ECLI:NL:RBOVE:2024:2650

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10685808 \ CV EXPL 23-1970
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en bevoegdheid van eiser na faillissement van GmbH

In deze zaak vordert eiser, handelend onder de naam van een eenmanszaak, betaling van drie facturen van gedaagde, een uitzendbureau. Eiser stelt dat hij de vorderingen van een failliete GmbH op gedaagde heeft overgenomen. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat de GmbH failliet is verklaard, waardoor eiser niet bevoegd is om gedaagde in rechte te betrekken. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van gedaagde slaagt en wijst de vorderingen van eiser af. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij de vorderingen van de GmbH heeft overgenomen. De kantonrechter wijst de vorderingen af en veroordeelt eiser in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 14 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10685808 \ CV EXPL 23-1970
Vonnis van 14 mei 2024
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf],
te [vestigingsplaats 1], Zwitserland,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. B. Vermeirssen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. F. Kolkman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 november 2023,
- de akte van [eiser] van 8 maart 2024 met producties 8 t/m 10,
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2024,
- de pleitnota van [gedaagde],
- het bericht van [eiser] van 16 april 2024 met het verzoek tot uitstel voor het indienen van een akte,
- het bericht van [gedaagde] van 16 april 2024 met bezwaar tegen het uitstelverzoek,
- het e-mailbericht van de griffie van de rechtbank Overijssel van 16 april 2024 waarin het verzoek tot uitstel wordt afgewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[eiser] vordert betaling van drie facturen van [gedaagde]. [eiser] stelt dat hij als eenmanszaak de vorderingen van [bedrijf] GmbH op [gedaagde] heeft overgenomen. [gedaagde] betwist de vordering en voert o.a. aan dat [bedrijf] GmbH failliet is en dat [eiser] daarom niet bevoegd is om [gedaagde] in rechte te betrekken. Dit verweer slaagt. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is een uitzendbureau/detacheringsbureau onder andere op het gebied van montage van zendmasten voor gsm- en G3/G4-dataverkeer.
3.2.
[eiser] was 100% aandeelhouder en enig directeur van [bedrijf] GmbH.
3.3.
[bedrijf] GmbH is bij vonnis van de rechtbank Leipzig van 22 november 2018 in staat van faillissement verklaard. De inschrijving van [eiser] als bestuurder van [bedrijf] GmbH is geschrapt per 26 juli 2023. Het faillissement van [bedrijf] GmbH is, voor zover bekend, nog niet afgewikkeld.
3.4.
[eiser] heeft op 26 juli 2019 een Zwitserse eenmanszaak met de naam “[bedrijf]” gestart.
3.5.
[bedrijf] GmbH heeft bij brief d.d. 28 december 2017 gericht aan [eiser] het volgende opgeschreven, waarbij hieronder de door [eiser] verstrekte Nederlandse vertaling van deze brief is weergegeven:
(..)Overeenkomst om [bedrijf] GmbH over te nemen
Klanten, bestellingen, inputs/outputs, bedrijfsmiddelen, etc.
Geachte heer [eiser],
Verwijzend naar de gevoerde gesprekken over de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] GmbH in Duitsland, zowel met de landelijke contractmaatregelen als in onderdelen Europa en de daarbij behorende veiligheidsprincipes neemt [bedrijf] als eenmanszaak (eigenaar [eiser]) en [bedrijf] AG (ook hier eigenaar [eiser]) over de klanten/bestellingen/werknemers/bedrijfsmiddelen/ein-/uitgaven van [bedrijf] GmbH vanaf het tijdstip 1-1-2018 tot aan de geleidelijke vrijgave van de activiteiten van het TelkoProject GmbH.
De eenmanszaak gevestigd in [adres] is in alle registers vermeld.
[bedrijf] AG is momenteel geregistreerd en later beheerd onder hetzelfde registratienummer (vanwege dezelfde eigenaar) na registratie.
Kennis van de beveiligingseisen en de afhandeling van dergelijke gevoelige projecten met het oog op volledigheid worden daarom alle activiteiten en bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] GmbH in Leipzig overgedragen naar de eenmanszaak van [bedrijf] en [bedrijf] AG in [vestigingsplaats 1].
Een actuele overdrachtslijst en een stapsgewijze afhandeling zijn bij de overeenkomst inbegrepen. (...)
3.6.
[bedrijf] GmbH heeft aan [gedaagde] facturen geadresseerd, op de navolgende data en met de navolgende factuurbedragen:
  • 13 september 2018 ad € 9.650,-
  • 25 september 2018 ad € 4.000,-
  • 29 september 2018 ad € 2.400,-
3.7.
Bij brief van 13 juni 2019 heeft de advocaat van [bedrijf] GmbH [gedaagde] aan voornoemde facturen herinnerd en verzocht tot betaling over te gaan.
3.8.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft de advocaat van [gedaagde] gereageerd op de ingebrekestelling van [bedrijf] GmbH. In deze brief is namens [gedaagde] de vordering betwist en wordt gevraagd om het toesturen van bewijstukken.
