ECLI:NL:RBOVE:2024:2523

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
08.188340-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 08.188340-23. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De veroordeelde was betrokken bij een hennepkwekerij waaruit één oogst is gehaald. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op een bedrag van € 19.025,54. Tijdens de zitting op 30 april 2024 heeft de raadsman van de veroordeelde betoogd dat er geen daadwerkelijk voordeel was behaald en heeft hij verzocht om het bedrag op nihil vast te stellen, of in ieder geval op een lager bedrag van € 5.000,00, gezien het feit dat er slechts één oogst heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de bewijsstukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het oordeel van de rechtbank was dat, hoewel er bewijs was van de aanwezigheid van een hennepkwekerij met 215 hennepplanten, het niet aannemelijk was dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. Er was geen bewijs dat de veroordeelde met andere strafbare feiten geld had verdiend. Daarom heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.188340-23
Datum vonnis: 14 mei 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op 24 november 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 19.025,54.

2.De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van het met deze schriftelijke ontnemingsvordering samenhangende strafdossier. De vordering is vervolgens gelijktijdig met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen veroordeelde, op 30 april 2024, aan de orde gesteld. Veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, is op deze terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie de schriftelijke vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank het door veroordeelde te betalen bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet vaststellen op nihil (€ 0,00), dan wel een bedrag naar rato (€ 5.000,--) nu sprake is geweest van één oogst.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft bij vonnis van 14 mei 2024, gewezen onder voormeld parketnummer, geoordeeld dat veroordeelde op 18 februari 2022 als medepleger betrokken is geweest bij de in de woning aan de [adres] aangetroffen in werking zijnde hennepkwekerij met 215 hennepplanten. Het staat op basis van bewijsmiddelen vast dat er in de periode daaraan voorafgaand (minimaal) één oogst is geweest. Het is de rechtbank op grond van bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden dat veroordeelde daaruit op enige wijze daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen. Het is de rechtbank evenmin gebleken dat veroordeelde met het plegen van andere strafbare feiten geld heeft verdiend. De rechtbank zal de ontnemingsvordering afwijzen.
4.
De beslissing
De rechtbank
wijstde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.