ECLI:NL:RBOVE:2024:251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/08/306699 / FA RK 23-3188
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van Wvggz met diagnoseverschil

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde over een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1992 in Polen, die momenteel in Zwolle woont. De zaak kwam voort uit een verschil in diagnose tussen de psychiater H. van der Velde en het zorgplan. De psychiater was van mening dat de voorgestelde behandeling niet paste bij de diagnose in het zorgplan, wat leidde tot een discussie over de noodzaak van verplichte zorg. Tijdens de mondelinge behandeling werd de psychiater gehoord, evenals de betrokkene en zijn advocaat. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de diagnose niet vaststond en dat de zorgmachtiging niet proportioneel was. De rechtbank volgde echter de diagnose van de psychiater en oordeelde dat er ernstig nadeel voor de betrokkene zou ontstaan zonder verplichte zorg. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, in plaats van de verzochte twaalf maanden, en bepaalde dat de betrokkene onderworpen kan worden aan verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Zwolle
Zaak-/rekestnr.: C/08/306699 / FA RK 23-3188
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een zorgmachtiging
Beschikking van 9 januari 2024 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in aansluiting op een eerdere zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 juncto 6:5 sub b van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1992, [geboorteplaats] (Polen),
wonende [woonplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D.P. Poppe te KAMPEN.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 6 december 2023.
1.2
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring d.d. 27 november 2023;
 het zorgplan d.d. 9 november 2023;
 de zorgkaart d.d. 8 november 2023;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 30 november 2023;
 de justitiële en strafvorderlijke gegevens van betrokkene;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz.
1.3
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 januari 2024, bij Dimence, locatie [adres].
1.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
 Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
 H. van der Velde, psychiater;
 L. Klein Lugtebeld, spv’er.