3.9.
Bij brief van 7 mei 2021 heeft de advocaat van [bedrijf] GmbH stukken toegezonden aan de advocaat van [gedaagde]. Op 2 juli 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] hierop gereageerd. [gedaagde] betwist de overeenkomst.
3.10.
Op 13 juli 2023 heeft de advocaat van [bedrijf] GmbH een e-mail gestuurd aan de advocaat van [gedaagde] en daarbij de eerdere correspondentie bijgevoegd. [eiser] is vervolgens overgegaan tot dagvaarding.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis - samengevat - om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 16.050,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 15 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [gedaagde] en [bedrijf] GmbH zijn in augustus 2018 een overeenkomst aangegaan, op grond waarvan [bedrijf] GmbH telecomwerkzaamheden voor [gedaagde] zou uitvoeren. [gedaagde] heeft die werkzaamheden uitgevoerd, daarover is gecommuniceerd en er zijn facturen en sommaties verstuurd. [eiser] was 100% aandeelhouder en enig directeur van [bedrijf] GmbH. De Duitse GmbH is opgeheven en de werkzaamheden zijn voortgezet als Zwitserse eenmanszaak “[bedrijf]”. [eiser] stelt dat deze eenmanszaak de opvolger is van [bedrijf] GmbH, waarmee de vordering op [gedaagde] is overgegaan op [eiser].
4.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van [eiser]. [gedaagde] voert o.a. aan dat [bedrijf] GmbH bij vonnis van de rechtbank Leipzig van 22 november 2018 in staat van faillissement is verklaard. Uit het Unternehmensregister blijkt dat de inschrijving van [eiser] als bestuurder van [bedrijf] GmbH is geschrapt per 26 juli 2023. [gedaagde] stelt dat nu het faillissement van [bedrijf] GmbH niet is afgewikkeld [eiser] niet bevoegd is om [gedaagde] in rechte te betrekken voor een vermeende vordering van [bedrijf] GmbH. Reeds op deze grond dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen, althans dienen de vorderingen van [eiser] te worden afgewezen. Voorts betwist [gedaagde] dat tussen haar en [bedrijf] GmbH een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Bevoegdheid
5.1.
Omdat [eiser] in Zwitserland is gevestigd en [gedaagde] in Nederland heeft deze zaak een internationaal karakter. Daarom moet eerst ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
5.2.
De bevoegdheid van de rechter dient te worden getoetst aan de bepalingen uit de Brussel I-bis-Verordening. Het uitgangspunt van de Brussel I-bis-Verordening is dat de rechter in de lidstaat waar gedaagde is gevestigd, bevoegd is kennis te nemen van de vordering. Dit volgt uit artikel 4 van deze Verordening. [gedaagde] is gevestigd in Almelo, zodat de Nederlands rechter bevoegd is.
Toepasselijk recht
5.3.
In deze zaak stelt [eiser] dat [gedaagde] en [bedrijf] GmbH in augustus 2018 een overeenkomst zijn aangegaan, waarin [bedrijf] GmbH telecomwerkzaamheden in Duitsland heeft uitgevoerd. [eiser] stelt dat het Nederlandse recht van toepassing is omdat partijen dit zijn overeengekomen. [gedaagde] betwist dit en heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de werkzaamheden in Duitsland zijn uitgevoerd en dat daarom het Duitse recht van toepassing is. De overeenkomst waar [eiser] naar verwijst is niet ondertekend door partijen. Dit betekent dat er geen sprake is van een rechtskeuze.
5.4.
De vraag van meer formele aard die in deze procedure centraal staat is of [eiser] een vordering op [gedaagde] heeft of dat [bedrijf] GmbH dat heeft. Daarna komt zo nodig de vraag van meer materiële aard aan de orde of de vordering van, in dat geval [eiser], toewijsbaar is. Nu de (Duitse) [bedrijf] GmbH haar vordering op [gedaagde] aan [eiser] zou hebben overgedragen, moet [eiser] stellen en bij betwisting eventueel bewijzen dat hij op grond van het Duitse recht rechthebbende met betrekking tot de (beweerdelijke) vordering op [gedaagde] is.. In artikel 10:3 BW is bepaald dat (ongeacht de toepasselijkheid van buitenlands recht) op de wijze van het procederen het Nederlandse procesrecht – zoals onder meer neergelegd in Rv – van toepassing blijft. Daaronder valt, volgens vaste rechtspraak, ook de uit artikel 150 Rv voortvloeiende stelplicht.
Stelplicht
5.5.
[eiser] is de partij die zich op het standpunt stelt dat de vorderingen van de failliete [bedrijf] GmbH op hem zijn overgegaan en dat de curator in Duitsland hier toestemming voor heeft gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aan de kantonrechter gevraagd om de zaak twee weken aan te houden voor het indienen van stukken van de Duitse curator waaruit moet blijken dat [eiser] gerechtigd is de vorderingen op [gedaagde] te innen. De kantonrechter heeft [eiser] vier weken de tijd gegeven voor het indienen van die stukken. Het is [eiser] niet gelukt om een verklaring van de curator of andere stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij vorderingsgerechtigd is.
