ECLI:NL:RBOVE:2024:2591

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
08.292250.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsfraude door valse aangiften en oplichting van N.V. Univé

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verzekeringsfraude. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van meerdere oplichtingen en het doen van valse aangiften bij de verzekeringsmaatschappij N.V. Univé. De verdachte heeft in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 mei 2020 meermalen onterecht schadeclaims ingediend bij Univé, waarbij hij valse aangiften deed van diefstal van landbouwmachines en -voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels Univé heeft bewogen tot de afgifte van in totaal € 137.500,00. Daarnaast heeft hij in een latere periode geprobeerd om een bedrag van € 91.000,00 te verkrijgen door opnieuw valse aangiften te doen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van € 132.231,50 aan Univé te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidsproblemen en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.292250.22 (P)
Datum vonnis: 21 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N.E. Koelemaij, advocaat in Assen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij N.V. Univé Schade door [aangever] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 mei 2020 meermalen verzekeraar Univé heeft opgelicht voor een bedrag van in totaal € 137.500,00;
feit 2:in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 mei 2020 meermalen valse aangifte heeft gedaan van strafbare feiten;
feit 3:in de periode van 12 mei 2020 tot en met 17 juli 2020 geprobeerd heeft verzekeraar Univé op te lichten voor een bedrag van in totaal € 91.000,00.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 en 15 mei 2020, te [plaats], gemeente Ommen en/of te Assen, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) N.V. Unive schade heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 137.500 Euro, althans van enig(e) goed(eren), door (telkens) -zakelijk weergegeven- aangifte te doen bij de politie van het feit dat er een dubbele landbouwhark (Deutz Fahr) en/of een tractor (Deutz Agrotron (K)430) (-later veranderd in Deutz Agrofarm 430 (K120)-) en/of een mesttank (BSA Duport) en/of een zodebemester (BSA) en/of een zaagselstrooier/voermengwagen (RMH V11) gestolen was/waren (na)bij zijn boerderij en/of (telkens) schadeclaims in te dienen bij voornoemde N.V. Unive schade, terwijl voornoemde goederen (telkens) niet was/waren gestolen en/of aan een ander of anderen was/waren verkocht en/of ingeruild en/of elders (dan bij zijn eigen boerderij) was/waren ondergebracht;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 mei 2020, te Ommen, (telkens) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door -via internet- en/of bij een of meer opsporingsambtena(a(r(en) van de politie Oost Nederland, aangifte te doen van diefstal van een dubbele landbouwhark (Deutz Fahr) en/of een tractor (Deutz Fahr Agrofarm 430/K120) en/of een mesttank (BSA Duport) en/of een zodebemester (BSA) en/of een zaagselstrooier/voermengwagen (RMH V11) en/of een tractor Deutz Fahr Agrotron/(K)430)met voorlader (Stoil) en/of een mesttank (Veenhuis) en/of een zodebemester en/of een dieselmotor (Cogem F32MNTX), (telkens) wetende dat dat strafbare feit niet is/zijn gepleegd;
3
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2020 tot en met 17 juli 2020, te [plaats], gemeente Ommen en/of te Assen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, N.V. Unive Schade te bewegen tot de afgifte van (ongeveer) 91.000 Euro, althans een een hoeveelheid geld, door -zakelijk weergegeven- aangifte te doen bij de politie van diefstal van een tractor (Deutz Fahr K 120 -Agrofarm 430- (later veranderd in Deutz Fahr Agrotron 430) met voorlader Stoil) en/of een mesttank (Veenhuis) en/of bemester en/of een dieselpomp (Cogem F32FMTX20) en/of (vervolgens) een schadeclaim in te dienen bij voornoemde N.V. Unive schade, terwijl voornoemde goede(eren) (telkens) niet was/waren gestolen en/of was/waren verkocht en/of ingeruild en/of elders was/waren ondergebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie – op het standpunt gesteld dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken ten aanzien van feiten 1 en 2 voor de oplichting en valse aangifte met betrekking tot de zaagselstrooier/voermengwagen en ten aanzien van feiten 2 en 3 voor de poging tot oplichting en valse aangifte met betrekking tot de tractor Agrotron en de dieselpomp. De verdediging heeft aangevoerd dat die goederen daadwerkelijk zijn gestolen. De verdediging heeft zich ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, aangezien verdachte hier een bekennende verklaring over heeft afgelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Beoordeling van aangifte 1: landbouwhark Deutz-Fahr (feit 1 en 2)
Op 16 februari 2018 heeft verdachte aangifte gedaan van diefstal van zijn landbouwhark van het merk Deutz-Fahr in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 16 oktober 2017. [2]
De neef van verdachte heeft verklaard dat een landbouwhark van het merk Deutz-Fahr voor het laatst in de winter van 2017 tot 2018 bij hem in de loods heeft gestaan en dat verdachte die hark in 2019 heeft ingeruild bij [bedrijf 1] B.V. te [vestigingsplaats 1]. [3]
Op 4 mei 2022 heeft [aangever] namens N.V. Univé Schade (hierna: Univé) aangifte gedaan tegen verdachte van verzekeringsfraude c.q. oplichting door een onterechte schadeclaim met betrekking tot onder meer een landbouwhark. Univé heeft een bedrag van € 3.750,00 aan verdachte betaald voor de landbouwhark. [4]
Verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat hij valse aangifte heeft gedaan van diefstal van de Deutz-Fahr landbouwhark en hier ook onterecht een geldbedrag voor heeft gekregen van Univé. [5]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte valse aangifte heeft gedaan van een misdrijf, namelijk diefstal van een Deutz-Fahr landbouwhark, en dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen, waaronder het doen van die valse aangifte, bij Univé een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen en deze daardoor heeft bewogen tot de afgifte van geld.
3.3.2.
Beoordeling van aangifte 2: tractor Agrofarm, mesttank en zodebemester (feit 1 en 2)
Op 25 juni 2018 heeft verdachte aangifte gedaan van diefstal van zijn tractor van het merk Deutz Agrotron met hierachter zijn BSA mesttank en BSA zodebemester in de periode van 20 juni 2018 tot en met 21 juni 2018. [6] Verdachte heeft later verklaard dat niet de Agrotron tractor maar de Agrofarm 430 tractor was gestolen in 2018. [7]
Op 1 juli 2020 heeft de politie melding gekregen van [aangever] dat er een gestolen mesttank en een gestolen zodebemester op een erf in [plaats] zouden staan, waarbij het serienummer op de mesttank overeen kwam met het nummer uit de aangifte van verdachte. De politie heeft op het erf gesproken met [naam 1], eigenaar van het erf, die verklaarde dat verdachte de mesttank en zodebemester op 22 juni 2020 bij hem heeft gebracht ter reparatie. [8]
De politie heeft contact opgenomen met de ex-vrouw van verdachte. Zij heeft de politie geïnformeerd dat haar ex-man eind 2018 een trekker en een voermengwagen heeft ingeruild bij mechanisatiebedrijf [bedrijf 2] in [vestigingsplaats 2]. [9] De politie heeft contact opgenomen met [bedrijf 2] en heeft een factuur overgelegd gekregen van een door verdachte geruilde tractor Agrofarm 430 van het merk Deutz op 9 januari 2019. [10]
Op 4 mei 2022 heeft [aangever] namens Univé aangifte gedaan tegen verdachte van verzekeringsfraude c.q. oplichting door een onterechte schadeclaim met betrekking tot onder meer een tractor van het merk Deutz-Fahr, een mesttank en een zodebemester. Univé heeft een bedrag van € 69.500,00 aan verdachte betaald voor de tractor, mesttank en zodebemester. [11]
Verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat hij valse aangifte heeft gedaan van diefstal van de tractor Agrofarm van het merk Deutz, de BSA mesttank en de BSA zodebemester en hier ook onterecht een geldbedrag voor heeft gekregen van Univé. [12]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte valse aangifte heeft gedaan van een misdrijf, namelijk diefstal van een tractor Agrofarm, een BSA mesttank en een BSA zodebemester, en dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen, waaronder het doen van die valse aangifte, bij Univé een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen en deze daardoor heeft bewogen tot de afgifte van geld.
3.3.3.
