ECLI:NL:RBOVE:2024:2517

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
08.091295.23 en 10-063810-19 (vnvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van braak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan meerdere diefstallen door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen, waaronder ambulante behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2023 en 22 januari 2024 bedrijfsinbraken heeft gepleegd, waarbij hij geld en medicijnen heeft gestolen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de feiten heeft gepleegd en er zijn geen bewijsverweren gevoerd door de verdediging. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan vertegenwoordiging. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor meer dan 30 vermogensdelicten, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en schulden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.091295.23 en 10-063810-19 (vnvv) (P)
Datum vonnis: 14 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats],
nu verblijvende in de PI [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 30 april 2024, kort en bondig, op neer dat verdachte op 1 april 2023 een bedrijfsinbraak heeft gepleegd waarbij hij geld en medicijnen heeft gestolen (
feit 1 primair), dan wel een poging daartoe heeft gedaan (
feit 1 subsidiair). Daarnaast wordt hem verweten dat hij op 1 april 2023 een bedrijfsinbraak heeft gepleegd waarbij hij meerdere goederen heeft gestolen (
feit 2). Verder wordt verdachte verweten dat hij op 22 januari 2024 een bedrijfsinbraak heeft gepleegd waarbij hij geld heeft gestolen (
feit 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 april 2023 te Zwolle
- een geldbedrag (te weten €209,-) en/of
- een of meerdere Diazepam-tabletten, althans een of meerdere medicijnen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (gelegen
aan de [adres 1]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 april 2023 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
- (een) geld(bedrag) en/of één of meerdere (doosjes) medicatie,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (gelegen
aan de [adres 1]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen voornoemde goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
  • een ruit aan de achterzijde van het pand van voornoemde Apotheek heeft vernield,
  • (vervolgens) in voornoemd pand heeft rondgelopen en/of voornoemd pand heeft doorzocht,
  • (vervolgens) één of meerdere kasten en/of lades heeft opengemaakt en/of opengebroken en/of doorzocht,
  • één of meerdere doosjes medicatie heeft gepakt,
  • één kassa heeft opengemaakt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 2
hij op of omstreeks 1 april 2023 te Zwolle
- een of meerdere betaalpassen,
- een of meerdere laptops,
- een laptoptas,
- een horloge,
- een of meerdere pleisters,
- een docking station en/of
- (een) airpods(doosje),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[bedrijf 2] (gelegen aan de [adres 2]), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 3
hij op of omstreeks 22 januari 2024 te Zwolle
een geldbedrag van ongeveer 100,05 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan de Apotheek (gevestigd op/aan het [adres 3]) en/of [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft gepleegd. Daarnaast is tijdens de zitting door verdachte of zijn raadsman ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van deze aan verdachte ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
ten aanzien van het feit 1 primair:
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal aangifte van 2 april 2023, pagina’s 30 en 31;
  • het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever van 3 april 2023, pagina 34;
ten aanzien van het feit 2:
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal aangifte van 1 april 2023, pagina 37;
  • het proces-verbaal aanvullend verhoor aangever van 3 april 2023, pagina 41;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2023, pagina 73;
ten aanzien van het feit 3:
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 april 2024;
  • het proces-verbaal aangifte van 23 januari 2024, pagina 5.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 primair
hij op 1 april 2023 te Zwolle een geldbedrag (te weten € 209,--) en meerdere Diazepam-tabletten, die geheel aan [bedrijf 1] (gelegen aan de [adres 1]) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
hij op 1 april 2023 te Zwolle
- meerdere betaalpassen,
- meerdere laptops,
- een laptoptas,
- een horloge,
- een of meerdere pleisters,
- een docking station en
- een Airpods-doosje,
die geheel aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] (gelegen aan de [adres 2]) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3
hij op 22 januari 2024 te Zwolle een geldbedrag van € 100,05, dat geheel aan de Apotheek (gevestigd op/aan het [adres 3]) en/of [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
telkens het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf van tien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, op te leggen, omdat voor verdachte mogelijk in juni een plekje bij het begeleid wonen JOT kan worden gevonden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft drie bedrijfsinbraken gepleegd en is daarbij op dezelfde wijze te werk gegaan. Hij heeft een ruit van het bedrijfspand kapotgemaakt om zo naar binnen te komen en is vervolgens in het pand op zoek gegaan naar geld of andere spullen die hij zou kunnen verkopen om hier geld mee te verdienen. Met zijn handelen heeft verdachte geen respect voor andermans eigendommen getoond. Ook ondervinden de gedupeerde ondernemers hierdoor overlast en lijden zij financiële schade. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van 13 maart 2024. Hieruit volgt dat verdachte is veroordeeld voor meer dan 30 vermogensdelicten, waaronder meerdere bedrijfsinbraken. Bovendien liep hij in een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf die de rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 aan hem heeft opgelegd voor (onder meer) drie bedrijfsinbraken. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om opnieuw bedrijfsinbraken te plegen. Daar komt bij dat verdachte de inbraak op 22 januari 2024 pleegde terwijl hij geschorst was van de voorlopige hechtenis voor de inbraken die hij op
1 april 2023 pleegde. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 april 2024 en op wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte woonde voor detentie bij RIBW De Herberg in Zwolle, maar deze woonomgeving was voor hem erg onrustig. De reclassering heeft daarom besloten om verdachte aan te melden voor het begeleid wonen van het JOT. Hij staat momenteel op de wachtlijst. Verdachte kampt met schuldenproblematiek, waarvoor bewindvoering is ingezet. Ook is sprake van verslavingsproblematiek. Daarnaast ondervindt verdachte fysieke beperkingen als gevolg van een hersenbloeding in 2023. Het is de reclassering niet duidelijk of ook sprake is van hersenbeschadiging waarvoor verdachte ondersteuning nodig heeft in zijn dagelijks leven. Volgens verdachte is hij hierdoor impulsiever geworden en kan hij de consequenties van zijn handelen niet goed meer overzien. De reclassering schat het recidive risico in als hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), een verblijf in het kader van beschermd- of begeleid wonen, het hebben van dagbesteding, de verplichting om mee te werken aan middelencontrole (alcohol en drugs) om het gebruik daarvan te beheersen en ambulante begeleiding.
Bij het bepalen van het soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat als uitgangpunt voor één inbraak bij een bedrijfspand en waarbij sprake is van veelvuldige recidive (bij soortgelijke strafbare feiten) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden geldt. Nu verdachte drie bedrijfsinbraken heeft gepleegd, zal dit uitgangspunt uitkomen op twaalf maanden. De rechtbank stelt vast dat bij verdachte sprake is van veelvuldige recidive en ziet in beginsel dan ook geen reden om af te wijken van dit uitgangspunt. Vanwege de persoon van verdachte ziet de rechtbank echter wel aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat verdachte de kans krijgt om na zijn detentie met hulp van de reclassering zijn leven weer op de rit te krijgen en om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout ingaat.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals zij deze in het dictum zal formuleren. De rechtbank zal de reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen verbeurd worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan niet vaststellen aan wie de in beslag genomen geldbedragen van € 105,50 en € 110,-- toebehoren. Nu ervan uit kan worden gegaan dat deze bedragen uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen, is de rechtbank van oordeel dat deze geldbedragen op grond van de artikelen 33 en 33a Sr vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal dan ook zo beslissen.

