ECLI:NL:RBOVE:2024:2531

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
313839 KG RK 24-199
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek tot verschoning van rechters in bestuursrechtelijke zaken

Op 15 mei 2024 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een verzoek tot verschoning toegewezen. Dit verzoek was ingediend door mr. A.T. de Kwaasteniet, mr. A.P.W. Esmeijer en mr. drs. F. Onrust, rechters in de rechtbank Overijssel, die zich wilden onthouden van de verdere behandeling van een aantal bestuursrechtelijke beroepen. De aanleiding voor het verzoek was de betrokkenheid van deze rechters bij eerdere zittingen en beslissingen in dezelfde zaken, wat de schijn van partijdigheid zou kunnen wekken. De verschoningskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was, gezien de eerdere uitspraak van mr. de Kwaasteniet over de verzoeken om voorlopige voorzieningen en de betrokkenheid van de andere rechters bij de mondelinge behandeling van de beroepen. De beslissing om het verzoek tot verschoning toe te wijzen, werd genomen om elke schijn van partijdigheid te vermijden. De rechters zullen worden vervangen door andere rechters voor de verdere behandeling van de zaken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OVERIJSSEL
Verschoningskamer Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 313839 KG RK 24-199
Beslissing van 15 mei 2024
Op het verzoek van
mr. A.T. de Kwaasteniet en mr. A.P.W. Esmeijer,
rechters in de rechtbank Overijssel, en mr. drs. F. Onrust,
rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Overijssel,
dat ertoe strekt zich te mogen verschonen in de zaken van
[naam 1] en anderen (geregistreerd onder A WB 24/1866), [naam 2] (geregistreerd onder AWB 24/1963) en [naam 3] en anderen (geregistreerd onder AWB 24/1906)
tegen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen,
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt: het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