Beoordeling van aangifte 3: zaagselstrooier/voermengwagen (feit 1 en 2)
Op 19 september 2019 heeft verdachte aangifte gedaan van diefstal van zijn zaagselstrooier van het merk RMH V11 in de periode van 18 september 2019 tot en met 19 september 2019. [13]
De politie heeft vervolgens onderzoek verricht naar de weggenomen zaagselstrooier en heeft contact opgenomen met [naam 2] naar aanleiding van een factuur van een voermengwagen opgemaakt door die [naam 2], welke factuur bij de aangifte van verdachte was gevoegd. [naam 2] heeft de politie geïnformeerd hij inderdaad de factuur van de voermengwagen heeft opgemaakt, maar dat die voermengwagen nooit door hem is geleverd. [14]
Het betreft een factuur van 17 augustus 2018 van [naam 2] aan [bedrijf 3], het bedrijf van verdachte, met als beschrijving van het product: een RMH voermengwagen ter waarde van € 68.000,00 exclusief BTW. [15]
Op 4 mei 2022 heeft [aangever] namens Univé aangifte gedaan tegen verdachte van verzekeringsfraude c.q. oplichting door een onterechte schadeclaim met betrekking tot onder meer een zaagselstrooier/voermengwagen. Univé heeft een bedrag van € 64.250,00 aan verdachte betaald voor de zaagselstrooier/voermengwagen. [16]
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de wagen zowel een voermengwagen als een zaagselstrooier noemt, omdat de machine voor beide doeleinden gebruikt kan worden. Verdachte heeft verklaard dat het een zaagselstrooier wordt genoemd door de verzekering en dat hij het daarom als een zaagselstrooier heeft opgegeven.
Verdachte heeft verklaard dat de RMH V11 zaagselstrooier daadwerkelijk van zijn erf is weggenomen en dat hij daar dus geen valse aangifte van heeft gedaan en geen onterechte schadeclaim bij Univé van heeft ingediend. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de machine wel gekocht heeft van [naam 2] en dat het verhaal van [naam 2] niet klopt. [17]
3.3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van aangifte 3
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen onder omstandigheden als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als modus operandi).
De rechtbank stelt vast dat uit de aangifte namens Univé, de verklaringen van de verschillende getuigen, en uit de verklaringen van de verdachte volgt dat er sprake is van een specifieke modus operandi. Er bestaan op essentiële punten kenmerkende overeenkomsten in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de valse aangiftes en onterechte schadeclaims zijn gedaan. In de eerste plaats geldt dat het in alle gevallen gaat om een ‘gestolen’ machine die gebruikt wordt voor landbouwwerkzaamheden, zo ook de RMH V11 zaagselstrooier/voermengwagen. Daarnaast geldt dat verdachte in alle gevallen daarvan aangifte heeft gedaan bij de politie, waarna hij een schadeclaim bij Univé heeft ingediend, maar dat vervolgens blijkt dat de machines helemaal niet zijn gestolen. Er lijkt hierbij sprake te zijn geweest van een jarenlange praktijk waarin verdachte meermalen onterechte claims bij de verzekering heeft ingediend en hierbij valse aangiftes heeft gedaan.
Zo blijkt dat de landbouwhark onder aangifte 1 en de Agrofarm tractor onder aangifte 2 zijn ingeruild en dat de BSA mesttank en BSA zodebemester onder aangiften 2 en 4 op een ander erf waren ondergebracht (zie hierna onder 3.3.5)
Er is dan ook sprake van een herkenbaar en gelijksoortig patroon – een kenmerkende modus operandi – te herkennen in de aan de verdachte verweten feiten. De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de aangiften onder 1, 2 en 4 kunnen daarom ook dienen als bewijs voor de tenlastegelegde valse aangifte en oplichting van Univé met betrekking tot de zaagselstrooier/voermengwagen.
In het geval van de gestolen zaagselstrooier/voermengwagen ligt er een verklaring van [naam 2], die stelt dat hij nooit een dergelijke machine aan verdachte heeft geleverd.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van getuige [naam 2] voor wat betreft het opmaken van de factuur voor de zaagselstrooier/voermengwagen haaks staat op de verklaring van verdachte. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam 2]. [naam 2] heeft een duidelijke verklaring gegeven waarom hij verdachte heeft willen helpen met het opmaken van een valse factuur. De verklaring van verdachte dat hij wel een zaagselstrooier/voermengwagen van [naam 2] heeft gekocht acht de rechtbank tegen de achtergrond van het gehele dossier dan ook onaannemelijk. Dit betekent dat verdachte bij zijn ingediende claim bij Univé ten aanzien van de zaagselstrooier/voermengwagen dus willens en wetens een vals opgemaakte factuur heeft gevoegd. Samen met voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de RMH V11 zaagselstrooier/ voermengwagen niet daadwerkelijk gestolen is van het erf van verdachte.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte valse aangifte heeft gedaan van een misdrijf, namelijk diefstal van een RMH V11 zaagselstrooier, en dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen, waaronder het doen van die valse aangifte, bij Univé een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen en deze daardoor heeft bewogen tot de afgifte van geld.
