ECLI:NL:RBOVE:2024:2635

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/08/288317 / HA ZA 22-399
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot medewerking aan aandelenovername en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [partij A] B.V. en de besloten vennootschappen [partij B 1] B.V. en [partij B 2]. De rechtbank heeft partij B 2 bevolen om mee te werken aan de overname van de door partij A gehouden aandelen in partij B 1. Tevens is bepaald dat de kosten van de notaris voor rekening van partij B 2 komen. De rechtbank heeft de vorderingen in reconventie afgewezen.

De procedure volgde op een eerder vonnis van 21 februari 2024, waarin de rechtbank al een eindvonnis had gewezen met betrekking tot een geschil over een managementovereenkomst. In dat vonnis was partij B 1 veroordeeld tot betaling aan partij A van bepaalde bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partij A als gevolg van de omstandigheden een beknelde aandeelhouder is geworden, wat aanleiding gaf tot de huidige vordering tot uittreding.

De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de aandelen van partij A op nihil kan worden vastgesteld, maar dat de overdracht van de aandelen tegen de nominale waarde moet plaatsvinden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat partij B 1 niet in staat is om eigen aandelen te kopen, wat de noodzaak voor partij B 2 om mee te werken aan de overname onderstreept. De proceskosten zijn aan partij A toegewezen, waarbij partij B 1 hoofdelijk is veroordeeld in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/288317 / HA ZA 22-399
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
hierna te noemen [partij A],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.V. Paardekooper te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij B 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
hierna te noemen [partij B 1],
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[partij B 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 3] (Zwitserland),
hierna te noemen [partij B 2],
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A. Das Gupta te Amsterdam.

