ECLI:NL:RBOVE:2024:2712

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/08/304812 / HA ZA 23-414
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling illegaal weggenomen elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij

In deze civiele zaak vordert Enexis Netbeheer B.V. van [gedaagde] een schadevergoeding van € 40.768,13 wegens illegaal afgenomen elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. De rechtbank Overijssel heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 8 april 2024. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] elektriciteit heeft weggenomen zonder betaling, wat leidt tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat Enexis voldoende bewijs heeft geleverd voor de schadeposten, maar dat de omvang van de schadevergoeding moet worden geschat, aangezien de elektriciteit illegaal is afgetapt. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 12.972,56, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2020. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 904,73 toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/304812 / HA ZA 23-414
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Enexis,
advocaat: mr. S.J. Heijtlager,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. K.E. Wielenga,
toevoeging onder nummer [nummer].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- producties 15 tot en met 17 van Enexis,
- de mondelinge behandeling van 8 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag welk bedrag [gedaagde] aan Enexis moet betalen, vanwege diefstal van stroom ten behoeve van een hennepkwekerij.

3.De feiten

3.1.
Op 27 november 2015 hebben Enexis en [gedaagde] een overeenkomst gesloten met betrekking tot de levering van elektriciteit en gas voor het adres [adres]. Het verbruiksadres betreft een bedrijfspand dat door [gedaagde] wordt gehuurd.
3.2.
Op 16 april 2018 heeft een stroomonderbreking plaatsgevonden op het verbruiksadres.
3.3.
Naar aanleiding van een positieve netwerkmeting van Enexis, heeft de politie op
28 januari 2020 een inval gedaan op het verbruiksadres. Daarbij is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 1.317 hennepplanten. Een fraude-inspecteur van Enexis heeft geconstateerd dat de verzegelde meetinrichting was gemanipuleerd en beschadigd. De hoofdzekeringen waren verzwaard van 3 x 25A naar 3 x 63A en de fasen daarboven waren afgetakt. De fraude-inspecteur heeft geconcludeerd dat de elektriciteit niet via het telwerk van de meter is geregistreerd, zodat de elektriciteit illegaal is weggenomen.
3.4.
Enexis heeft op 17 februari 2020 een bedrag van € 38.634,61 en, in aanvulling daarop, op 28 februari 2020 een bedrag van € 2.133,52 bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze facturen niet voldaan.
3.5.
Bij vonnis van 18 november 2020 heeft de politierechter in de rechtbank Overijssel [gedaagde] veroordeeld voor (kort gezegd) hennepteelt en diefstal met verbreking. Het laatste feit heeft betrekking op de diefstal van elektriciteit. Bewezenverklaard is dat dit heeft plaatsgevonden in de periode van januari 2019 tot en met 28 januari 2020.
3.6.
Op 24 augustus 2021 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de ontnemingszaak van [gedaagde]. Zij heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 697.267,64, dat is gebaseerd op acht oogsten, en [gedaagde] verplicht tot betaling daarvan.
3.7.
[gedaagde] heeft zowel tegen de hoofd- als ontnemingszaak hoger beroep ingesteld.

4.Het geschil

4.1.
Enexis vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 40.768,13, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
(1) Afhandelingskosten € 124,76
(2) Opmaken factuur € 83,19
(3) Dossierverwerking en aangifte € 124,74
(4) Vooronderzoek en dossieraanleg € 62,37
(5) Uurtarief inspecteur (dag) € 375,00
(6) Elektriciteitsmeter slim € 55,80
(7) Kosten netmeting € 359,63
(8) Netwerkkosten elektriciteit € 2.133,52
(9) Verbruik elektriciteit € 37.449,10
4.2.
Enexis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn uit de Elektriciteitswet 1998 voortvloeiende verplichting tot betaling van de kosten voor de geleverde elektriciteit en netwerkkosten niet is nagekomen. Daarnaast is volgens Enexis sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagde].
4.3.
[gedaagde] erkent dat hij een betalingsverplichting heeft tegenover Enexis, maar stelt zich op het standpunt dat dit een lager bedrag is dan Enexis vordert.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] buiten de meter om elektriciteit heeft weggenomen van Enexis. Hierdoor is er voor die geleverde stroom niet betaald, terwijl [gedaagde] daartoe op grond van de overeenkomst met Enexis wel verplicht was. Vast staat dat [gedaagde] om die reden een schadevergoeding aan Enexis moet betalen. Wel zijn partijen verdeeld over de omvang van die schadevergoeding.
Posten 1 tot en met 8
5.2.
