ECLI:NL:RBOVE:2024:25

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
08.178597-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding en schennis van de eerbaarheid in een zorgsetting

Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het aanranden van een psychiatrisch verpleegkundige op 5 mei 2022 in Zwolle. De verdachte, die op dat moment onder behandeling was, heeft de verpleegkundige betast en zich in haar bijzijn onzedelijk gedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de verpleegkundige had aangeraakt, maar heeft betwist dat hij zich onzedelijk heeft gedragen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet alleen ongepast waren, maar ook in strijd met de wil van de verpleegkundige, die duidelijk had aangegeven dat zij dit niet wilde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die ook als slachtoffer werd erkend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op € 1.658,90, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van de schade die door de verdachte is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.178597-23 (P)
Datum vonnis: 2 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren in [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [woonplaats]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 mei 2022 in Zwolle een psychiatrisch verpleegkundige, [slachtoffer], heeft aangerand (
feit 1) en de eerbaarheid heeft geschonden door aan haar zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en in haar bijzijn te masturberen (
feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Zwolle, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten en/of aanraken van en/of knijpen in de bil(len) en/of borst(en) van

voornoemde [slachtoffer] en/of

- het masturberen in het bijzijn van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of
- te zeggen tegen die [slachtoffer]: ‘lekker kontje’ en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- het feit dat verdachte een patiënt/cliënt van die [slachtoffer] was.
feit 2
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Zwolle, de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten op zijn, verdachtes, kamer in het pand gelegen aan de [adres], in gebruik bij Dimence, terwijl een ander, te weten [slachtoffer], daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde aanranding en schennis van de eerbaarheid wettig en overtuigend te bewijzen, omdat de verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat van het onder feit 1 ten laste gelegde alleen het betasten van de billen bewezen kan worden, en dat verdachte wegens een gebrek aan overtuigend bewijs van het overige ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
Aangeefster [slachtoffer], psychiatrisch verpleegkundige bij Dimence, werkzaam op de afdeling High Intensive Care in Zwolle, heeft verklaard dat zij zich op 5 mei 2022 in het kader van haar werkzaamheden op de afdeling in de kamer van verdachte bevond om zijn bloeddruk te meten. Verdachte lag op bed, omdat de eerste bloeddrukmeting liggend plaats moet vinden. Toen verdachte ging staan voor de tweede bloeddrukmeting, kneep verdachte aangeefster in haar rechterborst. Dat deed hij drie keer, met kracht en met zijn linkerhand. Nadat aangeefster verdachte had gezegd hiermee te stoppen en de meting had gestart, wreef verdachte aangeefster over haar rechterbil. Verdachte zei daarbij “lekker kontje”. Opnieuw zei aangeefster tegen verdachte dat hij moest stoppen. Aangeefster heeft vervolgens de band voor de bloeddrukmeting van de arm van verdachte getrokken. Verdachte deed toen zijn broek naar beneden. Aangeefster zag dat verdachte een stijve had, met zijn linkerhand zijn geslachtsdeel vast had en heen en weer ging. [2]
Aangeefster heeft aan haar collega [getuige] verteld wat er was gebeurd. [getuige] heeft verklaard dat aangeefster in paniek en erg emotioneel was. Aangeefster heeft aan [getuige] verteld dat verdachte aan haar bil zat, haar borst had aangeraakt en zijn geslachtsdeel had laten zien. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij na de bloeddrukmeting is opgestaan en de billen van aangeefster heeft aangeraakt, en daarin ook heeft geknepen, met zijn linkerhand. [4]
Overwegingen en conclusies
Zedenzaken kernmerken zich vaak door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde (ontuchtige) handelingen: de persoon die aangifte heeft gedaan en degene tegen wie aangifte is gedaan. Het is dan ook vaak het woord van de één tegen het woord van de ander. In deze zaak is dat niet anders.
Op grond van de bewijsmiddelen staat niet ter discussie dat zowel verdachte als aangeefster zich op 5 mei 2022 in de kamer van verdachte bevonden, waar aangeefster de bloeddruk van verdachte kwam meten. De verklaringen van verdachte en aangeefster stemmen overeen voor wat betreft het betasten van de billen van aangeefster.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal dat niet in een te ver verwijderd verband staat van het ten laste gelegde. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige] (collega van aangeefster). Zij heeft verklaard dat aangeefster in paniek en erg emotioneel was en dat aangeefster aan haar heeft verteld wat er was gebeurd. De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte dat hij de billen van aangeefster heeft betast. Deze gebeurtenissen en handelingen komen deels overeen met de verklaring van aangeefster. De aangifte van aangeefster vindt voldoende steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven. .
Gezien de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. Verdachte heeft de borsten en billen van aangeefster aangeraakt en betast, hij heeft zijn geslachtsdeel getoond en aftrekkende bewegingen gemaakt. Dit alles heeft verdachte gedaan terwijl aangeefster na de eerste aanraking duidelijk heeft te kennen gegeven dat zij dit niet wilde, en dit vervolgens opnieuw kenbaar heeft gemaakt. De handelingen van verdachte zijn dus van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm.
Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van het door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, nu aangeefster door het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte werd overvallen en zich niet tijdig kon verzetten. Verdachte heeft haar immers onverwachts aangeraakt.
De rechtbank acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 5 mei 2022 te Zwolle, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten en aanraken van en knijpen in haar billen en borsten,
- het masturberen in haar bijzijn,
waarbij die feitelijkheid er in heeft bestaan dat verdachte
- voornoemde handelingen onverhoeds heeft verricht en [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld, en,