1.De procedure

1.1.
Bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, team bestuursrecht, zijn onder de hierboven genoemde zaaknummers beroepen aanhangig die zijn gericht tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van 9 januari 2024 waannee een Omgevingsvergunning is verleend voor - kort samengevat - het realiseren van een opvanglocatie voor asielzoekers en statushouders aan [adres] .
1.2.
Daarnaast hebben [naam 1] en anderen, [naam 2] en [naam 3] en anderen de voorzieningenrechter verzocht om hangende de behandeling van de beroepen een voorlopige voorzienig te treffen. Die verzoeken zijn geregistreerd onder respectievelijk AWB 24/1865, AWB 24/1962 en AWB 24/1905.
1.3.
Zowel de beroepen als de verzoeken zijn op 28 maart 2024 ter zitting behandeld.
1.4.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de meervoudige kamer besloten de behandeling van de beroepen aan te houden. Mr. de Kwaasteniet, de voorzitter van de meervoudige kamer, heeft als voorzieningenrechter bij uitspraak van 18 april 2024 de verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.
1.6.
Op 19 april 2024 hebben mr. De Kwaasteniet, mr. Esmeijer en mr. drs. Onrust een verzoek ingediend bij de verschoningskamer om zich te mogen verschonen.
1.7.
Een verschoningsverzoek hoeft niet ter zitting te worden behandeld. Ook hoeven partijen in de hoofdzaak niet te worden gehoord op het verzoek tot verschoning. De verschoningskamer ziet in dit geval ook geen aanleiding voor behandeling van het verzoek ter zitting of om partijen op dit verzoek te horen.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Aan het verschoningsverzoek is ten grondslag gelegd dat de beslissing tot het aanhouden van de behandeling van de beroepen is genomen op basis van de mondelinge behandeling ter zitting en na een zorgvuldige afweging van belangen, in het bijzonder het feit dat ondertussen nog zes beroepen tegen hetzelfde besluit van het college waren ingediend. Als er uitspraak zou zijn gedaan op de hierboven genoemde beroepen, terwijl de andere zes beroepen nog behandeld moeten worden, zou een ingewikkelde en om meerdere redenen ongewenste processuele situatie ontstaan. Aanhouden van de beroepen betekent evenwel dat de behandeling van de beroepen op enig moment zal moeten worden voortgezet. De leden van de meervoudige kamer wensen zich echter van de (verdere) behandeling van de beroepen te onthouden. Dat komt door de bijzondere constellatie. Mr. de Kwaasteniet heeft als voorzieningenrechter de (inhoudelijke) uitspraak met betrekking tot de verzoeken om een voorlopige voorziening gedaan. En mr. A.P.W. Esmeijer en mr. drs. F.
Onrust zijn betrokken geweest bij de mondelinge behandeling van de beroepen en verzoeken om een voorlopige voorziening op 28 maart 2024, die tot de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft geleid. Om te voorkomen dat bij partijen de schijn bestaat dat de leden van de meervoudige kamer al een oordeel hebben gevormd en daarom niet meer objectief de behandeling van de beroepen zullen voortzetten, verzoeken zij om verschoning.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:19 Algemene wet bestuursrecht kan een rechter die een zaak behandelt verzoeken zich te mogen verschonen. Daarvoor moet sprake zijn van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn als uit de overtuiging of het gedrag van een rechter persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. De verschoningskamer zal het verschoningsverzoek aan de hand van deze maatstaven beoordelen.
3.3.
3.4.
In de
Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak1staat onder aanbeveling 16 dat de rechter zich er bewust van dient te zijn dat zijn onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan vanwege zijn eerdere bemoeienis als rechter met een bepaalde zaak. In de toelichting op deze aanbeveling staat dat of dezelfde rechter zowel uitspraak
kan doen in een verzoek om voorlopige voorziening alsook in de bodemprocedure en of dan in de bodemzaak de onpartijdigheid ter discussie staat, in de jurisprudentie van het EHRM2 lijkt af te hangen van de vraag of sprake is van oordelen "in the same case". Wanneer alleen sprake is geweest van een ordemaatregel in de voorlopige voorziening en geen antwoord is gegeven op zich voordoende rechtsvragen, is niet op voorhand sprake van aantasting van de onpartijdigheid.
3.5.
De verschoningskamer is van oordeel dat het verschoningsverzoek op goede gronden is ingediend. De verschoningskamer kan op grond van de geschetste gang van zaken op en na de zitting van 28 maart 2024 begrijpen dat mr. De Kwaasteniet, mr. Esmeijer en mr. drs. Onrust zich niet vrij voelen deze beroepen te behandelen en overweegt daartoe het volgende.
3.6.
In de uitspraak van 18 april 2024 heeft mr. De Kwaasteniet geconcludeerd dat de beroepsgronden naar zijn voorlopig oordeel geen redelijke kans van slagen hebben. Dat is niet slechts een ordemaatregelen de vrees van partijen voor vooringenomenheid van mr. De Kwaasteniet ten aanzien van de beroepen die aanhangig zijn gemaakt is daarmee objectief gerechtvaardigd.
3.6.
De verschoningskamer stelt vast dat mr. Esmeijer en mr. drs. Onrust niet op de verzoeken om een voorlopige voorzienig te treffen hebben beslist. Maar de verzoeken zijn wel behandeld op dezelfde zitting waarop ook de beroepen zijn behandeld en mr. Esmeijer en mr. drs. Onrust zijn, zo volgt uit hun verzoek, ook bij de behandeling daarvan betrokken geweest. Hierdoor kan bij partijen de indruk ontstaan dat ook deze leden van de meervoudige kamer al een oordeel over de beroepen hebben en daannee vooringenomen zijn.
3.7.
Het verzoek zal daarom worden toegewezen. Dit betekent dat mr. De Kwaasteniet, mr. Esmeijer en mr. drs. Onrust door andere rechters zullen worden vervangen. Zo wordt elke schijn van partijdigheid venneden.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
- mr. A.T. de Kwaasteniet, mr. A.P.W. Esmeijer en mr. drs. F. Onrust,
- alle in de aanhef van deze uitspraak genoemde betrokken partijen,
- het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.E. Zweers, mr. A.H. Margadant en mr. J.N. Bartels in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.P de Zwart, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.