ECLI:NL:RBOVE:2024:2648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10641769 \ CV EXPL 23-1729
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. A.M. van Diggele
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur voor reparatiewerkzaamheden aan auto en vorderingen inzake inkoopfacturen

In deze zaak heeft partij A, een V.O.F., in opdracht van partij B reparatiewerkzaamheden aan diens auto verricht. Partij A heeft een factuur van € 1.645,13 gestuurd, die partij B niet heeft betaald. Partij B betwist de betaling, omdat hij meent dat de kosten te hoog zijn in verhouding tot de werkelijke prijs van de gebruikte onderdelen. Tevens vordert partij B inzage in de inkoopfacturen en een schadevergoeding van € 500,00. De kantonrechter heeft geoordeeld dat partij B de factuur moet betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van partij B zijn afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was voor de reparatie van de auto voor een vaste prijs, en dat partij B niet voldoende heeft onderbouwd dat hij is misleid over de prijzen van de onderdelen. De kantonrechter heeft de vordering van partij A volledig toegewezen en de vorderingen van partij B afgewezen, inclusief de verzoeken om inzage in de inkoopfacturen en schadevergoeding. Partij B is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10641769 \ CV EXPL 23-1729
Vonnis van 14 mei 2024
in de zaak van

1.[partij A 1] V.O.F.,

te [vestigingsplaats],
2.
[partij A 2],
te [woonplaats 1],
3.
[partij A 3],
te [woonplaats 2],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A],
gemachtigde: Weersink Incasso, Juridische Zaken & Debiteurenbeheer,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 3],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot nu toe verwijst de kantonrechter naar haar tussenvonnis van 19 september 2023. Daarin is een mondelinge behandeling gelast. Na ontvangst van de verhinderdata van partijen, is de mondelinge behandeling bepaald op 21 november 2023. Op die mondelinge behandeling zijn [partij A] in persoon verschenen en heeft [partij B], nadat de kantonrechter met hem contact opnam, de mondelinge behandeling telefonisch bijgewoond. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft [partij B] de kantonrechter gewraakt, waarna de zitting is geschorst. Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgesteld. Het wrakingsverzoek is op 14 december 2023 ongegrond verklaard. De hervatting van de mondelinge behandeling is, na opgave van de verhinderdata door partijen, gepland voor 28 maart 2024. Op 14 maart 2024 hebben [partij A] een akte van uitlating ingediend, ten behoeve van de mondelinge behandeling. Op 27 maart 2024 deed [partij B] een verzoek om uitstel, dan wel tot het houden van een digitale zitting. Na ontvangst van de reactie van [partij A] heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen. Vervolgens verzocht [partij B] dezelfde dag opnieuw om uitstel. In reactie hebben [partij A] laten weten hiermee in te kunnen stemmen, mits de mondelinge behandeling op korte termijn zou plaatsvinden en [partij B] daarbij aanwezig zou zijn. De kantonrechter heeft het verzoek tot uitstel toegewezen. Na ontvangst van de verhinderdata van partijen, is de mondelinge behandeling gepland op 10 april 2024. Op die mondelinge behandeling zijn [partij A] wel verschenen en is [partij B] (zonder kennisgeving) niet verschenen.
1.2.
De kantonrechter is voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De samenvatting

2.1.
[partij A] heeft in opdracht en voor rekening van [partij B] reparatiewerkzaamheden aan zijn auto verricht. [partij A] heeft hiervoor een factuur gestuurd, die [partij B] niet heeft betaald. [partij B] betoogt dat hij de factuur niet hoeft te betalen, omdat het bedrag te hoog is in verhouding tot de werkelijke prijs van de door [partij A] gebruikte onderdelen. Zelf vordert [partij B] van [partij A] inzage in de inkoopfacturen en een schadevergoeding van € 500,00.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat [partij B] de factuur moet betalen. Ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten komen voor rekening van [partij B], net als de proceskosten. De vorderingen van [partij B] worden afgewezen. Hieronder wordt dit oordeel gemotiveerd.

