ECLI:NL:RBOVE:2024:2480
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil tussen onderbewindgestelden over gebruiksrecht van gezamenlijke woning na beëindiging relatie
In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen twee onderbewindgestelden, hierna aangeduid als onderbewindgestelde 1 en onderbewindgestelde 2, die een relatie hebben gehad en samen een huurcontract voor een woning zijn aangegaan. Na de beëindiging van hun relatie is onderbewindgestelde 1 bij haar vader gaan wonen, terwijl onderbewindgestelde 2 in de gezamenlijke woning is gebleven. Beide partijen willen de huur van de woning met uitsluiting van de ander voortzetten. Onderbewindgestelde 1 vordert daarnaast terugbetaling van haar deel van de huurprijs over de periode dat zij niet in de woning woonde.
De kantonrechter heeft op 7 mei 2024 geoordeeld dat onderbewindgestelde 1 het recht heeft om de woning te gebruiken en dat onderbewindgestelde 2 de woning per 1 augustus 2024 moet verlaten. De vordering van onderbewindgestelde 1 tot terugbetaling van de huur is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De zaak is behandeld door de kantonrechter in Zwolle, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 7 mei 2024. De betrokken partijen zijn vertegenwoordigd door hun respectieve bewindvoerders, en de zaak is geregistreerd onder zaaknummer 10801183 CV EXPL 23-4467.