1.De procedure

Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst de rechtbank naar het tussenvonnis, tevens gedeeltelijk eindvonnis van 21 februari 2024. Daarna zijn de volgende stukken gewisseld:
- de akte uitlating na tussenvonnis van [partij A];
- de akte uitlaten benoeming deskundige en waarderingsmethodiek van [partij B 1];
- de akte uitlaten eiswijziging en verzoek herziening vonnis van [partij B 1];
- de antwoordakte na uitlating eiswijziging en verzoek herziening vonnis van [partij A].
Vervolgens is vonnis gevraagd. Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
2.1.
De rechtbank heeft op 21 februari 2024 in conventie eindvonnis gewezen waar het betreft het geschil van partijen omtrent de managementovereenkomst.
[partij B 1] is daarbij veroordeeld tot betaling aan [partij A] van de in het dictum van dat vonnis genoemde bedragen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de vorderingen van [partij B 1] in reconventie bij te wijzen eindvonnis zullen worden afgewezen.
in conventie
vordering tot uittreding
2.2.
De rechtbank heeft verder overwogen dat [partij A] als gevolg van de in het vonnis genoemde feiten en omstandigheden een beknelde aandeelhouder is geworden als bedoeld in artikel 3:343 van het BW. De rechtbank heeft vervolgens verklaard voor recht dat het voortduren van het aandeelhouderschap van [partij A] in [partij B 1] niet langer van haar kan worden gevergd en het voornemen geuit om een deskundige te benoemen om haar voor te lichten over de prijs van de aandelen van [partij A]. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon/personen van de deskundige(n), de aan deze voor te leggen vragen en de te hanteren waarderingsmethodiek.
2.3.
[partij A] heeft verklaard dat zij wat de aandelen betreft genoegen neemt met betaling van de nominale waarde, dan wel een waarde van € 1,- per aandeel. Benoeming van een deskundige kan achterwege blijven.
Volgens [partij B 1] houdt [partij A] zij nog maar 0,02% van de aandelen in [partij B 1] en kan, gezien de financiële toestand van [partij B 1], de waarde van de aandelen van [partij A] worden vastgesteld op nihil, met bepaling dat [partij A] de kosten van de overdracht zal dragen. Daarbij is wel van belang dat het [partij B 1] statutair niet is toegestaan om eigen aandelen te nemen. Gelet op de eisvermindering van [partij A] dient de vordering tot overdracht van de aandelen als ingetrokken te worden beschouwd. Dit maakt een herziening van het vonnis van 21 februari 2024 onvermijdelijk. Bovendien geldt dat [partij B 1] en [partij A] het er altijd over eens zijn geweest dat de waarde van de aandelen niet boven de nominale waarde kon uitkomen. Nu [partij A] thans vordert dat de aandelen tegen de nominale waarde worden overgedragen (zoals reeds eerder door [partij B 2] aangeboden), kan van een beknelde aandeelhouder geen sprake zijn. Ook hierom moet het vonnis worden herzien, althans daarvan worden teruggekomen.
2.4.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 februari 2024 een deelvonnis gewezen door de beslissing op de vordering van [partij A] ter zake van het beknelde aandeelhouderschap in het dictum op te nemen. Daarmee is een deelvonnis gewezen. [partij B 1] kan daarom de rechtbank niet met een beroep op de leer van de bindende eindbeslissing verzoeken terug te komen van die beslissing. [partij B 1] heeft verder niet gesteld dat sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv, die zich voor eenvoudig herstel leent. Herziening (herroeping) van de beslissing door de rechtbank als bedoeld in artikel 382 Rv kan ook niet aan de orde zijn, omdat daarop enkel een beroep kan worden gedaan als het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, wat gesteld noch gebleken is. Tot slot passeert de rechtbank de stelling van [partij B 1] dat de vordering van [partij A] tot overdracht van de aandelen als gevolg van de eisvermindering als ingetrokken moet worden beschouwd. Ten eerste geldt dat ter zake al een deelvonnis is gewezen, zodat intrekking van de vordering niet (meer) mogelijk is. Verder is het duidelijk dat [partij A] nog steeds wil dat overdracht van de aandelen plaatsvindt en dat de eisvermindering slechts ziet op de koopprijs van de aandelen.
2.5.
De rechtbank zal, nu het [partij B 1] statutair niet is toegestaan eigen aandelen te kopen, [partij B 2] gebieden om binnen een maand na heden mee te werken aan overname van de 1.800 door [partij A] in [partij B 1] gehouden aandelen, dit tegen een waarde van € 1,- per aandeel, onder de verplichting tot storting van de koopprijs van € 1.800,- onder de notaris, een en ander op straffe van een dwangsom als na te melden. De rechtbank zal ook bepalen dat [partij B 2] de notariskosten, verbonden aan de aandelenoverdracht, zal dienen te dragen, nu zij [partij A] tot bekneld aandeelhouder heeft gemaakt.
in conventie en in reconventie
2.6.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [partij B 1] hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de kant van [partij A] in conventie begroot op € 108,31 aan kosten dagvaarding, € 5.737,- aan griffierecht, € 607,30 aan beslagkosten en € 9.499,- aan salaris van haar advocaat (3,5 punten x € 2.714,- per punt) en in reconventie begroot op € 3.392,50 aan salaris van haar advocaat (2,5 punten x € 2.714,- : 2). [partij B 1] zal tevens hoofdelijk worden veroordeeld in de nakosten en de wettelijke rente als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
gebiedt [partij B 2] om binnen een maand na heden mee te werken aan overname van de door [partij A] gehouden aandelen in [partij B 1], onder de verplichting tot storting van de koopprijs van € 1.800,- onder de notaris, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [partij B 2] in gebreke blijft met het verlenen van die medewerking, tot een maximum van
€ 20.000,-;
3.2.
bepaalt dat de kosten van de notaris, verbonden aan voormelde aandelenoverdracht, voor rekening van [partij B 2] komen;
3.3.
veroordeelt [partij B 1] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [partij A] begroot op € 108,31 aan kosten dagvaarding, € 5.737,- aan griffierecht, € 607,30 aan beslagkosten en € 9.499,- aan salaris van haar advocaat, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden tot aan de dag der algehele voldoening, en in de nakosten, begroot op € 278,-, te vermeerderen met € 92,- als [partij B 1] niet binnen veertien dagen na heden vrijwillig aan de veroordeling voldoet en betekening van het vonnis plaatsvindt en met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde (voor zover niet reeds toegewezen bij vonnis van 21 februari 2024) af;
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af;
3.7.
veroordeelt [partij B 1] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [partij A] begroot op € 3.392,50 aan salaris van haar advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
3.8.
verklaart onderdeel 3.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
22 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.type: