ECLI:NL:RBOVE:2024:247

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
71.072867.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag met gebruik van bigshoppers en een token

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het witwassen van een bedrag van € 2.947.750,--, dat op 2 maart 2021 in Nederland werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn wisselende verklaringen over de herkomst van het geld, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank baseerde haar oordeel op observaties van de politie, die de verdachte in de gaten hielden tijdens de overdracht van het geld, dat verpakt was in bigshoppers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Tevens werd het in beslag genomen geld verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen en de rol die het speelt in de onderwereld, en dat het voorhanden hebben van dergelijke grote contante bedragen door particulieren ongebruikelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.072867.22 (P)
Datum vonnis: 16 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] (voormalig Sovjet-Unie),
laatst opgegeven adres: [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 december 2023 en 9 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.R.V. Out en van wat door de gemachtigde raadsman mr. P.W. Szymkowiak, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 maart 2021 in Nederland, samen met (een) ander(en) of alleen, een bedrag van in totaal 2.947.750 euro heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2021, te Landgraaf en/of te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en),
één of meer voorwerpen, te weten een (groot) geldbedrag van (in totaal) 2.947.750,-- euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte en/of een van zijn mededader(s) wist (en), of althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat [verdachte] van het feit vrijgesproken moet worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 2 maart 2021 ontving de politie informatie van het Team Criminele Inlichtingen over een grijskleurige Peugeot 807 met het Belgisch kenteken [kenteken 1] waarin een grote hoeveelheid geld aanwezig zou zijn. Een observatieteam volgt op diezelfde datum een grijze Peugeot 807 met het Belgische kenteken [kenteken 1]. Om 16.57 uur stopt de Peugeot aan de Bosheide in Landgraaf. De bestuurder blijft in de auto zitten. Om 17.08 uur stapt een vrouwelijke bestuurder uit een zwarte Skoda Superb met kenteken [kenteken 2] en neemt plaats op de bijrijdersstoel van de Peugeot. De vrouw stapt om 17.12 uur weer uit de Peugeot en rijdt weg in de Skoda. De Peugeot vertrekt ook. Beide auto’s stoppen om 17.13 uur in de Kremerslaan in Landgraaf. Beide bestuurders stappen uit en de mannelijke bestuurder van de Peugeot haalt vanuit de geopende kofferbak van de Skoda twee bigshoppers, waarvan in ieder geval één bigshopper geel gekleurd is. Hij plaatst de bigshoppers via de geopende rechter schuifdeur in de Peugeot. Daarna vertrekken beide bestuurders in hun auto’s. [2]
De politie houdt de Peugeot rond 17.17 uur staande op de Wiel Ringenslaan in Landgraaf. De bestuurder is verdachte. In de auto worden in totaal vier bigshoppers aangetroffen, deze stonden tussen en op de stoelen en waren afgedekt met een hoes. De bigshoppers zijn afkomstig van Jumbo en geel gekleurd. Er zitten pakketten briefgeld in. De vuistdikke bundels eurobiljetten zijn verpakt in plastic en met elastiek verbonden. [3] In de twee bigshoppers waarvan de overdracht door de observanten is gezien, zat een totaalbedrag van € 947.700,--. [4] De totale som van de eurobiljetten in de vier bigshoppers bedraagt € 2.947.750,--. Het bedrag bestaat uit verschillende coupures, waarbij 99% bestaat uit biljetten tussen de vijf en vijftig euro. [5]
De Skoda staat om 17.16 uur geparkeerd op de oprit van de woning gelegen aan de [adres]. [6] Medeverdachte [medeverdachte] staat op dit adres ingeschreven en het voertuig staat ook op haar naam. [7] De observant van de overdracht van de bigshoppers merkt op dat hij de bestuurder van de Skoda later heeft herkend als [medeverdachte]. [8]
Naast deze observatie en bevindingen zijn er ook berichten aangetroffen die via de berichtendienst Sky ECC zijn verstuurd. Via Sky ECC werden versleutelde berichten verstuurd, maar deze berichten zijn inmiddels leesbaar gemaakt. Door gebruikers [accountnaam 1] en [accountnaam 2] wordt op 2 maart 2021 een gesprek gevoerd. Uit de berichten volgt dat gebruiker [accountnaam 2] opdrachten en aanwijzingen geeft aan gebruiker [accountnaam 1]. De gebruikers spreken over de Bosheide en de Wiel Ringenslaan en [accountnaam 1] stuurt foto’s van twee bigshoppers en verpakte eurobiljetten. De opdrachtgever zegt dat de token [nummer] is en dat gebruiker [accountnaam 1] straks de token krijgt voor het geld. Gebruiker [accountnaam 1] zegt dat het twee Jumbo zakken vol zijn. De opdrachtgever meldt dat een Peugeot 807 er omstreeks 17:22 uur zal zijn, gebruiker [accountnaam 1] moet eerst bij hem instappen om de token te controleren en daarvan een foto naar de opdrachtgever sturen. Om 17.11 uur stuurt [accountnaam 1] de opdrachtgever een foto van een Pools bankbiljet met het nummer [nummer]. De opdrachtgever reageert dat het goed is. De opdrachtgever vraagt of [accountnaam 1] alles heeft gegeven en niets vergeten is, [accountnaam 1] reageert dat alles erin zit plus 5. [9]
