ECLI:NL:RBOVE:2024:2482

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
08-023732-24, 08-325796-23 (gev. ttz), 08-164933-23 (tul) en 21-005238-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na diefstal van aluminium strips en een lokfiets

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De verdachte was beschuldigd van diefstal door middel van inklimming, waarbij hij op 21 januari 2024 een partij aluminium strips heeft gestolen van een bouwterrein in Enschede, en op 7 december 2023 een lokfiets heeft weggenomen die toebehoorde aan de politie Oost-Nederland. Tijdens de openbare terechtzitting op 30 april 2024 heeft de verdachte bekend en zijn raadsvrouw, mr. J.S. Dijkstra, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de benadeelde partij, [bedrijf] B.V.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij een langdurige harddrugsverslaving heeft, wat bijdraagt aan zijn criminele gedrag. De reclassering heeft het risico op recidive als hoog ingeschat en heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen, toegewezen, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

De rechtbank heeft in haar beslissing de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, en heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-023732-24, 08-325796-23 (gev. ttz),
08-164933-23 (tul) en 21-005238-21 (tul) (P)
Datum vonnis: 14 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.S. Dijkstra, advocaat in 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08-023732-24
een partij aluminium strips heeft gestolen door middel van braak, verbreking of inklimming;
08-325796-23
een (lok)fiets van heeft gestolen.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
08-023732-24
hij op of omstreeks 21 januari 2024 te Enschede (op/vanaf een bouwterrein) een partij aluminiumstrips, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat / die weg te nemen aluminiumstrips / goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
08-325796-23
hij op of omstreeks 7 december 2023 te Enschede een (lok)fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat sprake is van inklimming en niet van braak of verbreking. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [bedrijf] B.V., van 22 januari 2024, p. 5 e.v.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [2] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
  • het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 7 december 2023, p. 19 e.v.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08-023732-24
hij op 21 januari 2024 te Enschede op/vanaf een bouwterrein een partij aluminiumstrips, die aan [bedrijf] B.V. toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
08-325796-23
hij op 7 december 2023 te Enschede een (lok)fiets die aan politie Oost-Nederland toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08-023732-24
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
08-325796-23
het misdrijf: diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd zou moeten worden met hieraan gekoppeld de (bijzondere) voorwaarden die de instelling Zorg en Research Enschede heeft gesteld voor ambulante behandeling van verdachte op een door de instelling aangeboden woonplek. Deze voorwaarden komen erop neer dat verdachte onder bewind wordt gesteld, minimaal een keer per dag in beeld is bij de begeleiding, geen drugs gebruikt en mee-eet volgens het programma van de instelling.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de oplegging van de straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een partij aluminium strips door over het hek van het bouwterrein van [bedrijf] B.V. te klimmen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een lokfiets. Verdachte geeft er daarmee blijk van geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van onveiligheid in de samenleving, maar brengen ook hinder en overlast mee. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 16 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij in korte tijd veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte reclasseringsadviezen van 3 april 2024 en 7 februari 2024, opgemaakt en ondertekend door respectievelijk [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] , beiden reclasseringswerker bij GGZVNN Leeuwarden.
Hieruit komt het volgende naar voren.
Verdachte staat bekend als veelpleger. Hij heeft problemen op alle leefgebieden. Er zijn geen beschermende of steunende factoren. Er is sprake van psychiatrische problematiek en een langdurige harddrugsverslaving. Het plegen van strafbare feiten houdt rechtstreeks verband met die verslaving. Verdachte erkent dat hij vermogensdelicten pleegt om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien. Deze problematiek heeft het leven van verdachte compleet ontregeld. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog, evenals het risico op onttrekking aan voorwaarden. In het verleden is gebleken dat een ambulant kader onvoldoende toereikend is om stabiliteit te creëren en daarmee de risico’s in te perken. Verdachte is niet afsprakentrouw. Alle ambulante en klinische hulpverleningstrajecten die hem tot op heden zijn aangeboden, zijn negatief beëindigd. De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
In het advies van M.M.M. Verberk, GZ-psycholoog bij het NIFP, van 6 februari 2024 wordt geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel. Er is sprake van complexe problematiek en verdachte is bekend met een autismespectrumstoornis, een stoornis in harddruggebruik en een psychotische stoornis door drugsgebruik. Verdachte heeft een gebrek aan probleeminzicht en geen motivatie tot gedragsverandering. Het plafond van begeleidingsmogelijkheden is bereikt. Gelet op de zorgen over verdachte, het hoge risico op recidive en de impasse die is ontstaan in de behandel- en begeleidingsmogelijkheden lijkt een ISD-maatregel passend. Er zijn daarvoor geen contra-indicaties.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank overweegt op basis van het voorgaande het volgende.
Verdachte is een zeer actieve veelpleger zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Tegen verdachte zijn over een periode van vijf jaar processenverbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste een in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Ook aan de voorwaarden die artikel 38m Sr stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. De bewezenverklaarde feiten zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Verdachte is blijkens het voornoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van onderhavige feiten veelvuldig veroordeeld, waaronder tenminste driemaal ter zake van misdrijven tot een vrijheidsbenemende straf. Die veroordelingen zijn onherroepelijk en de onderhavige bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank stelt verder vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen verdachte er niet toe hebben bewogen zijn criminele gedrag te beëindigen. Door de reclassering wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Er moet dan ook ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van goederen vereist het opleggen van de maatregel.
Om de beëindiging, dan wel het terugdringen, van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Om dezelfde reden zal de rechtbank niet bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38n, derde lid, Sr zal plaatsvinden.
Het door de raadsvrouw bepleite alternatief – het voorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden – acht de rechtbank ontoereikend voor risicobeperking en gedragsbeïnvloeding, nu uit de reclasseringsrapportages naar voren komt dat eerdere hulpverleningstrajecten (zowel ambulant als klinisch) steeds negatief zijn beëindigd. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes herhaaldelijk strafbaar handelen te worden beschermd, dient te prevaleren boven het belang van verdachte om op minder vrijheidsbenemende wijze de noodzakelijke behandelingen te ondergaan en begeleiding te accepteren.
De rechtbank acht, alles afwegende, de oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.

7.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-164933-23

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 19 juli 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt gewijzigd en de afwijzing van de vordering gevorderd, de verdediging heeft die afwijzing bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds bij inmiddels onherroepelijke geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 29 december 2023 is gelast.

8.De vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21-005238-21

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend van de bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 november 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de veroordeelde zich niet aan de gestelde algemene voorwaarde heeft gehouden door zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Omdat voor deze nieuwe strafbare feiten de ISD-maatregel wordt opgelegd, acht de rechtbank het niet opportuun de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten. De rechtbank wijst de vordering daarom af.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38n en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-023732-24 en het onder
parketnummer 08-325796-23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08-023732-24
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
08-325796-23
het misdrijf: diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van
twee jaren;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-164933-23
-
verklaarthet Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 21-005238-21
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Berends, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
Buiten staat
Mr. Berends is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024032390. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023563862. Tenzij hieronder anders wordt vermeld,