3.3.5.
Beoordeling van aangifte 4: tractor Agrotron, mesttank, bemester en dieselpomp (feit 2 en 3)
Op 15 mei 2020 heeft verdachte aanvullend aangifte gedaan, naar aanleiding van een reeds gedane internetaangifte, van diefstal van zijn tractor van het merk Deutz K120 inclusief voorlader, BSA mesttank, bemester (Veenhuis) en dieselmotor (Cogem F32MNTX) in de periode van 12 mei 2020 tot en met 13 mei 2020. Deze goederen zouden samen een waarde hebben van ongeveer € 91.000,00. [18]
Op 4 mei 2022 heeft [aangever] namens Univé aangifte gedaan tegen verdachte van een poging tot verzekeringsfraude c.q. oplichting door een onterechte schadeclaim met betrekking tot onder meer een tractor, mesttank en dieselmotor. Univé heeft hiervoor geen bedrag aan verdachte betaald. [19] [aangever] is bij verdachte langs geweest om een onderzoek in te stellen naar de diefstal. Toen verdachte met [aangever] de aangifte aan het doornemen was, bleek dat verdachte een fout had gemaakt in het type tractor dat was weggenomen. De tractor die in 2018 was weggenomen, zou nu zijn weggenomen en de tractor die hij in 2018 had opgegeven zou nu zijn weggenomen. Het zou nu gaan om een Agrotron en destijds om een Agrofarm. [20]
De politie heeft onderzoek verricht naar onder meer de weggenomen mesttank. Verdachte heeft een handgeschreven factuur van [naam 3] van die mesttank aangeleverd aan Univé, waarop te zien is dat de 8 van 2018 op de factuurdatum van 8 februari 2018 met een blauwe pen over de in het zwart geschreven datum is geschreven. [21] [naam 3] heeft verklaard dat de datum op de factuur van de mesttank 8 februari 2015 moet zijn en dat hij dat cijfer niet zelf in 2018 heeft veranderd. Verder heeft [naam 3] verklaard dat verdachte hem op 10 juni 2018 gecontacteerd heeft met de vraag of hij die factuur en een andere factuur aan hem zou willen opsturen, omdat verdachte ze nodig zou hebben voor de verzekering. [22]
De politie heeft onderzoek verricht naar de weggenomen tractor en heeft op 24 juni 2021 contact opgenomen met [naam 4]. [naam 4] heeft verklaard dat hij kort voor 5 juni 2020 is benaderd door verdachte. Verdachte vertelde hem dat zijn tractor van het merk Deutz en een waterpomp waren gestolen. Voor de waterpomp zou verdachte een goede vergoeding hebben gehad van de verzekering, maar de taxatie van de tractor was niet naar zijn zin. Verdachte vroeg aan [naam 4] of hij een taxatie van de tractor wilde maken. [naam 4] heeft aangegeven dat dat niet kon. Verdachte wilde een voermengwagen ruilen voor nieuwe machines, waaronder een nieuwe tractor, waarbij hij geen geld toe wilde betalen. [naam 4] kreeg het gevoel dat verdachte wilde dat hij de taxatie van de tractor hoger ging opstellen dan de werkelijke waarde, wat [naam 4] niet wilde doen en ook niet heeft gedaan. [23]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de weggenomen dieselpomp en heeft op 15 april 2021 contact opgenomen met [naam 5], de verkoper van de dieselpomp. [naam 5] heeft aan de politie foto’s van een soortgelijke dieselpomp opgestuurd van 1.950 kilogram, welke is voorzien van een tweewielige as en een trekhaak. Verdachte heeft bij zijn aangifte opgegeven dat de pomp op de voorlader van de trekker bevestigd was. De uitvoering van de gestolen dieselpomp roept vragen op over hoe deze op de voorlader van de trekker bevestigd kan zijn. [24]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 7 mei 2024 bekend dat hij valse aangifte heeft gedaan van diefstal van de mesttank en de zodebemester en dat dit dezelfde BSA mesttank en zodebemester betreffen als genoemd in aangifte 2 van 25 juni 2018. Verdachte heeft verder verklaard dat de tractor Agrotron en de dieselpomp (Cogem F32MNTX) daadwerkelijk van zijn erf zijn weggenomen en dat hij daar dus geen valse aangifte van heeft gedaan en geen onterechte schadeclaim bij Univé van heeft ingediend. Verder heeft verdachte verklaard dat de dieselpomp achter de tractor was bevestigd, niet ervoor. [25]
3.3.6.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van aangifte 4
Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld is sprake van een modus operandi en kunnen de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de aangiften onder 1, 2 en 3 daarom ook dienen als bewijs voor de tenlastegelegde valse aangifte en oplichting van Univé met betrekking tot de tractor Agrotron en de dieselpomp.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bekend dat een deel van de aangifte vals is, namelijk voor wat betreft de BSA mesttank en zodebemester. Daarbij is het aannemelijk geworden dat verdachte zelf met pen de factuur van de mesttank heeft aangepast ten behoeve van deze valse aangifte. Daarnaast is het vermoeden ontstaan dat verdachte heeft geprobeerd [naam 4] te bewegen een hogere taxatie op te stellen ten aanzien van de tractor Agrotron. Ook heeft verdachte bij de aangifte aangegeven dat de dieselpomp achter deze tractor was bevestigd, waar verdachte op de terechtzitting vervolgens weer op is teruggekomen.
De verklaring van verdachte dat de tractor Agrotron en de dieselpomp wél zijn weggenomen van het erf van verdachte acht de rechtbank tegen de achtergrond van het gehele dossier – en in het bijzonder de hiervoor genoemde bewijsstukken uit het dossier – onaannemelijk.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte valse aangifte heeft gedaan van een misdrijf, namelijk diefstal van de tractor Agrotron, de dieselpomp (Cogem F32MNTX) en de BSA mesttank met zodebemester, en dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen, waaronder het doen van die valse aangifte, bij Univé een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen en deze daardoor gepoogd heeft te bewegen tot de afgifte van geld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 9 oktober 2017 en 15 mei 2020, in Nederland meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) N.V. Unive schade heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 137.500 Euro, door (telkens) -zakelijk weergegeven- aangifte te doen bij de politie van het feit dat er een dubbele landbouwhark (Deutz Fahr) en een tractor (Deutz Agrotron (K)430) (-later veranderd in Deutz Agrofarm 430 (K120)-) en een mesttank (BSA Duport) en een zodebemester (BSA) en een zaagselstrooier/voermengwagen (RMH V11) gestolen waren (na)bij zijn boerderij en (telkens) schadeclaims in te dienen bij voornoemde N.V. Unive schade, terwijl voornoemde goederen (telkens) niet waren gestolen en/of aan een ander of anderen was/waren verkocht en/of ingeruild en/of elders (dan bij zijn eigen boerderij) was/waren ondergebracht;
2
hij op meer tijdstippen in de periode van 9 oktober 2017 tot en met 15 mei 2020, te Ommen, (telkens) aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, door -via internet- en bij een of meer opsporingsambtena(a(r(en) van de politie Oost Nederland, aangifte te doen van diefstal van een dubbele landbouwhark (Deutz Fahr) en een tractor (Deutz Fahr Agrofarm 430/K120) en een mesttank (BSA Duport) en een zodebemester (BSA) en een zaagselstrooier/voermengwagen (RMH V11) en een tractor Deutz Fahr Agrotron/(K)430)met voorlader (Stoil) en een mesttank en een zodebemester en een dieselmotor (Cogem F32MNTX), (telkens) wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;
3
hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 17 juli 2020, in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, N.V. Unive Schade te bewegen tot de afgifte van (ongeveer) 91.000 Euro, althans een hoeveelheid geld, door -zakelijk weergegeven- aangifte te doen bij de politie van diefstal van een tractor (Deutz Fahr K 120 -Agrofarm 430- (later veranderd in Deutz Fahr Agrotron 430) met voorlader Stoil) en een mesttank en bemester en een dieselpomp (Cogem F32FMTX20) en (vervolgens) een schadeclaim in te dienen bij voornoemde N.V. Unive schade, terwijl voornoemde goede(eren) (telkens) niet was/waren gestolen en/of was/waren verkocht en/of ingeruild en/of elders was/waren ondergebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 188 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
poging tot oplichting.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in matigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en pogingen tot oplichtingen van verzekeringsmaatschappij Univé.
