ECLI:NL:RBOVE:2024:2522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
08.188340-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep, diefstal van stroom en wapenbezit

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in drugs, diefstal door middel van verbreking en het voorhanden hebben van illegale wapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het telen van 215 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit voor deze hennepkwekerij. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een taakstraf van 120 uren en moet zich melden bij de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van enkele feiten, wel degelijk betrokken was bij de hennepteelt en de diefstal van stroom. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee van de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De vordering van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., tot schadevergoeding is volledig toegewezen, omdat er voldoende bewijs was dat de verdachte schade had veroorzaakt door zijn daden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan GHB en zijn problematische schulden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.188340-23 (P)
Datum vonnis: 14 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 18 februari 2022 in [plaats] samen met anderen of alleen opzettelijk 215 hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad (
feit 1 primair), dan wel medeplichtig is geweest aan dit misdrijf (
feit 1 subsidiair). Daarnaast wordt hem verweten dat hij in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 19 februari 2022 in diezelfde plaats samen met anderen of alleen stroom heeft gestolen door middel van verbreking (
feit 2). Verder wordt verdachte verweten dat hij op 18 februari 2022 in [plaats] een gasrevolver (
feit 3), een stroomstootwapen (
feit 4), 124 knalpatronen (
feit 6) en een ballistisch mes (
feit 7) voorhanden heeft gehad (
feit 4) en 33,95 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad (
feit 5).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 242,9 gram hennep en/of ongeveer 215 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 242,9 gram hennep en/of ongeveer 215 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 18 februari 20221 te [plaats], gemeente Hardenberg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2021 tot en met 19 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 3
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasrevolver, van het merk Rohm, type RG 59N Le Petit, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
feit 4
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad
feit 5
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats], gemeente Hardenberg opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 33,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
feit 6
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te [plaats], gemeente Hardenberg munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 71 knalpatronen van het kaliber 9mm,
- 1 (afgeschoten) knalpatroon van het kaliber 9mm,
- 1 hagelpatroon van het kaliber 12,
- 1 kogelpatroon van het kaliber 6.35mm en/of
- 50 kogelpatronen vam het kaliber 320 Corto

voorhanden heeft gehad;

