Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
De beslissing
wijstde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Rechtbank Overijssel
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 08.188340-23. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De veroordeelde was betrokken bij een hennepkwekerij waaruit één oogst is gehaald. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 19.025,54. Tijdens de zitting op 30 april 2024 heeft de raadsman van de veroordeelde betoogd dat er geen daadwerkelijk voordeel was behaald en heeft hij verzocht om het bedrag op nihil vast te stellen, of in ieder geval op een lager bedrag van € 5.000,00, gezien het feit dat er slechts één oogst heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de bewijsstukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat, hoewel er bewijs was van de aanwezigheid van een hennepkwekerij met 215 hennepplanten, het niet aannemelijk was dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. Er was geen bewijs dat de veroordeelde met andere strafbare feiten geld had verdiend. Daarom heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.