ECLI:NL:RBOVE:2024:2521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
08.003232-24 en 05.262220-22 (vnvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in drugs met verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk heeft gehandeld in drugs. De verdachte, geboren in 1997 in Polen, werd beschuldigd van het bezit van aanzienlijke hoeveelheden MDMA, cocaïne, amfetamine en hennep op 27 december 2023 in Zwartsluis. Tijdens de openbare terechtzittingen op 2 en 30 april 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het opzettelijk aanwezig hebben van 188,74 gram MDMA, 9,36 gram cocaïne, 31,52 gram amfetamine en 1.930 gram hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week bevolen. Tevens zijn de in beslag genomen keukenweegschaaltjes en het sealapparaat verbeurd verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen voor drugsdelicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.003232-24 en 05.262220-22 (vnvv) (P)
Datum vonnis: 14 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Polen),
zonder (bekende) woon- en/of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 april 2024 en 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 27 december 2023 in Zwartsluis opzettelijk 188,74 gram MDMA, 9,36 gram cocaïne en 31,52 gram amfetamine (
feit 1) en 1.930 gram hennep en hasjiesj (
feit 2) aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 188,74 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 9,36 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 31,52 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine
zijnde MDMA en/of cocaïne en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 27 december 2023 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1930 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd
zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs, zoals onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd. Zij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het opzettelijk aanwezig hebben van 188,74 gram MDMA, 9,36 gram cocaïne, 31,52 gram amfetamine en 1.930 gram hennep, zoals onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd, bekend. Daarnaast is tijdens de zitting door verdachte of zijn raadsvrouw ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van deze aan verdachte ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal van binnentreden in woning van 27 december 2023, pagina’s 28 en 29;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 5 januari 2025, pagina’s 45 tot en met 54, inclusief de als bijlage gevoegde NFiDENT-rapporten van 4 en 5 januari 2024, pagina’s 55 tot en 66;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2024, pagina 86.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat verdachte op 27 december 2023 in Zwartsluis ook opzettelijk hasjiesj aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte van dit onder feit 2 ten laste gelegde onderdeel vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij op 27 december 2023 te Zwartsluis opzettelijk aanwezig heeft gehad 188,74 gram MDMA, 9,36 gram cocaïne en 31,52 gram amfetamine, zijnde MDMA, cocaïne en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op 27 december 2023 te Zwartsluis opzettelijk aanwezig heeft gehad 1930 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdvijftig dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan negenenvijftig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne, amfetamine en hennep in een woning die hij huurde en waar hij verbleef. Hiermee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de handel in hard- en softdrugs. Dit moet krachtig worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat zulke verdovende middelen, in het bijzonder de harddrugs, schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid en kan het leven van gebruikers (en hun naasten) ruïneren. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in drugs vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daar kennelijk geen boodschap aan. De rechtbank rekent hem dit aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van
8 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder voor een drugsfeit is veroordeeld, op 9 maart 2023. Hij liep bovendien nog in de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf die toen aan hem is opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op wat verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Verdachte heeft een vriendin en verblijft doorgaans bij haar, in [plaats]. Ook heeft hij een eigen bedrijf. Dit bedrijf vervoert personen tussen Polen en Nederland. Verdachte heeft geen schulden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte van de straf rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. De rechtbank neemt de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het aanwezig hebben van harddrugs (229,62 gram) en softdrugs (1.930 gram) als uitgangspunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van honderd uren. Dit oriëntatiepunt ziet op een verdachte die zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten. Verdachte heeft zich echter al eerder aan een drugsfeit schuldig gemaakt. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Omdat een eerdere voorwaardelijke veroordeling verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest op zijn plaats.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 91 dagen met aftrek van het voorarrest.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen weegschaaltjes en het sealapparaat verbeurd worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft het beslag aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen (zoals deze op de beslaglijst staan vermeld: twee weegschaaltjes en een sealapparaat) op grond van de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn waarmee het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde is begaan en die tot het begaan van deze misdrijven bestemd zijn. De weegschaaltjes en het sealapparaat zijn in beslag genomen in een woning alwaar ook een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen. Daarbij geldt dat deze voorwerpen naar algemene ervaringsregels gebruikt worden bij de handel in verdovende middelen (en dus ook het bezit ervan) en in dit geval dus bestemd zijn voor het begaan van drugsdelicten. De rechtbank kan niet vaststellen aan wie deze voorwerpen toebehoren (klaarblijkelijk niet aan verdachte), maar dit laat onverlet dat zij de weegschaaltjes en het sealapparaat verbeurd kan verklaren. De rechtbank zal dan ook zo beslissen.

8.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 05.262220-22)

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van een aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd. Het gaat om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die de politierechter van de rechtbank Gelderland op 9 maart 2023 aan hem heeft opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit voornoemde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal vordering van de officier van justitie toewijzen. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan stafbare feiten (drugsdelicten) schuldig gemaakt. De consequentie daarvan is dat hij de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog moet ondergaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
91 (éénennegentig)dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdde in beslag genomen
keukenweegschaaltjesen het
sealapparaat;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 05.262220-22)
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan
gevangenisstrafvan
1 (één) weekdie de politierechter van de rechtbank Gelderland bij vonnis van 9 maart 2023 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 14 februari 2024, met registratienummer: PL0600-2023594477. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.