Enexis vordert onder meer schade die verband houdt met (1) afhandelingskosten,
(2) het opmaken van de factuur, (3) dossierverwerking en aangifte, (4) vooronderzoek en dossieraanleg, (5) het uurtarief van een inspecteur (dag), (6) een slimme elektriciteitsmeter en (7) de kosten van de netwerkmeting. Enexis stelt dat deze kosten aangemerkt moeten worden als verrichte werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Daarnaast vordert Enexis (8) de netwerkkosten van de elektriciteit als schade. Deze schadepost betreft het verschil tussen de waarde van de contractuele zekering en de aangetroffen zekering. Volgens Enexis waren de zekeringen in deze zaak verzwaard van
3 x 25 A naar 3 x 63 A. Afgezet tegen een fraudeperiode van 686 dagen, levert dat een bedrag van € 2.133,52 op.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat Enexis de onder 1 tot en met 8 gevorderde schadeposten voldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering (in totaal € 3.319,01) dan ook toewijzen.
Post 9
5.4.
Het elektriciteitsverbruik is de grootste schadepost van Enexis, die partijen verdeeld houdt in deze procedure. Dat [gedaagde] schadeplichtig is tegenover Enexis staat vast. Partijen zijn het er ook over eens dat die schade berekend moet worden aan de hand van het aantal oogsten dat heeft plaatsgevonden, afgezet tegen het verbruik van de in de hennepkwekerij aangetroffen apparaten. Over de hoeveelheid oogsten lopen de standpunten uiteen. Volgens Enexis zijn er negen oogsten geweest en volgens [gedaagde] hooguit twee.
5.5.
De hoofdregel is dat het aan Enexis is om haar geleden schade te stellen en bij betwisting daarvan te bewijzen. In zaken zoals deze geldt daarbij het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat energieleveranciers en netbeheerders het stroomverbruik achteraf berekenen op basis van de gegevens die de meter aanlevert. In dit geval is de elektriciteit echter verkregen door het illegaal aftappen van het stroomnet, dus buiten de meter om. Hierdoor kan de exacte schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, zodat deze geschat zal moeten worden. Het is aan Enexis om voldoende feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die de hoogte van de schade voldoende aannemelijk maken.
5.6.
De stelling van Enexis dat er negen oogsten zijn geweest, berust op de volgende drie pijlers.
(i)
Het aangetroffen materiaal
5.7.
Enexis stelt dat de aangetroffen apparatuur sterk vervuild was en dat er kalkaanslag en restafval op de grond lag. Ook zijn er materialen om te knippen en drogen aangetroffen en was een aparte droogruimte aanwezig met hennepresten. Daarbij zijn diverse (lege) verpakkingen van groeimiddelen/bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Op de elektrasnoeren die in een kweekruimte zijn gevonden, staat een productiedatum van 16 september 2015 vermeld, aldus Enexis. [gedaagde] weerspreekt de stellingen van Enexis niet, maar betwist dat op basis daarvan de conclusie kan worden getrokken dat sprake is geweest van negen oogsten, zeker niet omdat de apparatuur volgens [gedaagde] tweedehands is aangeschaft. De rechtbank deelt dat standpunt van [gedaagde]. Uit de mate van vervuiling van het aangetroffen materiaal kan hooguit worden afgeleid dat er vermoedelijk meer dan één oogst is geweest, maar niet hoeveel.
(ii)
De stroomonderbreking op 16 april 2018
5.8.
Enexis baseert zich verder op het feit dat op 16 april 2018 op het verbruiksadres een stroomonderbreking heeft plaatsgevonden van circa vier minuten. Volgens Enexis is de meterkast tijdens deze onderbreking gemanipuleerd en moet ervan worden uitgegaan dat de diefstal van stroom vanaf dat moment heeft aangevangen. Gezien het feit dat een voltooide oogst tien weken in beslag neemt, zouden er in de periode van 16 april 2018 (datum stroomonderbreking) tot en met 28 januari 2020 (datum inval politie) negen oogsten hebben plaatsgevonden. Ter onderbouwing heeft Enexis als productie 15 een overzicht van de zogenaamde “powerdowns” en “powerups” op het verbruiksadres ingebracht. Daarop staan vier verschillende data waarop een stroomonderbreking heeft plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Enexis toegelicht dat al deze stroomonderbrekingen niet te wijten zijn aan storingen: die zijn al uit het overzicht gefilterd. [gedaagde] heeft er vervolgens op gewezen dat het niet mogelijk is om een meterkast in vier minuten aan te passen. Daarnaast heeft [gedaagde] geconstateerd dat er meerdere stroomonderbrekingen zijn en het niet duidelijk is waarom juist deze datum als uitgangspunt wordt genomen (en niet bijvoorbeeld 31 juli 2018, waarbij de stroomonderbreking circa twaalf minuten duurde).
