ECLI:NL:RBOVE:2024:2586

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
08-993029-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door feitelijke leidinggevende van vennootschappen met valsheid in geschrift

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan belastingfraude. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een taakstraf van 270 uren. De verdachte was feitelijk leidinggevende van de besloten vennootschappen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. en heeft in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2015 valse facturen opgemaakt en onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan. Het onderzoek naar de verdachte begon na hoge negatieve aangiften omzetbelasting, wat leidde tot een boekenonderzoek door de Belastingdienst. Tijdens dit onderzoek bleek dat er facturen ontbraken in de administratie van [bedrijf 1], die wel waren aangetroffen in de administratie van de ontvangers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valsheid in geschrift heeft gepleegd en dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de onjuiste aangiften. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf met 25 uren. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-993029-17 (P)
Datum vonnis: 21 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 december 2023, 25 april 2024 en 7 mei 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N.E. Koelemaij, advocaat te Assen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 25 april 2024 die heeft geleid tot het vervallen van feit 3, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. (mede)plegen van valsheid in geschrift door het opmaken van valse facturen
(primair),dan wel dat hij, al dan niet samen met anderen, valsheid in geschrift heeft gepleegd door valse facturen op te maken
(subsidiair);
feit 2:feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V., al dan niet samen met anderen, doen van onjuiste aangiften omzetbelasting
(primair),dan wel dat hij, al dan niet samen met anderen, onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan ten name van [bedrijf 1] B.V.
(subsidiair),zodat te weinig belasting werd geheven;
feit 4:feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2] B.V., al dan niet samen met anderen, doen van onjuiste aangiften omzetbelasting
(primair),dan wel dat hij, al dan niet samen met anderen, onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan ten name van [bedrijf 2] B.V.
(subsidiair),zodat te weinig belasting werd geheven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014, in de gemeente Hardenberg, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en)
en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(een deel van) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen
vervalsen, immers heeft/hebben zij,
voornoemde besloten vennootschap en/of (een of meer van) haar mededader(s) toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid, in (dat deel van) die (bedrijfs)administratie voornoemd, opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken,
een of meer factu(u)r(en), te weten:
- factuur [nummer 1] (DOC-001, pagina 1252) d.d. 8 januari 2013, gericht aan [bedrijf 1]
B.V.,
- factuur [nummer 2] (DOC-002, pagina 1253) d.d. 25-6-2013, gericht aan [bedrijf 3]
B.V.,
- factuur [nummer 3] (DOC-005, pagina 1256) d.d. 28-05-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 4] (DOC-006, pagina 1257) d.d. 19-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 5] (DOC-007, pagina 1258) d.d. 13-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 6] (DOC-008, pagina 1259) d.d. 30-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V. ,
- creditfactuur [nummer 7] (DOC-083, pagina 1680) d.d. 31-12-2013, gericht aan
[bedrijf 2] B.V. ,
- factuur [nummer 8] (DOC-175, pagina 2041) d.d. 16-12-2013, gericht aan [bedrijf 4]
B.V., en/of
- creditfactuur [nummer 9] (DOC-009, pagina 1260) d.d. 10-10-2014, gericht aan [bedrijf 4]
B.V.,
zulks terwijl (telkens) op die voornoemde (credit)factu(u)r(en) stond vermeld dat een of meer goed(eren) was/waren verkocht en/of geleverd waarvoor de geadresseerde (een) op die (credit)factu(u)r(en) genoemd(e) bedrag(en) verschuldigd was/waren,
terwijl die levering(en) van (een) goed(ederen) als op die (credit)factu(u)r(en) voornoemd vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer ander(en), tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR,
terzake dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014, in de gemeente Hardenberg, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) (een deel van) de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., zijnde (dat deel van) die (bedrijfs-)administratie voornoemd (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid, in (dat deel van) die (bedrijfs)administratie voornoemd, opgenomen en/of verwerkt, althans doen of laten opnemen en/of verwerken,
