Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1],
wonende te [woonplaats 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak staat de vraag centraal of de huurachterstand, die op zich vast staat, verminderd moet worden in verband met gebreken en/of verrekend moet worden met aanspraken van de huurder op grond van onterecht betaalde servicekosten. De kantonrechter oordeelt dat deze aanspraken niet leiden tot aanpassing van de huurachterstand en dat de huurachterstand als tekortkoming van voldoende gewicht is om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen de woning te ontruimen.
Tussen partijen staat vast dat de gedaagde sinds december 2016 van de eiser huurt de woning aan het adres [adres]. De huurprijs bedroeg bij aanvang van de overeenkomst € 700,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Ook staat vast dat er sprake is van een achterstand in de huurbetalingen. De eiser vordert in conventie om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning, en om de gedaagde te veroordelen tot betaling van een huurachterstand van € 4.470,00, te vermeerderen met rente en (buiten-) gerechtelijke kosten.
De gedaagde betwist de door de eiser gestelde huurachterstand en beroept zich op opschorting en verrekening met bedragen die haar toekomen. De kantonrechter overweegt dat de gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op enig moment is overeengekomen dat de huurprijs wordt gesplitst in huur en servicekosten. De huurovereenkomst vermeldt daarover niets en het enkele feit dat de gedaagde vanaf 2018 de huur gesplitst overmaakt maakt niet dat dit daarmee is overeengekomen.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de huurachterstand in beginsel een tekortkoming van voldoende gewicht is voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De belangenafweging valt in het voordeel van de eiser uit, en de huurovereenkomst wordt ontbonden. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.