3.De feiten

3.1.
Op 7 september 2022 heeft [partij B] opdracht gegeven aan [partij A] om zijn auto te repareren. In dit kader zijn tussen partijen de volgende whatsapp-berichten (voor zover relevant) verstuurd:
[partij A]:
‘Goedemorgen meneer [partij B], ik heb ondertussen wel wat gevonden voor de Twingo. Ik ben bang dat de kosten u wel wat zullen tegenvallen. Als ik alles nieuw origineel zou bestellen, zullen de kosten op 3000,- euro incl btw uitkomen. Met wat ik gebruikt kan vinden, kunnen we de kosten reduceren tot 1600,- incl btw.’
[partij B]:
‘Goedemorgen meneer vos, als wij een betalingsregeling kunnen treffen kunnen we het regelen. Zou het in 3 termijnen mogen van 550 startende einde van de maandv’
[partij A]:
‘ik vind het prima’(…)
‘Ga ik snel de onderdelen regelen’.
[partij B]:
‘Zit er ook apk bij?’
[partij A]:
‘Zal de keuring erbij doen, eventuele mankementen niet’
3.2.
[partij A] hebben de auto bij [partij B] opgehaald en een leenauto aan hem ter beschikking gesteld. Daarmee heeft [partij B] ruim 2.400 km gereden. Ook is door [partij B] schade aan de leenauto veroorzaakt. Hiervoor zijn door [partij A] geen kosten in rekening gebracht.
3.3.
Op 30 september 2022 sturen [partij A] de factuur aan [partij B] ter hoogte van € 1.645,13 incl. btw. Op deze factuur en de bijlage staan als in rekening gebrachte posten excl. btw
‘stuurkogel 37,70’en
‘Afgesproken Prijs 1322,31’. De betalingstermijn is binnen 30 dagen na factuurdatum.
3.4.
Op 4 oktober 2022 stuurt [partij B] aan [partij A] per whatsapp-bericht dat hij de factuur heeft ontvangen en
‘einde maand de termijn erin(zal)
zetten 620€’.
3.5.
Op 27 maart 2023 stuurt de gemachtigde van [partij A] een sommatiebrief aan [partij B].
3.6.
Op 27 maart 2023 stuurt [partij B] in reactie op de sommatiebrief (samengevat) dat hij ‘behoorlijke oplichting’ vermoedt en de inkoopfacturen wil zien van de onderdelen. [partij B] schrijft dat hem door [partij A] is verteld dat er geheel nieuwe onderdelen zijn gemonteerd, maar dat uit een second opinion blijkt dat ‘goedkope tweedehands gebruikte onderdelen’ zijn gebruikt.
3.7.
Op 11 april 2023 schrijft de gemachtigde van [partij A] aan [partij B] (samengevat) dat conform afspraak gebruikte onderdelen zijn gemonteerd en een vaste prijs is afgesproken voor de reparatie. Niet is verteld dat er nieuwe onderdelen zijn gemonteerd. Ook nodigen [partij A] [partij B] uit om gezamenlijk (met de second opinion) de bezwaren van [partij B] te verifiëren in de werkplaats.
3.8.
Op 11 april 2023 schrijft [partij B] aan [partij A] samengevat, dat hij niet verder met hen wenst te communiceren totdat hij de gewenste inkoopfacturen krijgt.
3.9.
[partij A] heeft deze inzage geweigerd.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] verzoeken de kantonrechter om [partij B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan [partij A] € 1.928,86 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 1.645,13 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betalen en daarnaast om [partij B] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[partij B] voert verweer tegen deze vordering.
in reconventie
4.3.
[partij B] verzoekt de kantonrechter om [partij A] bij vonnis te veroordelen om aan [partij B] hun inkoopfacturen te sturen en daarnaast € 500,00 schadevergoeding te betalen.
4.4.
[partij A] voeren verweer tegen deze vordering.
4.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en reconventie wordt hierna, voor zover nodig voor de beoordeling, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
[partij A] vorderen nakoming (artikel 3:296 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) door [partij B] van de betalingsverplichting die op hem rust, op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst. Volgens [partij A] houdt die afspraak in dat zij de auto van [partij B] zouden repareren en een apk-keuring zouden uitvoeren voor een vaste prijs van € 1.600,00 incl. btw, waarbij de eventuele reparaties of nieuwe onderdelen voor mankementen die uit de apk-keuring komen los in rekening gebracht zouden worden.
5.2.