een of meer factu(u)r(en), te weten:
- factuur [nummer 1] (DOC-001, pagina 1252) d.d. 8 januari 2013, gericht aan [bedrijf 1]
B.V.,
- factuur [nummer 2] (DOC-002, pagina 1253) d.d. 25-6-2013, gericht aan [bedrijf 3]
B.V.,
- factuur [nummer 3] (DOC-005, pagina 1256) d.d. 28-05-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 4] (DOC-006, pagina 1257) d.d. 19-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 5] (DOC-007, pagina 1258) d.d. 13-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V.,
- factuur [nummer 6] (DOC-008, pagina 1259) d.d. 30-09-2013, gericht aan [bedrijf 2]
B.V. ,
- creditfactuur [nummer 7] (DOC-083, pagina 1680) d.d. 31-12-2013, gericht aan
[bedrijf 2] B.V. ,
- factuur [nummer 8] (DOC-175, pagina 2041) d.d. 16-12-2013, gericht aan [bedrijf 4]
B.V., en/of
- creditfactuur [nummer 9] (DOC-009, pagina 1260) d.d. 10-10-2014, gericht aan [bedrijf 4]
B.V.,
zulks terwijl (telkens) op die voornoemde (credit)factu(u)r(en) stond vermeld dat een of meer goed(eren) was/waren verkocht en/of geleverd waarvoor de geadresseerde (een) op die (credit)factu(u)r(en) genoemd(e) bedrag(en) verschuldigd was/waren,
terwijl die levering(en) van (een) goed(ederen) als op die (credit)factu(u)r(en) voornoemd vermeld niet heeft/hebben plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2015, in de gemeente Hardenberg, en/of de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. , te weten de aangifte over het/de tijdvak(ken):
1e kwartaal 2013 (DOC-018),
en/of
de maand november 2013 (DOC-018),
en/of
de maand januari 2014 (DOC-018),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben zij doen of laten doen, immers heeft/hebben zij, de voornoemde besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. , en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2015, in de gemeente Hardenberg, en/of de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. , te weten de aangifte over het/de tijdvak(ken):
1e kwartaal 2013 (DOC-018),
en/of
de maand november 2013 (DOC-018),
en/of
de maand januari 2014 (DOC-018),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft doen of laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte , en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
4
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 januari 2015, te Bergentheim en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., te weten de aangifte over het/de tijdvak(ken):
tweede kwartaal 2013 (DOC-132),
en/of
derde kwartaal 2013 (DOC-132),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben zij doen of laten doen, immers heeft/hebben zij, de voornoemde besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten
opgeven en/of vermelden,
terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 januari 2015, te Bergentheim en/of Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., te weten de aangifte over het/de tijdvak(ken):
tweede kwartaal 2013 (DOC-132),
en/of
derde kwartaal 2013 (DOC-132),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben zij doen of laten doen, immers heeft/hebben zij, de voornoemde besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten
opgeven en/of vermelden,
terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.

3.De procesafspraken

3.1
Inleidende opmerkingen
Op 5 december 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank geïnformeerd dat overeenstemming was bereikt over de inhoud van procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel met betrekking tot onderhavige strafzaak. Het afdoeningsvoorstel is op 30 november 2023 ondertekend door verdachte en is op 5 december 2023 ondertekend door de officier van justitie.
Het afdoeningsvoorstel dat door de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank is voorgelegd, houdt het volgende in:
Het Openbaar Ministerie vordert zodanige wijziging van de tenlastelegging dat feit 3 komt te vervallen.
Het Openbaar Ministerie maakt geen ontnemingsvordering aanhangig in verband met deze strafzaak.
De verdediging voert ten aanzien van de gewijzigde tenlastelegging geen verweren.
De proceshouding van verdachte krijgt voorafgaand en op het moment van de inhoudelijke behandeling zodanig vorm dat op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgegaan kan worden van een bekennende verdachte ten aanzien van alle feiten op de gewijzigde tenlastelegging. Daarbij stelt de officier van justitie als voorwaarde dat die bekentenis de waarheid geen geweld mag aandoen; een enkele door berekening ingegeven erkenning om de procesafspraak tot stand te brengen volstaat niet.