8.De schade van benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] heeft zich ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot een schadevergoeding van € 944,77, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat de heer/mevrouw [naam], die de vordering heeft ondertekend, gemachtigd is om [bedrijf 2] te vertegenwoordigen, omdat geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is overgelegd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 10-063810-19)

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van een aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd. Het gaat om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 166 dagen, die de rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 aan verdachte heeft opgelegd, maar ten aanzien waarvan de politierechter in Rotterdam op 30 september 2022 al 20 dagen tenuitvoerlegging heeft gelast, waardoor een voorwaardelijke gevangenisstraf van 146 dagen resteert.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om één maand van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal vordering van de officier van justitie toewijzen. Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan stafbare feiten schuldig gemaakt. De consequentie daarvan is dat hij de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog moet ondergaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken bij Tactus Reclassering, zo vaak, waar en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich (ambulant) laat behandelen bij de forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien de reclassering dit nodig acht, kan zij een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich, na goedkeuring door een rechter, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor beschermd wonen of begeleid wonen/maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
  • meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om het (eventueel) middelengebruik te beheersen, indien, zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig vindt;
- draagt de reclassering op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden; daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij
- bepaalt dat de
benadeelde partij [bedrijf 2]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, die ten aanzien van deze vordering zijn gemaakt;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdde in beslag genomen geldbedragen van
€ 105,50en
€ 110,--.
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 10-063810-19)
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 4 december 2020 van de rechtbank Rotterdam voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van 146 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 4 april 2023 met zaakregistratienummer: PL0600-2023144072, tenzij hieronder anders wordt vermeld. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.Uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 29 januari 2024, met registratienummer: PL0600-2024034157.