft met een wijzigingsformulier van 9 juni 2022 gemeld dat haar arbeidsongeschiktheid vanaf [datum] 2022 is toegenomen. Op [datum] 2022 vond een aanslag plaats, waarbij de vader en oom van eiseres om het leven kwamen. Eiseres stelt dat daardoor en door het overlijden van familieleden bij de aardbeving in Turkije haar klachten zijn toegenomen. Daarop heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
5.1.
Het Uwv heeft de WGA-vervolguitkering van eiseres vanaf 30 maart 2022 niet gewijzigd, omdat het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per die datum heeft vastgesteld op 36,85%. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na verzekeringsgeneeskundig onderzoek een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld, waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd. Vervolgens is arbeidskundig onderzoek verricht en heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies geselecteerd die eiseres met haar beperkingen kan verrichten. Het uurloon van de middelste van drie functies is 36,85% minder dan het loon dat eiseres had voordat zij ziek werd.
Standpunt eiseres
5.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Zij is van mening dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen.
5.2.1.
Eiseres stelt dat het UWV haar psychische klachten heeft onderschat. Traumatische gebeurtenissen hebben bij eiseres tot vele psychische klachten geleid, met name angstklachten en depressieve klachten, die haar ernstig beperken in haar dagelijkse functioneren. Volgens eiseres is hierdoor naast de al toegekende beperkingen ook sprake van beperkingen in het hanteren van emotionele problemen van anderen, eigen gevoelens uiten en afleiding door anderen.
5.2.2.
Eiseres stelt dat vanwege haar klachten aan beide handen in de FML ook een beperking voor tillen en dragen moet worden opgenomen. Eiseres is daarnaast van mening dat haar handklachten ook een beperking hadden moeten opleveren die rekening houdt met het feit dat zij krachtsverlies en gevoelsvermindering in de handen ervaart. Hierdoor kan zij minder goed knijpen, grijpen en draaien met de handen. Dit zou moeten leiden tot bijvoorbeeld een beperking ten aanzien van fijne motoriek, priegelwerk.
5.2.3.
Eiseres voert ook aan dat een verdergaande urenbeperking nodig is. Eiseres stelt dat haar aandoeningen leiden tot slaapproblematiek, waardoor haar energieniveau overdag wordt beïnvloed. Daarbij komt dat het UWV er geen rekening mee heeft gehouden dat de vermoeidheidsklachten van eiseres ook kunnen samenhangen met de bloedarmoede en de traag werkende schildklier, waar zij mee te maken heeft.
5.3.
Nu het UWV de beperkingen volgens eiseres heeft onderschat, zijn de geduide functies volgens haar evenmin geschikt.
De geneeskundige beoordeling van het UWV
Geneeskundig onderzoek
6.1.1.
Ten behoeve van het besluit van 4 mei 2023 heeft een verzekeringsarts van het UWV geneeskundig onderzoek verricht. Hij heeft zijn bevindingen vastgelegd in zijn rapport van 29 maart 2023. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres tijdens een spreekuur psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts heeft medische informatie opgevraagd bij de behandelend fysiotherapeut en de psycholoog. Van de fysiotherapeut werd geen informatie ontvangen. Hij heeft alle (medische) informatie in het dossier, waaronder de brief van de psycholoog van 14 maart 2023, bij zijn beoordeling betrokken.
6.1.2.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de rapporten van 19 oktober 2023 en 21 november 2023 opgesteld. Deze verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens het dossier bestudeerd en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle (medische) informatie in het dossier bij zijn beoordeling betrokken. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres een brief van haar reumatoloog van 8 augustus 2023 en een brief van haar neuroloog van
25 september 2023 overgelegd. Ook deze informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegewogen.
Functionele Mogelijkhedenlijst
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een FML van 19 oktober 2023 opgesteld.
6.2.1.
In deze FML zijn beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren (rubriek 1) en sociaal functioneren (rubriek 2).
6.2.2.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen in dynamische handelingen (rubriek 4). Knijp/grijpkracht en schroefbewegingen met hand en arm zijn beperkt.
6.2.3.
Voor werktijden (rubriek 6) geldt dat eiseres 's nachts niet kan werken (00.00 - 06.00 uur) en dat de eiseres is aangewezen op regelmatige werktijden.