In deze procedure betwist [partij B] niet dat deze afspraak is gemaakt, maar stelt hij dat de door [partij A] voorgestelde kosten buitensporig hoog zijn. [partij B] heeft ‘als leek’ akkoord gegeven op de prijs, omdat hij meende dat de hem voorgehouden prijzen van auto-onderdelen juist waren. Pas later ontdekte [partij B] dat de onderdelen veel goedkoper verkrijgbaar waren. De kantonrechter vat dit op als een beroep op dwaling.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het er over eens dat zij een overeenkomst hebben gesloten voor het repareren van de auto van [partij B], voor een bedrag van € 1.600,- incl. btw. Ook staat vast dat [partij A] de auto hebben gerepareerd en de daarvoor met [partij B] afgesproken prijs in rekening hebben gebracht. Daarnaast is een bedrag in rekening gebracht voor een onderdeel dat nodig was voor de apk.
5.4.
Op grond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW, is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, vernietigbaar als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij. [partij B] heeft weliswaar gesteld dat [partij A] hem verkeerd heeft voorgelicht over de prijzen van de onderdelen, maar dit heeft hij niet geconcretiseerd of onderbouwd (bijvoorbeeld met de door hem genoemde second opinion). Evenmin heeft [partij B] aangegeven welke onjuiste inlichtingen [partij A] over welke onderdelen zou hebben gegeven. [partij A] hebben betwist dat zij [partij B] verkeerd hebben ingelicht over de (prijzen van de) onderdelen. Ter zitting hebben [partij A] onderbouwd toegelicht dat zij de onderdelen hebben ingekocht voor ongeveer € 700,00 excl. btw en er 19 uren werk in de auto van [partij B] zitten, zodat de hoogte van de factuur erg redelijk is. Gelet op het voorgaande is het beroep op dwaling door [partij B] onvoldoende onderbouwd en slaagt niet. Dat betekent dat de overeenkomst tussen [partij A] en [partij B] in stand blijft en door [partij B] moet worden nagekomen. [partij B] moet de factuur van [partij A] ter hoogte van € 1.645,13 betalen, inclusief de tot de dagvaarding verschuldigde wettelijke rente daarover van € 36,96.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.5.
[partij A] vorderen een bedrag van € 246,77 aan buitengerechtelijke incassokosten. [partij A] hebben aan [partij B] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.6.
De conclusie is dat [partij B] aan [partij A] moet betalen een bedrag van € 1.928,86 (€ 1.645,13 + € 36,96 + € 246,77). De vordering van [partij A] wordt volledig toegewezen.
in reconventie
5.7.
Ten eerste vordert [partij B] inzage van [partij A] in de inkoopfacturen van de onderdelen die bij de reparatie van zijn auto zijn gebruikt. Deze vordering wordt afgewezen, omdat [partij B] daarbij geen belang heeft (artikel 3:303 BW). [partij B] heeft een totaalprijs voor de reparatie afgesproken met [partij A], waardoor de inkoopfacturen niet relevant zijn. Ook heeft [partij A] bij akte de inkoopfacturen in het geding gebracht, waarmee feitelijk is voldaan aan de vordering van [partij B].
5.8.
Ten tweede vordert [partij B] een bedrag van € 500,00 van [partij A] ‘voor werkzaamheden en inspanning in dit dossier’. [partij A] hebben deze vordering betwist. De schadevergoedingsvordering van [partij B] wordt afgewezen. [partij B] heeft niet concreet gemaakt wat de (juridische en feitelijke) grondslag is van dit bedrag en hij heeft de hoogte daarvan niet onderbouwd. Voor zover [partij B] doelt op het verkrijgen van een vergoeding voor zijn werkzaamheden ten behoeve van deze procedure, geldt dat zijn werkzaamheden niet voor vergoeding in aanmerking komen. Een partij die in het gelijk wordt gesteld kan in beginsel alleen de werkzaamheden van een advocaat of gemachtigde vergoed krijgen, waarvan de hoogte van de vergoeding wordt berekend conform liquidatietarief. Nu [partij B] in persoon procedeert en in het ongelijk is gesteld, kan hij daar geen aanspraak op maken.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [partij B] worden afgewezen.
Proceskosten in conventie en reconventie
5.10.
[partij B] is in conventie en reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,70
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde conventie
612,00
(3,00 [1] punten × € 204,00)
- salaris gemachtigde reconventie
135,50
(0,50 punten × € 271,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.325,20

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.928,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.645,13, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
6.2.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
in conventie en in reconventie
6.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 1.325,20, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.1. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.1 punt voor de dagvaarding en 2 punten voor de mondelinge behandelingen.