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat Enexis niet inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre de stroomonderbreking van 16 april 2018 zich onderscheidt van de andere in het overzicht opgesomde stroomonderbrekingen. Daardoor is niet komen vast te staan dat op dat moment de meterkast is gemanipuleerd. Daar komt bij dat uit het door Enexis ingebrachte overzicht van de stroomonderbrekingen niet kan worden afgeleid over welke periode het document gaat. De eerste powerdown die wordt vermeld was op 4 januari 2018 en de laatste op 31 juli 2018. Niet uit te sluiten valt dat er na 31 juli 2018 nog meer stroomonderbrekingen hebben plaatsgevonden, tijdens welke de illegale aansluiting kan zijn gerealiseerd. Kortom, de rechtbank volgt Enexis niet in haar stelling dat er vanaf 16 april 2018 is aangevangen met het illegaal wegnemen van stroom. Het aantal oogsten kan dus ook niet aan de hand van die omstandigheid worden bepaald.
5.10.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat zij zich bewust is van het feit dat de meervoudige strafkamer in het ontnemingsvonnis 16 april 2018 wél als aanvangsdatum heeft genomen voor de diefstal met verbreking. Het enkele feit dat [gedaagde] voor een bepaalde periode strafrechtelijk veroordeeld is, brengt echter niet mee dat de rechtbank in de civiele procedure aan dat oordeel gebonden is. In het strafrecht gelden nu eenmaal andere toetsingskaders dan in het civiele recht. Bovendien geldt dat de oordelen in het strafrechtelijke traject ook niet onherroepelijk zijn.
(iii)
Het waterverbruik
5.11.
Enexis verwijst tot slot naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, waarin het aantal oogsten aan de hand van het waterverbruik van [gedaagde] is berekend. In het rapport wordt beschreven dat de politie bij de doorzoeking van 28 januari 2020 groei- en bestrijdingsmiddelen heeft aangetroffen. Op de verpakking daarvan staat dat de mengverhouding 25 milliliter groeimiddel op 10 liter water is. De politie heeft vervolgens het aantal lege verpakkingen geteld en is tot de conclusie gekomen dat er vijfhonderd liter groeimiddel is gebruikt. Dat houdt in dat er 200.000 liter water zou zijn verbruikt. Eén hennepplant heeft per oogst circa 16,35 liter water nodig. Dat betekent dat er (200.000/16,35=) 12.232 hennepplanten zijn bewaterd in de hennepkwekerij van [gedaagde]. Gelet op het aantal aangetroffen hennepplanten op 28 januari 2020, zouden er – afgerond in het voordeel van [gedaagde] – negen eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
5.12.
[gedaagde] betwist de juistheid van de in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel neergelegde berekening. [gedaagde] weerspreekt dat alle door de politie aangetroffen verpakkingen leeg waren. [gedaagde] verwijst daarnaast naar het bij Vitens opgevraagde waterverbruik van de [adres] over de voorgaande jaren:
Opnamedatum (…) Jaarverbruik
30-10-2019 56m³
15-11-2018 62m³
06-11-2017 49m³
26-10-2016 49m³
15-11-2015 39m³
28-10-2014 26m³
05-11-2013 17m³
25-10-2012 24m³
[gedaagde] voert aan de hand van het historisch waterverbruik aan dat er in 2018 en 2019 in totaal 118m³ water is verbruikt – en niet 200m³ liter water, zoals in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel wordt voorgehouden. Bovendien moet ook nog rekening worden gehouden met het normale waterverbruik van [gedaagde]. Dit was over de jaren 2012 tot en met 2017 gemiddeld 34m³. Dit zou betekenen dat er in de jaren 2018 en 2019 een extra verbruik zou zijn van (118m³ - 68m³ (= 34+34)=) 50m³. Dat is vier keer minder dan waar Enexis van uitgaat. Rekening houdend met een verbruik van 50.000 liter, afgezet tegen 16,35 liter per hennepplant, zouden er 3.058 hennepplanten zijn bewaterd in de hennepkwekerij van [gedaagde]. Gelet op het aantal aangetroffen hennepplanten op 28 januari 2020, zouden er – afgerond in het voordeel van [gedaagde] – twee eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
5.13.
Enexis heeft tijdens de zitting gesteld dat niet uit te sluiten is dat er op een andere manier water is aangevoerd, zodat er in werkelijkheid meer water kan zijn verbruikt dan in het overzicht van Vitens is vermeld. De rechtbank zal deze stelling, als niet concreet onderbouwd, terzijde schuiven en het historisch waterverbruik van Vitens als uitgangspunt nemen. Die beslissing brengt mee dat de in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel neergelegde berekening niet gevolgd kan worden. Daar wordt namelijk gerekend met een waterverbruik van 200m³, gebaseerd op het aantal aangetroffen (lege) verpakkingen van groei- en bestrijdingsmiddelen, terwijl uit het overzicht van Vitens blijkt van een werkelijk verbruik van 118m³. Dat rijmt niet met elkaar en de rechtbank hecht in dit geval meer waarde aan de gemeten gegevens van Vitens.