2.Beoordeling

2.1
Op de bij betrokkene te stellen diagnose heeft de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, H. van der Velde, een andere visie dan de diagnose die in het zorgplan is opgenomen.
Hoewel de psychiater in de medische verklaring heeft aangekruist ‘persoonlijkheidsstoornissen’, hetgeen in overeenstemming is met het zorgplan, heeft hij onder de vraag tot welke (vermoedelijke) diagnose hij is gekomen vermeld dat er vermoedelijk een ontwikkelingsstoornis in ruimere zin speelt met deelaspecten van autisme en psychotische kwetsbaarheid, zonder volledig aan de diagnoses autismespectrumstoornis (ASS) en schizofreniespectrumstoornis te voldoen. De psychiater heeft verder vermeld dat er een bepaalde mate van tegenstrijdigheid bestaat in het zorgplan, nu enerzijds een schizofreniespectrumstoornis en/of ASS is verworpen en uitgegaan wordt van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizotypische kenmerken, maar anderzijds het toch het plan is om betrokkene nog een jaar verplichte depots te geven om een potentieel nieuwe psychotische decompensatie te voorkomen. Bij de in het zorgplan vermelde diagnose is de psychiater van mening dat het niet passend is te spreken van psychotische decompensatie en dat de afbouw van het depot sneller kan, namelijk in twee à drie maanden. De voorgestelde verplichte zorg acht de psychiater dan ook niet proportioneel en niet doelmatig. Als in het zorgplan als diagnose bijvoorbeeld schizofrenie, bipolaire stemmingsstoornis of ASS had gestaan, zegt de psychiater in het verzoek te zijn meegegaan. Dan zou de psychiater zeker de medicatie (haloperidol) langzamer afbouwen; bij een schizotypische persoonlijkheidsstoornis kan de afbouw sneller.
2.2
De psychiater is van mening dat betrokkene wel een psychiatrisch probleem heeft, maar dat de diagnose nog niet helemaal helder is. Bij een nieuwe (volgens hem op termijn in hoge mate waarschijnlijke) decompensatie zou de diagnose heroverwogen moeten worden nu kortdurende psychotische episodes ook onder schizofreniespectrumstoornissen vallen. Ook een bipolaire stoornis moet volgens hem niet geheel worden uitgesloten.
De psychiater is daarom van mening dat betrokkene wel degelijk lijdt aan een psychische stoornis waardoor betrokkene gedrag vertoont dat nadeel veroorzaakt, ook al heeft hij in de medische verklaring de vraag of uit het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis (een aanzienlijk risico op) ernstig nadeel voortvloeit met ‘nee’ beantwoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater toegelicht dat het model voor de medische verklaring geen ruimte laat voor een genuanceerder antwoord maar dat dit wel blijkt uit hetgeen hij onder de ‘overige mededelingen’ heeft vermeld. Betrokkene heeft ernstig pathologisch gedrag vertoond voorafgaand en tijdens de laatste opname.
2.3
De advocaat van betrokkene vraagt primair om afwijzing van het verzoek. De diagnose staat niet helemaal vast en de psychiater geeft te kennen dat de zorgmachtiging op deze manier niet proportioneel is. Het lijkt erop dat de medicatie afgebouwd moet worden en bekeken dient te worden hoe het verder gaat met betrokkene. Betrokkene staat achter de afbouw van de medicatie en vindt het prima om nog een paar keer naar de poli te komen voor het toedienen van medicatie. De advocaat wijst daarom ook op de vrijwilligheid bij betrokkene, mede vanwege het vertrouwen dat de psychiater in hem heeft.
Subsidiair verzoekt de advocaat om de machtiging niet langer toe te wijzen dan voor de duur van twee maanden, omdat betrokkene nog tweemaal een depot zal moeten krijgen. Indien de machtiging wordt toegewezen, acht de advocaat het ‘toedienen van vocht en voeding’ alsmede het ‘aanbrengen van beperkingen’ niet noodzakelijk als vormen van verplichte zorg.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat de door de psychiater gestelde diagnose moet worden gevolgd. De geneesheer-directeur heeft in haar bevindingen gesteld dat de in het zorgplan omschreven zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen en dit is conform de mening van de psychiater, indien zijn diagnose wordt gevolgd. De tijdens de mondelinge behandeling aanwezige SPV-er heeft gezegd dat de in het zorgplan opgenomen diagnose is overgenomen van FPA De Boog (GGNet), waar betrokkene in 2013 opgenomen is geweest. Op grond van artikel 5:8 Wvggz gaat de medische verklaring over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en of uit het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit.
Hoewel de medische verklaring daarover niet echt duidelijk is, blijkt uit de behandeling ter zitting dat de psychiater van mening is dat, indien uitgegaan wordt van zijn diagnose, het depot geleidelijker afgebouwd moeten worden dan in twee of drie maanden.
De diagnose in het zorgplan is van De Boog overgenomen, omdat een nieuwe diagnose pas te stellen is bij herhaalde psychotische decompensatie.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene niet de dupe mag worden van een verschil van mening over de diagnose, nu de psychiater het wel eens is met de voorgestane behandeling als uitgegaan wordt van de door hem vermoede diagnose. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het door de stoornis van betrokkene veroorzaakte ernstig nadeel niet in een paar maanden met een snelle afbouw van het depot afgewend kan worden.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij bereid is nog een paar keer vrijwillig het depot te accepteren, als de behandelend psychiater dat nodig vindt. Hij wil echter wel van de medicatie af en ziet nu niet echt het risico van een nieuwe decompensatie, omdat hij een sterk sociaal netwerk heeft met zijn ouders en vrienden en een baan, hij drinkt niet en gebruikt geen drugs. Hij zat ten tijde van de opname in een donkere periode en heeft toen niet goed gereageerd op andere mensen.
Uit het dossier blijkt echter dat betrokkene ernstige bedreigingen heeft geuit tijdens zijn laatste psychotische decompensatie, waarvoor plaatsing in de EBK noodzakelijk was. Eerder heeft betrokkene stalkingsgedrag vertoond. In het zorgplan wordt het ernstig nadeel van verlies van zijn baan, beschadiging van de relatie met zijn ouders en mogelijk het verlies van woonruimte genoemd, evenals schade aan het brein en een lager niveau van functioneren. De rechtbank is daarom van oordeel dat betrokkene de ernst van zijn aandoening en de gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien onvoldoende inziet en deze enigszins bagatelliseert. Op grond van dit gebrek aan ziektebesef van betrokkene kan er niet van uitgegaan worden dat betrokkene nog voor langere duur vrijwillig zal meewerken aan toediening van het depot, indien de behandelend psychiater dat nodig vindt.
2.5
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.6
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
 ernstige financiële schade;
 maatschappelijke teloorgang;
 ernstige verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
2.7
De verzochte vormen van verplichte zorg zijn:
 toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 beperken van de bewegingsvrijheid;
 insluiten;
 uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 opnemen in een accommodatie.
Volgens de GGZ en blijkende uit de toelichting van de behandelaar ter zitting, is het ‘toedienen van vocht en voeding’ niet noodzakelijk als vorm van verplichte zorg. Hierom wijst de rechtbank deze vorm van zorg af. De advocaat verzoekt tevens om afwijzing van het ‘aanbrengen van beperkingen’ als vorm van verplichte zorg. Deze vorm acht de rechtbank wel noodzakelijk, omdat de zorgmachtiging wordt toegewezen voor een langere duur dan de periode waarover betrokkene nog vrijwillig het depot wil accepteren. Ook de overige vormen van verplichte zorg acht de rechtbank noodzakelijk en worden toegewezen.
De machtiging zal, in tegenstelling tot de verzochte duur van twaalf maanden, worden toegewezen
voor de duur van zes maanden. Gedurende de looptijd van deze machtiging hebben de behandelaren
de tijd om het depot geleidelijker af te bouwen en de zorg in een vrijwillig kader te organiseren. Een duur van twaalf maanden acht de rechtbank daarom op dit moment buitenproportioneel.
2.8
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.1
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal, in afwijking van de verzochte duur van twaalf maanden, worden verleend voor de duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 9 juli 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],geboren op [geboortedatum] 1992, [geboorteplaats] (Polen),
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen voor de duur van deze machtiging:
 toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 beperken van de bewegingsvrijheid;
 insluiten;
 uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
 opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 9 juli 2024.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024 door mr. M. van der Hoeven, rechter, in tegenwoordigheid van R.R. ten Dolle, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 januari 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.