ECLI:NL:RBOVE:2024:2714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10989175 \ EJ VERZ 24-88
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en voortduring van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoeker] en [verweerder]. De procedure betreft de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] en de voortduring van deze overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 16 januari 2024 is blijven voortbestaan. Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] is toegewezen, evenals de verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst vanaf 16 februari 2024 heeft voortgeduurd. Echter, het verzoek tot veroordeling van [verweerder] tot betaling van het salaris is afgewezen, omdat [verzoeker] hierbij geen belang heeft.

De procedure is gestart met een verzoekschrift van [verzoeker] op 14 maart 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 juni 2024. Tijdens deze zitting was [verzoeker] aanwezig met haar gemachtigde, mr. G. Hendriks, terwijl [verweerder] niet verschenen was. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat beide partijen na de uitspraak in een kort geding hebben gehandeld conform de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de opzegging door [verweerder] vernietigd moet worden, omdat er geen dringende reden voor ontslag op staande voet is aangetoond. De arbeidsovereenkomst is na 16 januari 2024 blijven doorlopen, en de kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] voor het grootste deel toegewezen, met uitzondering van de veroordeling tot salarisbetaling.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] wordt vernietigd, dat de arbeidsovereenkomst voortduurt met een vaste arbeidsomvang van 114,83 uur per maand, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 10989175 \ EJ VERZ 24-88
Beschikking van 24 mei 2024
[verzoeker],
te [woonplaats 1],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. G. Hendriks,
tegen
[verweerder], H.O.D.N. [bedrijf],
te [woonplaats 2],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
niet verschenen.
Samenvatting
De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 16 januari 2024 is blijven voortbestaan. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] wordt toegewezen, evenals de verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst vanaf 16 februari 2024 heeft voortgeduurd. Dit geldt niet voor de verzochte veroordeling van [verweerder] tot betaling van het salaris, omdat [verzoeker] hierbij geen belang heeft.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 14 maart 2024;
- de mondelinge behandeling van 1 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op deze zitting was [verzoeker] met haar gemachtigde aanwezig. [verweerder] is hier niet verschenen;
- de pleitnotities van mr. G. Hendriks.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] was op basis van een oproepcontract werkzaam voor [verweerder]. Op 16 januari 2024 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarna geen uitvoering meer is gegeven aan de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] is vervolgens een procedure in kort geding gestart tegen [verweerder], waarin zij heeft gevorderd dat [verweerder] haar loon moet doorbetalen en dat [verweerder] haar weer moet toelaten tot het werk. Op 5 april 2024 is vonnis gewezen in dit kort geding (zaaknummer 10971806 \ CV EXPL 24-924). Het dictum van dit vonnis luidt als volgt:
“De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] het loon te betalen van € 1.771,83 bruto per maand, gerekend vanaf 16 januari 2024 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW voor zover [verweerder] met tijdige betaling in gebreke is, een en ander conform de berekening als bedoeld in artikel 7:625 lid 1 BW en gemaximeerd tot 25%, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarover het salaris is verschuldigd tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [verweerder] om [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van het vonnis tot te laten tot het werk en haar in staat te stellen om haar gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 12.000,00;
6.3.
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, tot en met vandaag aan de kant van [verzoeker] begroot op € 765,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.”
2.2.
[verweerder] heeft uitvoering gegeven aan voornoemd vonnis in kort geding. Zij heeft het loon, met de wettelijke verhoging, tot en met maart 2024 voldaan en vervolgens het loon over april 2024 tijdig voldaan. Ook is na het kort geding sprake geweest van werkhervatting, totdat [verzoeker] ziek is uitgevallen met rugproblemen. Zij heeft contact met de bedrijfsarts over haar re-integratie.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de opzegging door [verweerder] van de tussen [verweerder] en [verzoeker] bestaande arbeidsovereenkomst te vernietigen;
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] heeft voortgeduurd vanaf 16 januari 2024 en dat deze overeenkomst een vaste arbeidsomvang kent van primair 114,83 uur per maand, althans subsidiair van 91,55 per maand;
[verweerder] te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen: het verschuldigde salaris vanaf 16 januari 2024, van primair € 1.771,83 per maand, subsidiair € 1.412,62 per maand, inclusief vakantiegeld en de waarde van de minimale vakantiedagen waartoe [verzoeker] gerechtigd is, steeds te vermeerderen met de (volledige en niet-gematigde) wettelijke verhoging op het moment van betaling te berekenen op basis van artikel 7:625 BW, althans te vermeerderen met een (eventueel gemaximeerd) percentage aan wettelijke verhoging door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen;
[verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking en eveneens te vermeerderen met nakosten ad € 173,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 263,00.