feit 7
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te [plaats], gemeente Hardenberg een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ballistisch mes, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gasrevolver en de knalpatronen voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de andere ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich aan het standpunt van de officier van justitie geconformeerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte op 18 februari 2022 in [plaats] de onder feit 3 ten laste gelegde gasrevolver en de onder feit 6 ten laste gelegde knalpatronen voorhanden heeft gehad. De gasrevolver lag in een zilverkleurig koffertje in een kast in de woonkamer van de woning van verdachte. Hoewel verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat dit zilverkleurige koffertje door een ander daar is neergelegd, heeft hij ook verklaard dat hij niet wist dat daar een gasrevolver en knalpatronen in zaten. In het procesdossier bevindt zich geen bewijsmiddel waaruit volgt dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de ten laste gelegde gasrevolver en knalpatronen in zijn woning. Nu de rechtbank dit niet op basis van bewijsmiddelen kan vaststellen, zal zij verdachte van het onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 ten laste gelegde heeft gepleegd. Daarnaast is tijdens de zitting door verdachte of zijn raadsvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit, met uitzondering van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van deze aan verdachte ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2: telen van hennep en diefstal van stroom
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 24 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], pagina’s 6 tot en met 9, inclusief de daarbij als bijlage gevoegde aangifte door [aangever] namens Enexis Netbeheer B.V. van 15 maart 2022, pagina’s 77 tot en met 79, en de foto’s van de situatie ter plaatse, pagina’s 105 tot en met 115;
Ten aanzien van feit 4: voorhanden hebben stroomstootwapen
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal van onderzoek wapen van 4 maart 2022, met als bijlagen de foto’s van het stroomstootwapen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], pagina’s 151 tot en met 155;
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk aanwezig hebben 33,95 gram MDMA
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 11 mei 2022, pagina’s 233 tot en met 235, inclusief de als bijlage gevoegde NFiDENT-rapporten van 11 en 12 mei 2022, pagina’s 238 en 239;
Ten aanzien van feit 7: voorhanden hebben ballistisch mes
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal van onderzoek wapen van 7 maart 2022, met als bijlagen de foto’s van het ballistisch mes, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], pagina’s 141 tot en met 147.
Medeplegen
De rechtbank acht het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in zijn woning aan de [adres] in [plaats] een hennepkwekerij heeft laten opzetten door twee of drie buitenlandse mannen en dat hij nadien de hennepplanten zelf van water heeft voorzien. Ook heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de stroom voor die hennepkwekerij illegaal werd afgetapt. In het dossier bevinden zich geen onderdelen die maken dat deze verklaring van verdachte onjuist of onaannemelijk is. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het telen van hennep en de daarmee gepaard gaande diefstal van stroom door middel van verbreking en dat die bijdrage van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en onbekend gebleven anderen (ofwel: medeplegen). Immers, verdachte heeft niet alleen zijn woning voor het telen van hennep ter beschikking gesteld, hij heeft de hennepplanten ook verzorgd. Bovendien had verdachte wetenschap van de diefstal van stroom.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 primair
hij op 18 februari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 215 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
hij in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 19 februari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, dat geheel aan Enexis toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
feit 4
hij op 18 februari 2022 te [plaats] een wapen van categorie II onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
feit 5
hij op 18 februari 2022 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 33,95 gram MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 7
hij op 18 februari 2022 te [plaats] een wapen van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een ballistisch mes, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 4:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden;
  • een onvoorwaardelijke taakstraf van tweehonderd uren met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten opzichte van de eis van de officier van justitie bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een lagere taakstraf van honderdtwintig uren en een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte is als medepleger betrokken geweest bij het telen van 215 hennepplanten. Hij heeft zijn woning hiervoor ter beschikking gesteld en de hennepplanten verzorgd. Door uitsluitend te handelen vanuit een behoefte aan financieel gewin, is verdachte voorbijgegaan aan het feit dat een hennepkwekerij brandgevaar kan veroorzaken voor de directe omgeving en omwonenden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de handel in hard- en softdrugs. Dit moet krachtig worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat zulke verdovende middelen schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid en het kan het leven van gebruikers (en hun naasten) ruïneren. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in drugs vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Ook is verdachte als medepleger betrokken geweest bij diefstal van stroom, nu de stroom voor de hennepkwekerij op een illegale wijze is afgetapt en verdachte hier wetenschap van had. Het energiebedrijf heeft hierdoor schade geleden. Verder heeft verdachte een stroomstootwapen en een ballistisch mes voorhanden gehad, wat niet is toegestaan. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van
22 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden onder andere meermaals voor drugsdelicten en vermogensdelicten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van GGZ Tactus van 9 januari 2024 en op wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Verdachte woont bij zijn moeder. Hij is jarenlang verslaafd geweest aan verdovende middelen, met name GHB. Op dit moment gebruikt verdachte naar zijn eigen zeggen die drug niet. Verdachte heeft een Wajong-uitkering en werkt als stratenmaker. Hij kampt met problematische schulden. Dit maakt dat hij hulp krijgt van een bewindvoerder. Om de kans te verkleinen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten gaat plegen, adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), een verblijf in het kader van beschermd- of begeleid wonen, het hebben van dagbesteding, de verplichting om mee te werken aan middelencontrole (alcohol en drugs) om het gebruik daarvan te beheersen en ambulante begeleiding.
De strafoplegging
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Hoewel vanwege de aard en de ernst van de gepleegde feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, ziet de rechtbank vanwege de persoon van verdachte aanleiding voor de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf. De rechtbank houdt er in het bijzonder rekening mee dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten ernstig verslaafd was aan GHB. Verdachte lijkt die verslaving nu onder controle te hebben. De rechtbank wil deze positieve ontwikkeling in het leven van verdachte niet doorkruisen en hoopt dat verdachte die positieve ontwikkeling voortzet. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen hem daarbij helpen, zoals verdachte ook graag wil. Dit zal bovendien de kans verkleinen dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout ingaat. Een flinke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank dan ook nodig. Dit maakt dat de rechtbank een lagere taakstraf en een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, in lijn met wat de raadsman heeft bepleit. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering, gelet op de veroordeling door de politierechter op 17 november 2023.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van honderdtwintig uren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze, zoals zij deze in het dictum zal formuleren. De rechtbank zal de reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.197,09, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Administratiekosten € 407,40;
  • een 1-fase KWh-meter € 21,74;
  • netwerkkosten 127 dagen € 211,41;
  • verbruik elektriciteit € 647,42;
  • afsluitkosten elektriciteit € 594,12;
  • tarief monteur (3 uren) € 315,--.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is, met de kanttekening dat tussen de gevorderde schadeposten ‘afsluitkosten elektriciteit’ en ‘tarief monteur’ een keuze moet worden gemaakt nu deze schadeposten dubbelop lijken te zijn gevorderd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schadeposten, die overigens door de raadsman niet of onvoldoende zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn. De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding geheel toewijzen tot een bedrag van € 2.197,09, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2022.
7.5
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, omdat de benadeelde partij over zelfstandige invorderingsmogelijkheden beschikt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 4:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7:
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 5 en feit 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden,
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • stelt als
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich op eerste uitnodiging van de reclassering (op de door haar aangegeven datum, tijd en plaats) meldt op afspraken bij de reclassering (Tactus Reclassering, Dokter Stolteweg 58 in Zwolle) en zich vervolgens gedurende de proeftijd blijft melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak, waar en zolang de reclassering dit nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich (ambulant) laat behandelen door de forensische verslavingspolikliniek JusTact van Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen (en huisregels) die hem in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener worden gegeven. Indien de reclassering dit nodig acht, kan zij een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich, na goedkeuring door een rechter, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) verblijft bij stichting Limor of een andere instelling voor beschermd- of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen (en huisregels) die hem in het kader van dit verblijf door of namens instelling (en die in overleg met de reclassering zijn opgesteld) worden gegeven;
  • gedurende de proeftijd een (door de reclassering te bepalen) zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van werk, voor zolang de reclassering dit nodig vindt;
  • meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om het (eventueel) middelengebruik te beheersen, indien, zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig vindt;
  • zicht gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) (ambulant) laat begeleiden door/via stichting Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- draagt de reclassering op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden; daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de inverzekeringstelling doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van
de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V.toe tot een bedrag van
€ 2.197,09 (tweeduizend honderdzevenennegentig euro en negen eurocent)(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. van een bedrag van € 2.197,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal, van 10 oktober 2022, met registratienummer: PL0600-2022076371. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.