Alle eventueel nog openstaande onderzoekswensen komen te vervallen.
Het Openbaar Ministerie eist ter terechtzitting een onvoorwaardelijke taakstraf van 300 uren, te verminderen met tien procent vanwege overschrijding van de redelijke termijn, oftewel per saldo een taakstraf van 270 uren, te vervangen door 135 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met een proeftijd van drie jaren. Bij deze strafeis is uitgegaan van een benadelingsbedrag van ruim € 513.521,-- zoals berekend in het procesdossier en daarnaast met name de overschrijding van de redelijke termijn, de jaren die zijn verstreken sinds de pleegperiodes alsook de afdoening ten aanzien van de andere verdachten in dit onderzoek.
De verdediging voert geen verweer tegen voornoemde strafeis.
Bij vonnis overeenkomstig deze procesafspraak doen verdachte en het Openbaar Ministerie afstand van hoger beroep.
Deze procesafspraak vervalt indien en voor zover die niet gevolgd wordt door de rechtbank.
Ter terechtzitting hebben partijen het voorstel, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578), onder 6 gewijzigd in die zin dat de taakstraf 295 uren bedraagt, waarvan na de maximale vermindering van 25 uren, 270 uren resteren.
Tot slot hebben partijen ter terechtzitting aangevuld dat het beslag aan verdachte dient te worden geretourneerd.
3.2
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de terechtzitting van 25 april 2024 zijn de procesafspraken indringend met verdachte besproken. Verdachte heeft te kennen gegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt.
De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Naar aanleiding van hoge negatieve aangiften omzetbelasting heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek uitgevoerd bij [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1]). [2] Tijdens het onderzoek bleek dat er facturen van het boekjaar 2013 ontbraken in de administratie van [bedrijf 1], die tijdens derdenonderzoeken wel werden aangetroffen in de administratie van de ontvangers van de facturen. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de facturen zijn verwijderd uit de administratie van [bedrijf 1]. De facturen zien op de levering van het economisch eigendom van bouwkavels of onroerend goed. [4] De facturen voldeden echter niet aan de vereisten zoals gesteld door de Hoge Raad voor een economische levering voor de Wet omzetbelasting 1968; er was geen sprake van levering van economisch eigendom. [5]
De facturen zijn gebruikt ter onderbouwing van de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1]. In de periode van januari 2013 tot en met mei 2015 heeft [bedrijf 1] daardoor ten onrechte voorbelasting ontvangen en te weinig omzetbelasting afgedragen. [6] Verdachte was in voornoemde periode indirect bestuurder van [bedrijf 1]. [7] Een deel van de facturen is gebruikt voor de aangifte omzetbelasting van [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]). Daardoor is namens [bedrijf 2] over het tweede en derde kwartaal van 2013 een onjuiste aangifte omzetbelasting ingediend. [8] Verdachte was indirect bestuurder van [bedrijf 2]. [9]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt dat de onder 1, 2 en 4 telkens primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het onder 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 telkens primair ten laste gelegde feiten. Gelet op de tot stand gekomen procesafspraken en nu er door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. Voor de feiten 1 en 2 telkens primair zijn dat de volgende bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van de terechtzitting van 25 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • de hierna genoemde facturen, steeds een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering (Sv):
 DOC001, factuurnummer [nummer 1], gericht aan [bedrijf 1], factuurdatum 8 januari 2013, met omschrijving ‘levering grond [locatie]’;
 DOC002, factuurnummer [nummer 2], gericht aan [bedrijf 3] B.V., factuurdatum 25 juni 2013, met omschrijving ‘9 bouwkavels [adres]’;
 DOC005, factuurnummer [nummer 3], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 28 mei 2013, met omschrijving ‘levering 6 kavels in bouwplan [plaats]’;
 DOC006, factuurnummer [nummer 4], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 19 september 2013, met omschrijving ‘Economische levering 4 bouwkavels [adres]’;
 DOC007, factuurnummer [nummer 5], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 23 september 2013, met omschrijving ‘Koopovereenkomst d.d. 23-09-2013. [adres] kavels 15.17.18.19.32’;
 DOC008, factuurnummer [nummer 6], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 30 september 2013, met omschrijving ‘Koopovereenkomst d.d. 30-09-2013. Appartement [naam]’;
 DOC083 (creditfactuur), factuurnummer [nummer 7], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 31 december 2013, met omschrijving ‘Koopovereenkomst d.d. 30-09-2013. Appartement [naam]’;
 DOC175, factuurnummer [nummer 8], gericht aan [bedrijf 4] B.V., factuurdatum 16 december 2013, met omschrijving ‘Economische levering [locatie]’;
 DOC009 (creditfactuur), factuurnummer [nummer 9], gericht aan [bedrijf 4] B.V., factuurdatum 10 oktober 2014, met omschrijving ‘Economische levering [locatie]’.