5.6.
[gedaagde] heeft de vorderingen van [eiser] gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het faillissement van [bedrijf] GmbH nog niet is afgewikkeld en dat [eiser] daarom niet bevoegd kan zijn om [gedaagde] in rechte te betrekken voor een vermeende vordering van [bedrijf] GmbH. [gedaagde] betwist dat [eiser] haar in rechte kan betrekken voor een beweerdelijke vordering van een failliet verklaarde Duitse vennootschap.
5.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit § 398 BGB [1] volgt kort gezegd dat een vordering, vergelijkbaar met het Nederlandse recht op dit punt, door middel van een overeenkomst (een contract) kan worden overgedragen. De door [eiser] gestelde overdracht van de vorderingen van [bedrijf] GmbH kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden gelezen in de door [eiser] zelf opgestelde (door [gedaagde] betwiste) overeenkomst van 28 december 2017 waarin staat dat [eiser] als eenmanszaak en [bedrijf] AG ‘
de klanten/bestellingen/werknemers/bedrijfsmiddelen/
ein- en/uitgaven’ overnemen van [bedrijf] GmbH. Dit oordeel berust op het volgende.
5.8.
[eiser] stelt zelf dat de overeenkomst tussen [bedrijf] GmbH en [gedaagde] in augustus 2018 is gesloten. Dit is niet in lijn met de overeenkomst van 28 december 2017 want die was immers eerder en de overeenkomst met [gedaagde] zou in de visie van [eiser] dus met hem en/of [bedrijf] AG gesloten moeten zijn, althans dat ligt, gegeven de tekst van de overeenkomst, voor de hand. De facturen waarvan [eiser] betaling vordert zijn ook door [bedrijf] GmbH uitgeschreven.
5.9.
[gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat de eenmanszaak van [eiser] op 26 juli 2019 is opgericht en dat is na de datum van de overeenkomst van 28 december 2017 waarin onder meer de eenmanszaak [eiser] als partij optreedt. Dat is chronologisch gezien niet logisch.
5.10.
Alleen [eiser] treedt als eiser in deze procedure op, maar de overeenkomst vermeldt ook [bedrijf] AG als overnemende partij. Onduidelijk is hoe dit zich tot elkaar verhoudt.
5.11.
De overeenkomst vermeldt niet uitdrukkelijk dat de vorderingen, ook de toekomstige zoals die op [gedaagde], aan [eiser] en TelkoPojekt AG worden overgedragen. Hoewel de overeenkomst die wel noemt, is een ‘
actuele overdrachtslijst’ niet bij de door [eiser] overgelegde overeenkomst gevoegd.
5.12.
Als [eiser] rechthebbende met betrekking tot de vordering is, dan is niet goed te verklaren dat de advocaat van [eiser] vanaf 2019 namens [bedrijf] GmbH met [gedaagde] over de onderhavige facturen heeft gecorrespondeerd.
5.13.
Gegeven deze vragen en opmerkingen bij de door [eiser] opgestelde overeenkomst van 28 december 2017 in relatie tot de overige feiten en omstandigheden, welke vragen en opmerkingen onopgehelderd zijn en de omstandigheid dat [bedrijf] GmbH kort na de datering van de drie facturen failliet is verklaard, is (de advocaat van) [eiser] tijdens de mondelinge behandeling verzocht een verklaring van de Duitse curator over te leggen waaruit volgt dat [eiser] rechthebbende met betrekking tot de vorderingen is. Die verklaring is niet binnen de afgesproken termijn van vier weken overgelegd en de kantonrechter heeft, gehoord het bezwaar van [gedaagde], niet ingestemd met een verlenging van deze termijn tot een datum in juni 2024 zoals was verzocht. Het was immers redelijkerwijs te voorzien dat de overeenkomst van 28 december 2017 vragen zou oproepen en [eiser] had daarop kunnen en behoren te anticiperen. [gedaagde] heeft er recht op dat de procedure niet nodeloos vertraging oploopt.
Conclusie
5.14.
Dit leidt tot het oordeel dat [eiser] onvoldoende feitelijke basis heeft gegeven om tot het oordeel te komen dat hij de (beweerdelijke) vorderingen van [bedrijf] GmbH op [gedaagde] heeft overgenomen. [eiser] heeft dus niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. De kantonrechter wijst de vorderingen af.
5.15.
Dit betekent dat aan de beoordeling van alle overige naar voren gebrachte stellingen en weren niet wordt toegekomen.
Proceskosten
5.16.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser], niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.De paragraaf luidt: Eine Forderung kann von dem Gläubiger durch Vertrag mit einem anderen auf diesen übertragen werden (Abtretung). Mit dem Abschluss des Vertrags tritt der neue Gläubiger an die Stelle des bisherigen Gläubigers.