5.14.
Enexis heeft tijdens de zitting de stelling ingenomen dat sprake is van een bedrijfspand en niet van een normaal huishouden, zodat geen rekening hoeft te worden gehouden met een normaal waterverbruik. Voor zover dat in de stellingen van Enexis besloten ligt, kan de rechtbank niet goed volgen dat ervan uitgegaan moet worden dat de totale hoeveelheid verbruikt water integraal is ingezet voor de hennepkwekerij. De rechtbank weegt daarbij mee dat in de voorgaande jaren, waarbij het uitgangspunt is dat er toen nog geen hennepkwekerij op het verbruiksadres aanwezig was, ook een normale verbruikshoeveelheid is geweest. Dit maakt dat de rechtbank niet het volledige waterverbruik zal toerekenen aan de hennepkwekerij. De rechtbank zal het normale waterverbruik bepalen aan de hand van het gemiddelde historisch waterverbruik vanaf 2012 tot en met 2017, omdat in die periode nog geen sprake was van een hennepkwekerij. Dit komt neer op een verbruik van 34m³ jaarlijks.
5.15.
De rechtbank zal het normale waterverbruik vervolgens in mindering brengen op het totale waterverbruik over de jaren 2018 en 2019. Hoewel de aanvangsdatum van de hennepkwekerij niet kan worden vastgesteld, volgt uit het overzicht van Vitens wel dat het waterverbruik in de jaren 2018 en 2019 significant afwijkt van het verbruik van een eenpersoonshuishouden van 46m³. Bovendien is zowel Enexis als [gedaagde] in haar c.q. zijn berekening uitgegaan van de jaren 2018 en 2019. Dit houdt in dat er in de jaren 2018 en 2019 een extra verbruik zou zijn van (118m³ - 68m³ (= 34+34)=) 50m³. Rekening houdend met een verbruik van 50.000 liter, afgezet tegen 16,35 liter per hennepplant, zijn er (afgerond) 3.058 hennepplanten bewaterd in de hennepkwekerij van [gedaagde]. De politie heeft bij de inval 1.317 hennepplanten aangetroffen. Dat betekent dat er 2,32 oogsten hebben plaatsgevonden. De rechtbank wil zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid blijven en ziet geen reden om dit getal naar boven of beneden af te ronden. Dat past ook bij het feit dat de hennepplanten in de vier kweekruimtes zich in verschillende groeistadia bevonden. Hierdoor is het mogelijk dat er in de ene ruimte drie keer is geoogst en in de andere ruimte twee keer.
5.16.
Enexis heeft aan de hand van de aangetroffen apparatuur berekend wat [gedaagde] in totaal illegaal aan kilowattuur (kWh) heeft weggenomen, namelijk (afgerond) 592.549. Het tarief per kWh bedroeg ten tijde van de inval van de politie € 0,0632. De schade wegens illegaal elektriciteitsverbruik bedraagt daarmee (592.549 x € 0,0632=) € 37.449,10. [gedaagde] heeft deze berekening niet weersproken, zodat de rechtbank daarbij zal aansluiten. Daarbij geldt wel als kanttekening dat het totaalbedrag is gebaseerd op negen oogsten. De rechtbank zal het bedrag dan ook delen door negen en vermenigvuldigen met 2,32. Dit komt neer op een bedrag van € 9.653,55.
Conclusie
5.17.
[gedaagde] moet aan Enexis een schadevergoeding van (€3.319,01 + €9.653,55=)
€ 12.972,56 betalen. Enexis vordert primair dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2020 en subsidiair vanaf 25 februari 2020. De rechtbank overweegt dat [gedaagde] voor het eerst is gesommeerd tot betaling van het gehele bedrag op 28 februari 2020. De aanvangsdatum van de wettelijke rente zal dan ook worden bepaald op veertien dagen daarna (zijnde de betalingstermijn van Enexis), namelijk op 13 maart 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.18.
Enexis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Enexis heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en heeft daarom recht op een vergoeding voor die kosten. De vordering van € 1.182,68 (bij € 40.768,13 aan hoofdsom) als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 904,73 (bij € 12.972,56 aan hoofdsom). De rechtbank wijst daarom € 904,73 toe.
Proceskosten
5.19.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen (het toegewezen bedrag is fors minder dan het gevorderde bedrag), zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Enexis te betalen een bedrag van € 12.972,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 13 maart 2020 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Enexis te betalen een bedrag van € 904,73 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024. (ED)