ECLI:NL:RBOVE:2024:2579

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
11027267 CV EXPL 24-1262
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en zijn huurders. De verhuurder, hierna te noemen [eiser], had een woning verhuurd aan de gedaagden, maar deze hadden een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd. De huurprijs bedroeg € 850,00 per maand, maar de gedaagden waren sinds oktober 2021 regelmatig te laat met betalen. Ondanks herhaalde aanmaningen en sommaties, waaronder een laatste aanmaning op 19 januari 2024, was de achterstand niet ingelopen. De gedaagden erkenden de achterstand, maar gaven aan dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat waren om het volledige bedrag te betalen.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een betalingsregeling getroffen, waarbij de gedaagden onder voorwaarden in de woning konden blijven wonen. De gedaagden moesten de huur weer op tijd betalen en de achterstand aflossen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand van € 6.680,90, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente, toewijsbaar was. De vordering tot ontruiming werd voorwaardelijk toegewezen, wat betekent dat de gedaagden de woning moesten verlaten als zij zich niet aan de betalingsregeling hielden.

De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moesten ontruimen als zij niet aan de voorwaarden voldeden. Dit vonnis benadrukt de rechten van verhuurders in gevallen van huurachterstand en de mogelijkheid om ontruiming te vorderen, mits de juiste procedures worden gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11027267 CV EXPL 24-1262
Vonnis in kort geding van 16 mei 2024
in de zaak van
de heer [eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. S.T.J. Peters, Kolkman advocaten Almelo,
tegen

1.de heer [gedaagde 1],wonende te [woonplaats 2],

2.
mevrouw [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk ook wel te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-9,
- de akte overlegging aanvullende producties tevens akte vermindering van eis,
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de woning aan de [adres].
2.2.
[eiser] verhuurt de woning met ingang van 1 juli 2021 aan [gedaagden]. De huurprijs bedraagt € 850,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. In dat bedrag is begrepen een voorschot voor elektriciteit, gas en water.
2.3.
[gedaagden] is sinds oktober 2021 regelmatig te laat met het betalen van de huur.
2.4.
In whatsapp wijst [eiser] [gedaagden] in maart en april 2023 erop dat er inmiddels een achterstand is van twee maanden en dat hij bij een achterstand van drie maanden een procedure voor ontruiming zal starten. Op 1 oktober 2023 heeft hij per whatsapp gesommeerd om de drie maanden achterstallige huur te betalen.
2.5.
[eiser] heeft ook aanmaningen en sommaties per brief gestuurd, onder meer op
5 augustus 2022, 7 oktober 2022, 11 oktober 2023. In die laatste brief is ook aangekondigd dat verdere maatregelen zullen volgen bij niet betaling. De advocaat van [eiser] heeft gesommeerd op 19 januari 2024 en daarbij nadere rechtsmaatregelen aangekondigd. In reactie daarop is betaling toegezegd, maar die toezegging is niet nagekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis:
I om [gedaagden] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde aan de [adres] te verlaten met alle daarin aanwezige goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van [eiser] zijn, onder afgifte van de sleutels en ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
II [gedaagden] hoofdelijk – des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen tot betaling van de huur vanaf dagvaarding tot aan het moment van ontruiming;
III [gedaagden] hoofdelijk – des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen tot betaling van € 6.680,90 voor achterstallige huur, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2024 tot aan de dag van betaling;
IV [gedaagden] hoofdelijk – des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, binnen veertien dagen en bij niet betaling vermeerderd met de nakosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij erkennen de achterstand, maar kunnen nu niet alles betalen vanwege allerlei problemen. Ontruiming zou grote gevolgen hebben want gedaagden hebben dan geen onderdak meer.
3.3.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat gedaagden onder voorwaarden in de betreffende woning kunnen blijven wonen. De lopende huur moet weer strikt op tijd, dus vóór de 1e van de betreffende maand, worden voldaan. De huur voor mei moet uiterlijk woensdag 8 mei zijn betaald. Daarna moet uiterlijk 31 mei de huur van de maand daarop, dus van juni, zijn betaald. Daarna iedere maand uiterlijk elke laatste dag van de maand de huur voor de komende maand, dus weer vooruit gaan betalen zoals in de overeenkomst staat.
Daarnaast gaan gedaagden de achterstand aflossen. Als mevrouw [gedaagden] vanaf juli AOW ontvangt, gaan gedaagden naast de lopende huur ook per 31 juli € 500,00 per maand aflossen. Als gedaagden deze regeling niet stipt nakomen, zal de ontruiming alsnog kunnen worden uitgevoerd en moeten gedaagden ook alsnog de achterstand betalen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. Nu [gedaagden] de verschuldigdheid van de door de eisende partij (bij akte) gespecificeerde en verminderde huurachterstand inclusief buitengerechtelijke kosten en rente, namelijk € 6.680,90 berekend tot 1 mei 2024, erkent, staat deze achterstand vast en zal deze worden toegewezen.
4.2.
De omvang van de huurachterstand is zodanig dat ook de vordering tot ontruiming toewijsbaar is.
4.3.
Partijen hebben onder verband van vonnis een betalingsregeling getroffen. Ter mondelinge behandeling heeft de eisende partij verklaard dat indien [gedaagden] zich aan de betalingsregeling zoals omschreven in 3.3. houdt, hij dit vonnis niet ten uitvoer zal leggen. De vordering tot ontruiming zal derhalve voorwaardelijk worden toegewezen. [gedaagden] dient zich daarbij goed te realiseren dat overtreding van de genoemde voorwaarden door haar automatisch met zich meebrengt dat beide gedaagden, de heer [gedaagden] en mevrouw
[gedaagde 2] de woning dan alsnog zullen moeten ontruimen. De termijn voor ontruiming zal op veertien dagen worden gesteld.
4.4.
Vaststaat dat [gedaagden] niet tijdig heeft betaald en hierdoor in verzuim is geraakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagden] de nadien in rekening gebrachte rente daarom eveneens verschuldigd.
4.5.
De eisende partij heeft een bedrag van € 585,00 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Er is een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 137,47
- griffierecht € 87,00
- salaris advocaat € 408,00 (2 punt × € 204,00)
- nakosten €
102,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 734,47

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.680,90 wegens de tot 1 mei 2024 verschuldigde huurpenningen, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
[gedaagden] betaalt het hiervoor genoemde bedrag af door betaling vanaf eind juli 2024 van maandelijkse termijnen van € 500,00, te voldoen voor de 1e van iedere maand. De eerste termijn wordt dus uiterlijk 31 juli 2024 betaald. Als aanvullende voorwaarde geldt dat de lopende huur stipt iedere maand bij vooruitbetaling wordt voldaan. De huur voor mei 2024 wordt uiterlijk 8 mei betaald en de huur voor juni uiterlijk de laatste dag van mei, en de daarop volgende maanden ook steeds vóór de nieuwe maand. Indien de gedaagde partij een aflossing niet of niet tijdig voldoet of indien gedaagde partij binnen twee jaar na dit vonnis haar verplichting om de maandelijkse huurbedragen te voldoen niet tijdig nakomt of niet aan de overige voorwaarden voldoet:
  • veroordeelt gedaagden om de woning aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels met achterlating van hetgeen [eiser] toebehoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen en te laten;
  • veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 850,00, als huurpenningen, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagden] de woning vanaf 1 mei 2024 in gebruik heeft tot en met de dag van ontruiming van het gehuurde aan de [adres];
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de eisende partij tot de datum van dit vonnis begroot op € 734,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.
(RS(O)