Verdachte heeft om zijn schadeclaims te laten slagen ook meermalen valse aangifte gedaan van een misdrijf. Verdachte is daarmee doorgegaan totdat het werd ontdekt. Verdachte heeft zich alleen maar laten leiden door eigen geldelijk gewin en heeft hierdoor het vertrouwen geschaad dat in het maatschappelijk en economische verkeer moet bestaan. Verdachte heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat er sprake was van financiële problemen (als gevolg van echtscheiding).
Er is sprake geweest van een jarenlange praktijk waarin verdachte meermalen onterechte claims bij de verzekering heeft ingediend en hierbij valse aangiftes heeft gedaan. Univé heeft hierdoor forse schade geleden, in de vorm van onterechte uitkeringen, maar ook in de vorm van onnodig gemaakte onderzoekskosten. Dit gedrag leidt bovendien tot hogere premies voor verzekeringen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 maart 2024. Hieruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verdachte heeft niet in gesprek willen gaan met de reclassering. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een eigen onderneming heeft en dat er sprake is van gezondheidsproblemen in de vorm van diabetes.
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het algemene uitgangspunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,00 tot € 250.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden betreft. Die oriëntatiepunten zien op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten.
Fraude is een delict dat het economische verkeer en het vertrouwen daarin ondermijnt en het belang van een juiste normhandhaving brengt mee dat daarop met een substantiële sanctie moet worden gereageerd. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en de lange pleegperiode maken dat de rechtbank – in afwijking van de oriëntatiepunten – niet zal overgaan tot de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zal opleggen als stevige stok achter de deur. De rechtbank acht een gevangenisstraf van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank aan verdachte echter een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie opleggen.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
N.V. Univé Schade heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 127.431,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit ten onrechte uitgekeerde geldbedragen.
Daarnaast is er een bedrag van € 4.799,97 gevorderd, bestaande uit onderzoekskosten gemaakt door Univé afdeling Veiligheidszaken.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is inclusief de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 63.182,00, omdat de verdediging voor de feiten waarop het overige deel van de vordering is gebaseerd, vrijspraak heeft bepleit. Daarnaast is bepleit dat de onderzoekskosten op geen enkele wijze zijn onderbouwd en dat die kosten moeten worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en daarnaast door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van € 127.431,53 toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de einddatum van de periode waarin de schade is ontstaan. Daarnaast zal de rechtbank ook het gevorderde bedrag van € 4.799,97 aan onderzoekskosten toewijzen De rechtbank is van oordeel dat de door Univé gemaakte onderzoekskosten voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn geworden. De kosten zijn extra kosten voor de verzekeringsmaatschappij bovenop de kosten van de normale bedrijfsvoering. Dat het onderzoek door eigen personeel van Univé is verricht doet hier niet aan af.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen ten aanzien van de vordering van N.V. Univé Schade. Aan het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr, ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde (meestal een natuurlijk persoon) het innen van het aan hem verschuldigde uit handen te nemen. Nu de benadeelde partij een niet-natuurlijk persoon, zijnde een verzekeringsmaatschappij, betreft die in staat moet worden geacht zelf, waar benodigd, tot incasso over te gaan, ziet de rechtbank af van het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
poging tot oplichting.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van 9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte
van 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij N.V. Univé Schade toe tot een bedrag van € 132.231,50, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij N.V. Univé schade ten aanzien van feiten 1 en 3 van een bedrag van
€ 132.231,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt ten aanzien van feiten, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie, eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021122765 van 24 juni 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 34.
3.Pagina 37.
4.Pagina 31.
5.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 7 mei 2024.
6.Pagina 50.
7.Pagina 172.
8.Pagina 13.
9.Pagina 53.
10.Pagina 54 en 56.
11.Pagina 31 en 32.
12.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 7 mei 2024.
13.Pagina 108 en 110.
14.Pagina 112.
15.Pagina 114.
16.Pagina 31 en 32.
17.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 7 mei 2024.
18.Pagina 115, 117 en 118.
19.Pagina 32.
20.Pagina 19.
21.Pagina 98 en 99.
22.Pagina 92.
23.Pagina 120.
24.Pagina 122.
25.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 7 mei 2024.