Het oordeel van de rechtbank
Persoonlijk en sociaal functioneren
6.3.
Naar aanleiding van wat eiseres heeft aangevoerd over de beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren overweegt de rechtbank als volgt.
6.3.1.
De verzekeringsarts stelt vast dat uit een eerdere beoordeling is gebleken dat eiseres te maken heeft met een aanpassingsstoornis. Volgens de verzekeringsarts blijkt uit de informatie van de psycholoog dat bij eiseres ook sprake is van posttraumatische stressstoornis (PTSS). In verband daarmee acht hij belemmeringen, zoals herbelevingen, een angstig gevoel en prikkelbaarheid plausibel. De verzekeringsarts heeft daarom een aantal beperkingen aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts heeft ook opgemerkt dat sprake is van enige inconsistenties. In verband daarmee en ook gezien de andere gegevens in het dossier ziet de verzekeringsarts aanwijzingen dat eiseres haar belemmeringen wat zwaarder aanzet. Daarom heeft de verzekeringsarts niet meer beperkingen aangenomen.
6.3.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat aan de door de verzekeringsarts toegekende beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren een beperking voor werk met een verhoogd persoonlijk risico moet worden toegevoegd. Voor beperkingen in het hanteren van emotionele problemen van anderen en het uiten van de eigen gevoelens ziet hij geen reden. Hij baseert dit op de informatie van 14 maart 2023 van de psycholoog en op de onderzoeken van de verzekeringsarts en hemzelf. Van een vergaande emotionele labiliteit is bij eiseres geen sprake. Dat eiseres weinig de deur uitkomt kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duiden als een reden om uit te gaan van een medisch te verklaren verhoogde prikkelgevoeligheid.
6.3.3.
De rechtbank stelt vast dat volgens de brief van 14 maart 2023 van de behandelend psycholoog bij eiseres niet alleen sprake is van PTSS, maar ook van dysthymie. Uit de informatie blijkt dat eiseres steunende-structurerende gesprekken heeft gehad en dat farmacotherapie is ingezet. In januari 2023 is gestart met een EMDR-behandeling.
6.3.4.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van 14 maart 2023 van de psycholoog wel bij hun beoordeling hebben betrokken, maar dat in de beschouwingen alleen de PTSS wordt genoemd. Het UWV heeft tijdens de zitting opgemerkt dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dysthymie wel hebben meegewogen, omdat ze zijn uitgegaan van een aanpassingsstoornis. De rechtbank stelt echter vast dat uit de rapporten niet blijkt dat met de aanpassingsstoornis de dysthymie wordt bedoeld. Daarbij komt dat zowel de dysthymie als de aanpassingsstoornis niet kenbaar in de onderbouwing van de FML zijn betrokken; deze ziektebeelden zijn immers niet in de beschouwing van de verzekeringsartsen betrokken. Het had op de weg van de verzekeringsartsen gelegen om die ziektebeelden wel (kenbaar) bij de beoordeling te betrekken, temeer nu de dysthymie geacht kan worden op de datum in geding reeds aanwezig te zijn geweest. Uit de brief van de psycholoog volgt immers dat eiseres 28 jaar oud was toen de eerste verschijnselen van dysthymie zich voordeden en eiseres was op de datum in geding al (ruim) 10 jaar ouder.
6.3.5.
Voor zover erop is gewezen dat sprake zou zijn van inconsequenties en dat eiseres haar beperkingen wat zwaarder zou aanzetten, is die stelling in de rapportages, gelet op de informatie van de psycholoog, onvoldoende, nu niet is onderbouwd hoe die stelling zich verhoudt tot de (combinatie van) de dysthymie en PTSS van eiseres.
6.3.6.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. In zoverre is het beroep gegrond.
Handklachten
6.4.1.
Bij eiseres is aan beide handen het Carpaal Tunnel Syndroom (CTS) vastgesteld. Behandeling heeft wel tot verlichting geleid, maar heeft de klachten niet doen verdwijnen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de nog bestaande CTS-klachten aan beide handen van eiseres aanleiding om haar ongeschikt te achten voor werkzaamheden waarbij ze met haar handen langdurig dan wel frequent een zware knijp/grijpkracht moet leveren. In het rapport van 21 november 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemeld dat hij in de handklachten van eiseres geen aanleiding ziet om een beperking voor tillen of dragen toe te kennen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt daarbij op dat in veel gevallen bij tillen of dragen geen zware knijp/grijpkracht met de handen geleverd hoeft te worden. Verder wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop dat van een verminderde polsfunctie geen sprake is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zal het bij de beoordeling door de arbeidsdeskundige naar voren komen als de te tillen of te dragen gewichten wel specifieke eisen stellen aan de handfunctie.