- tegen haar heeft gezegd ‘lekker kontje’, en,
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en het feit dat verdachte een patiënt van haar was.
feit 2
hij op 5 mei 2022 te Zwolle de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten op zijn, verdachtes, kamer in het pand gelegen aan de [adres], in gebruik bij Dimence, terwijl een ander, te weten [slachtoffer], daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 246 en 239, aanhef en sub 3, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
en
feit 2:
het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een onvoorwaardelijke taakstraf van zestig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door dertig dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de oplegging van een bijzondere voorwaarde, zijnde: een contactverbod met aangeefster.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een taakstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding en schennis van de eerbaarheid. Hij heeft aangeefster, die als psychiatrisch verpleegkundige zorg kwam verlenen aan verdachte, onverwachts op verschillende plaatsen betast en ongewild geconfronteerd met seksuele handelingen. Hij heeft zich hierbij alleen laten leiden door zijn eigen drang en zich niet bekommerd om de wil van aangeefster. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Feiten als deze roepen ook in de samenleving gevoelens van verontwaardiging en onveiligheid op. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt met toepassing van artikel 63 Sr rekening met een op 14 juli 2023 voor een ander feit opgelegde straf.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 november 2023. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdt aan de ziekte schizofrenie en daarmee gepaard gaande psychotische belevingen. Van dergelijke belevingen zou ook sprake zijn geweest ten tijde van het ten laste gelegde. Om die reden verbleef verdachte op de High Intensive Care-afdeling van Dimence. De rechtbank zal daar bij het bepalen van de strafmodaliteit- en strafmaat rekening mee houden.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van zestig uren. Als verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht, wordt de taakstraf vervangen door dertig dagen hechtenis. De rechtbank acht deze straf passend en geboden.
De rechtbank zal geen voorwaardelijke straf opleggen. De gevorderde bijzondere voorwaarde, een contactverbod met aangeefster, is naar het oordeel van de rechtbank niet goed uitvoerbaar. Verdachte is afhankelijk van zorg vanwege de ziekte waaraan hij lijdt, en ook afhankelijk van Dimence. Aangeefster werkt bij Dimence, en dus kan niet met zekerheid worden voorkomen dat verdachte in het kader van zorg aangeefster tegen komt. Er zijn ook overigens geen aanwijzingen dat verdachte in de periode sinds het ten laste gelegde heeft geprobeerd in contact te komen met aangeefster.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 2.474,68, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kleding € 65,78
- eigen bijdrage psycholoog € 855,84
- reiskosten psycholoog € 53,06
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij in zijn geheel toewijsbaar is vordering kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd voor wat betreft de kosten van de kleding. Verder is de verdediging van mening dat de kosten van de psycholoog en de reiskosten dienen te worden afgewezen, en dat de verzochte immateriële schadevergoeding bovenmatig is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank overweegt verder als volgt.
De kosten van de psycholoog en de reiskosten voor de behandeling door de psycholoog zal de rechtbank toewijzen. Uit de overgelegde verklaringen van de psycholoog blijkt dat het aangeefster als gevolg van het ten laste gelegde getraumatiseerd is geraakt, en dat de uitgevoerde behandelingen op behandeling van dat trauma zien. Dat aangeefster mogelijk ergens anders zorg had kunnen krijgen die geheel of voor een groter deel verzekerd zou zijn, maakt dit niet anders.
De gevorderde kosten ter vervanging van de kleding die aangeefster droeg ten tijde van het ten laste gelegde, zal de rechtbank afwijzen. Begrijpelijk is dat aangeefster de kleding niet meer wil dragen. De kleding is echter niet teloorgegaan, zodat van materiële schade geen sprake is.
Op basis van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze, moet, voor zover hier van belang, sprake zijn van geestelijk letsel. Daarvan is hier sprake, zo volgt uit de ter onderbouwing overgelegde brieven van de psycholoog. Dit is door de verdediging ook niet betwist. De rechtbank houdt bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag enerzijds rekening met de beschreven impact van de feiten en anderzijds met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. Omdat de exacte omvang van de immateriële schade niet vaststaat, zal de rechtbank de omvang van de schade naar billijkheid vaststellen. Zij stelt de schade vast op € 750,00.
De rechtbank zal, gezien het voorgaande, de gevorderde schadevergoeding deels toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.658,90, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (zijnde: 5 mei 2022). De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust naast hiervoor genoemde wetsartikelen ook op de artikelen 9 en 22c, 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 :
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
en
feit 2:het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
€ 1.658,90(bestaande uit € 908,90 materiële schade en € 750,00 immateriële schade);
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
afvoor het bedrag van
€ 65,78;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer]: van een bedrag van € 1.658,90 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1,658,90 (zegge: éénduizend zeshonderd achtenvijftig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
een deel van € 750,00 niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.
Buiten staat
Mr. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, onderzoek ONRBC22041 / Scoupé, met nummer PL0600-2022196476. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 7 juni 2022, pagina’s 13 tot en met 22.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 21 december 2022, pagina’s 24 tot en met 28.
4.De (bekennende) verklaring van verdachte, zoals weergegeven in het proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 juni 2022, pagina’s 43 tot en met 52, en het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 december 2023, met de door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegde verklaring.