  • een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van 23 januari 2017 (DOC018);
  • het procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] (controlemedewerker Belastingdienst) van 25 januari 2017 (G00101).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van de terechtzitting van 25 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van (DOC132);
  • de hierna genoemde facturen, steeds een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering (Sv):
 DOC005, factuurnummer [nummer 3], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 28 mei 2013, met omschrijving ‘levering 6 kavels in bouwplan [plaats]’;
 DOC006, factuurnummer [nummer 4], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 19 september 2013, met omschrijving ‘Economische levering 4 bouwkavels [adres]’;
 DOC007, factuurnummer [nummer 5], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 23 september 2013, met omschrijving ‘Koopovereenkomst d.d. 23-09-2013. [adres] kavels 15.17.18.19.32’;
 DOC008, factuurnummer [nummer 6], gericht aan [bedrijf 2] B.V., factuurdatum 30 september 2013, met omschrijving ‘Koopovereenkomst d.d. 30-09-2013. Appartement [naam]’.
  • het procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] (controlemedewerker Belastingdienst) van 25 januari 2017 (G00101);
  • het procesverbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 juni 2017 (G01401);
  • het procesverbaal van verhoor getuige [getuige 3] (accountmanager Bijzonder Beheer Rabobank) van 3 mei 2017 (G01501).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 telkens primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. Primair
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014, in Nederland, meermalen,
een deel van de bedrijfsadministratie van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken,
immers heeft zij, voornoemde besloten vennootschap toen daar telkens opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid, in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd, doen of laten opnemen en/of verwerken, facturen, te weten:
  • factuur [nummer 1].d. 8 januari 2013, gericht aan [bedrijf 1] B.V.,
  • factuur [nummer 2] d.d. 25-6-2013, gericht aan [bedrijf 3] B.V.,
  • factuur [nummer 3] d.d. 28-05-2013, gericht aan [bedrijf 2] B.V.,
  • factuur [nummer 4] d.d. 19-09-2013, gericht aan [bedrijf 2] B.V.,
  • factuur [nummer 5] d.d. 23-09-2013, gericht aan [bedrijf 2] B.V.,
  • factuur [nummer 6] d.d. 30-09-2013, gericht aan [bedrijf 2] B.V. ,
  • creditfactuur [nummer 7] d.d. 31-12-2013, gericht aan [bedrijf 2] B.V. ,
  • factuur [nummer 8] d.d. 16-12-2013, gericht aan [bedrijf 4] B.V., en/of
  • creditfactuur [nummer 9] d.d. 10-10-2014, gericht aan [bedrijf 4] B.V.,
zulks terwijl telkens op die voornoemde (credit)facturen stond vermeld dat een of meer goederen waren verkocht en/of geleverd waarvoor de geadresseerde (een) op die (credit)factu(u)r(en) genoemd(e) bedrag(en) verschuldigd was/waren,
terwijl die leveringen van goedederen als op die (credit)facturen voornoemd vermeld niet hebben plaatsgevonden, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
zulks, terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
2 Primair
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 mei 2015, in Nederland,
opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. , te weten de aangifte over de tijdvakken:
1e kwartaal 2013,
en
de maand november 2013,
en
de maand januari 2014,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft laten doen, immers heeft zij, de voornoemde besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voornoemde) aangiften voor de omzetbelasting een onjuist bedrag aan belasting en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
zulks, terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
4 Primair
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V. in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 januari 2015, in Nederland,
opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., te weten de aangifte over de tijdvakken:
tweede kwartaal 2013,
en
derde kwartaal 2013,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft laten doen, immers heeft/hebben zij, de voornoemde besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., en/of haar mededader(s), telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voornoemde) aangiften voor de omzetbelasting een onjuist bedrag aan belasting en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
zulks, terwijl hij, verdachte, samen met een ander feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 47, 51 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf:
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair
het misdrijf:
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte tezamen met een of meer anderen daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 270 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van drie jaren. Conform het afdoeningsvoorstel heeft de officier van justitie bij zijn vordering 25 uren aftrek in aanmerking genomen bij de taakstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen conform de vordering van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft feitelijke leiding gegeven aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift en belastingfraude. Het belastingnadeel bij [bedrijf 1] is vastgesteld op 231.859,-- euro en het belastingnadeel bij [bedrijf 2] is vastgesteld op 281.662,-- euro; in totaal bedraagt het nadeel ruim een half miljoen euro. Verdachte heeft door zijn handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen waarop het systeem van de Belastingdienst is gebaseerd. De door verdachtes handelen ontstane schade raakt niet alleen de Belastingdienst, maar indirect ook alle belastingbetalers in Nederland. Verdachte liet zich enkel leiden door zijn eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en dat artikel 63 Sr van toepassing is vanwege een op 15 november 2018 opgelegde strafbeschikking en een veroordeling van de kantonrechter van 8 juli 2019 vanwege verkeersfeiten.
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM fors is overschreden. Op 19 april 2017 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Verdachte kon daaraan vanaf dat moment in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 19 april 2017 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis is 21 mei 2024; dat betekent dat de redelijke termijn met vijf jaar is overschreden. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging maakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Hoewel de ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, ziet de rechtbank na het afwegen van alle belangen en in het bijzonder ook gelet op de afdoening van de strafzaken van medeverdachten, voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank overweegt dat, nu sprake is van meerdaadse samenloop, de cumulatie van taakstraffen niet is begrensd tot 240 uren. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 270 uren opleggen. De rechtbank heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, in de strafmaat rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door de taakstraf met 25 uren te verminderen. Naast de taakstraf zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden aan verdachte opleggen, met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nieuwe strafbare feiten te begaan.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de drie ordners met administratie kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde ordners met administratie, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 telkens primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair, het misdrijf:
valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 2 primair, het misdrijf:
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4 primair, het misdrijf:
het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte tezamen met een of meer anderen daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
135 (honderdvijfendertig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van drie ordners administratie aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. M.S. de Waard en mr. F.M.A. 't Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
Buiten staat
Mr. De Waard en mr. ’t Hart zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) met nummer 60186/6060186. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 25 januari 2017, pagina 718 (G-001-01).
3.Procesverbaal zaaksdossier 1 van 22 maart 2018, pagina’s 91-104 (OPV-ZD1).
4.Procesverbaal zaaksdossier 1 van 22 maart 2018, pagina’s 91-104 (OPV-ZD1).
5.Procesverbaal van bevindingen onderzoek economische leveringen van onroerende zaken voor de omzetbelasting, pagina’s 1200-1202 (AMB038).
6.Procesverbaal algemeen dossier, pagina’s 14 en 15 (ADOPV).
7.Geschriften, te weten uittreksels van de Kamer van Koophandel van HM Holding BV, [bedrijf 1] BV, [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] B.V., pagina’s 1314, 1315, 1320, 1321, 1324, 1357, 1358, 1366 en 1367 (DOC-020, DOC-021, DOC026 en DOC027).
8.Proces-verbaal zaaksdossier 3 van 22 maart 2018, pagina’s 254-256 (OPV-ZD3).
9.Geschriften, te weten uittreksels van de Kamer van Koophandel [bedrijf 5] B.V., [bedrijf 6] B.V en [bedrijf 2] B.V., pagina’s 1357, 1358, 1366, 1367, 1406 tot en met 1408 (DOC026, DOC027 en DOC032).