6.4.2.
Eiseres stelt in haar beroepschrift dat niet alleen sprake is van CTS, maar ook van beginnende artrose en dat daardoor sprake is van krachtsverlies en pijn in de handen. Naar aanleiding hiervan overweegt de rechtbank als volgt.
6.4.3.
Uit de brief van 8 augustus 2023 van de reumatoloog en de brief van
25 september 2023 van de neuroloog blijkt dat eiseres last heeft van pijn, tintelingen en krachtsverlies in beide handen. Ze heeft minder kracht in de handen, krijgt meer pijn en ook wat zwelling naarmate ze de handen langer gebruikt. De reumatoloog en de neuroloog hebben vastgesteld dat bij eiseres sprake is van CTS en beginnende artrose.
6.4.4.
De rechtbank stelt vast dat eiseres ook volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep te maken heeft met CTS en beginnende artrose aan de handen. In zijn rapport van
19 oktober 2023 merkt hij immers op dat de neuroloog betwijfelt of een operatieve behandeling aan CTS de klachten zal laten verdwijnen, omdat ook sprake is van beginnende artrose aan de handen.
6.4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tegen deze achtergrond onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor bijvoorbeeld tillen, dragen en/of fijne motoriek (priegelwerk) geen beperkingen zijn aangenomen. Voor tillen en dragen is (evident) druk geven/kracht zetten met de handen nodig en eiseres heeft zich juist tot de behandelende sector gewend omdat bij deze handelingen pijn komt opzetten. Ook is niet duidelijk waarom de klachten over krachtsverlies en tintelingen in de handen, mede bezien tegen de achtergrond van de beginnende artrose, niet leiden tot beperkingen in de fijne motoriek. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. In zoverre is het beroep eveneens gegrond.
Urenbeperking
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dysthymie waar eiseres mee te maken heeft niet kenbaar in hun motivering hebben betrokken. De rechtbank acht niet uitgesloten dat vanwege de dysthymie (al dan niet in combinatie met de PTSS) een urenbeperking nodig is. Dit leidt ertoe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het oog op de dysthymie (ook in combinatie met de PTSS) nog nader zal moeten motiveren of een verdergaande urenbeperking aan de FML moet worden toegevoegd. In zoverre is het beroep eveneens gegrond. De overige beroepsgronden met betrekking tot de urenbeperking behoeven, gelet hierop, op dit moment geen bespreking.
Inschakelen deskundige
6.6.
Tijdens de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om een onafhankelijke verzekeringsarts in te schakelen. De rechtbank laat dit verzoek buiten beschouwing, omdat het te laat (tardief) is gedaan. Eiseres heeft dit verzoek tijdens de zitting in de laatste termijn ingebracht. Hierdoor waren het UWV en de rechtbank niet in de gelegenheid om zich hierop voor te bereiden en het verzoek is daarmee in strijd met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank ziet overigens, gelet op de aard van de gebreken en de medische informatie in het dossier, ook geen aanleiding om op dit moment een deskundige in te schakelen.
Arbeidskundig onderzoek
7.1.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft rapporten van 20 oktober 2023 en
23 november 2023 opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voor eiseres de volgende functies geselecteerd: productiemedewerker industrie (samensteller) (SBC-code 111180), assemblage medewerker electrotechnische producten (SBC-code 267041) en controleur, tester elektrotechnische apparatuur (SBC-code 267060). Aanvullend heeft hij de functie productiemedewerker textiel (SBC-code 272043) gekozen.
7.2.
Gelet op wat hiervoor is geoordeeld, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat een nieuwe medische beoordeling eveneens tot een aanpassing van de FML en daarmee tot een andere arbeidskundige beoordeling leidt. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen reden om de (beroepsgronden gericht tegen de) arbeidskundige beoordeling verder te bespreken.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn geen kosten gebleken die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 december 2023;
- draagt het UWV op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.