3.2.
[verzoeker] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat, voor zover [verweerder] de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft beëindigd, die opzegging in strijd is met artikel 7:671 BW en vernietigd moet worden. Ook heeft zij zelf de arbeidsovereenkomst niet opgezegd, zodat de arbeidsovereenkomst na 16 januari 2024 is blijven doorlopen. [verweerder] is volgens [verzoeker] dus gehouden om ook na 16 januari 2024 het loon dat op basis van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is door te betalen.
3.3.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend en is ook niet ter zitting verschenen. Zij heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat beide partijen na de uitspraak in het kort geding hebben gehandeld conform de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst: [verzoeker] heeft (tot haar ziekteverlof) werkzaamheden voor [verweerder] verricht en [verweerder] heeft het loon (inclusief het achterstallige loon met de wettelijke verhoging) uitbetaald. Het lijkt er dus op dat beide partijen ervan uitgaan dat de arbeidsovereenkomst na 16 januari 2024 is blijven gelden. Mr. Hendriks heeft tijdens de zitting aangegeven dat [verzoeker] desondanks belang heeft bij een declaratoire uitspraak in deze bodemprocedure, omdat in het vonnis in kort geding staat dat beide partijen het erover eens zijn dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen. Dit belang kan [verzoeker] niet worden ontzegd.
4.2.
In het vonnis in kort geding is overwogen dat [verweerder] [verzoeker] heeft aangewezen als de partij die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, waarmee zij heeft erkend dat geen sprake is van een opzegging met wederzijds goedvinden of van een ontslag op staande voet. Voor het geval [verweerder] wel in de veronderstelling zou zijn dat zij de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig op 16 januari 2024 heeft opgezegd, zal de kantonrechter die opzegging vernietigen. Die opzegging zou namelijk neerkomen op een ontslag op staande voet als bedoeld in 6:677 lid 1 BW. Een ontslag op staande voet is alleen mogelijk wanneer daar een dringende reden voor is als bedoeld 6:678 BW. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is. De onder a. verzochte verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
4.3.
Ook het verzochte onder b. zal worden toegewezen. Zoals in het kort geding reeds voorlopig is geoordeeld, heeft ook [verzoeker] de arbeidsovereenkomst niet opgezegd. De arbeidsovereenkomst is na 16 januari 2024 dus gewoon blijven doorlopen. Niet betwist is de arbeidsovereenkomst een vaste arbeidsomvang van 114,83 uur kent, zodat het primaire verzoek onder b. toewijsbaar is.
4.4.
Het verzoek onder c. zal de kantonrechter afwijzen, omdat [verzoeker] hierbij geen rechtens te respecteren belang heeft. Voor het (achterstallige) salaris dat [verweerder] vanaf 16 januari 2024 verschuldigd was, geldt dat dit aan [verzoeker] is voldaan. Voor het toekomstige salaris geldt dat [verzoeker] geen omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om te veronderstellen dat [verweerder] dit niet (tijdig) zal voldoen.
4.5.
Ten aanzien van de verzochte veroordeling van [verweerder] in de proceskosten overweegt de kantonrechter het volgende. [verweerder] heeft na de uitspraak in het kort geding voldaan aan haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Sindsdien hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die het voor [verzoeker] noodzakelijk maakten om deze verzoekschriftprocedure door te zetten. Mr. Hendriks heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij heeft overwogen het verzoek in te trekken, maar dat hij dit toch niet heeft gedaan, omdat hij namens [verzoeker] een declaratoire uitspraak wenste over het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Hoewel dat belang [verzoeker], zoals hiervoor werd overwogen, niet kan worden ontzegd, ziet de kantonrechter in het geheel der omstandigheden aanleiding om de proceskosten in deze procedure te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt de opzegging door [verweerder] van de tussen [verweerder] en [verzoeker] bestaande arbeidsovereenkomst,
5.2.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] heeft voortgeduurd vanaf 16 januari 2024 en dat deze overeenkomst een vaste arbeidsomvang kent van 114,83 per maand,
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer af anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.