De rechtbank stelt vast dat de Sky gesprekken tussen gebruikers [accountnaam 1] en [accountnaam 2] van
2 maart 2021 over de geldoverdracht van 2 maart 2021 in Landgraaf gaan. De datum waarop de gesprekken gevoerd worden komt overeen met de datum waarop observanten de overdracht van de bigshoppers zagen. De berichten komen ook op andere specifieke punten overeen met de observatie. Zo is onder andere een Peugeot 807 betrokken, wordt de locatie Wiel Ringenslaan genoemd, worden er twee Jumbo tassen gebruikt en stapt de bestuurder van de Skoda in bij de bestuurder van de Peugeot zoals door de opdrachtgever is opgedragen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte op 2 maart 2021 in Nederland een geldbedrag van € 2.947.750,-- voorhanden had.
Juridisch kader witwassen
In deze zaak wordt verdachte verweten een geldbedrag te hebben witgewassen zonder dat duidelijk is uit welk misdrijf dit geldbedrag afkomstig is. Het geldbedrag dient ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om te beoordelen of het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden, gebruikt de rechtbank het zes-stappenplan dat uit de rechtspraak volgt.
Stap 1: Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelictHet specifieke gronddelict is onbekend of kan niet bewezen worden.
Stap 2: Een vermoeden van witwassenHet Openbaar Ministerie (OM) draagt feiten en omstandigheden voor het vermoeden van witwassen aan. Deze feiten en omstandigheden moeten van zodanige aard zijn, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stap 3: Verklaring van de verdachteAls sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is.
Stap 4: Eisen aan de verklaring van de verdachteDe verklaring over de herkomst van het voorwerp moet concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Stap 5: Onderzoek OMZodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de verklaring van verdachte over de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Stap 6: ConclusieUit de resultaten van het onderzoek door het OM zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, zal een bewezenverklaring volgen voor het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’. Als het nader gedane onderzoek een criminele herkomst van het voorwerp uitsluit, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden en zal vrijspraak volgen.
Toepassen van het zes stappenplan
Stap 1 - Geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
In deze zaak is geen specifiek gronddelict aangeduid waar het witgewassen voorwerp, het geld, vandaan komt. Het strafblad van verdachte duidt niet op een bepaald misdrijf en hij valt op basis van het dossier niet in verband te brengen met concrete (eigen of andermans) misdrijven. De rechtbank komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2 - Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Het contante geld dat verdachte voorhanden had, zat verpakt in vier bigshoppers. Het totaalbedrag komt neer op bijna drie miljoen euro. Twee van de bigshoppers met geld zijn overgedragen door [medeverdachte] aan verdachte op een openbare plek aan de Kremerslaan in Landgraaf. Verdachte bewaarde de vier tassen tussen en op de autostoelen, overdekt met een hoes. Bij de overdracht werd een token gebruikt; een Pools bankbiljet. Het geld bestond uit kleine coupures. Na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van het geld heeft niemand zich bij de politie gemeld voor het geld.
De rechtbank acht de volgende feiten van algemene bekendheid van toepassing. Het voorhanden hebben van dergelijke grote contante geldbedragen door privé personen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd. Daarnaast brengt het voorhanden hebben en het vervoer van grote sommen contant geld grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Het vervoer van grote hoeveelheden contant geld met een auto zonder verdere veiligheidsmaatregelen is hoogst ongebruikelijk in het geval het geld op legale wijze is verkregen. Tot slot is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Zo levert de handel in verdovende middelen veel geld op in kleine coupures. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard om eerder genoemde veiligheidsrisico’s te lopen.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden rondom het vervoer en de overdracht van het geld van zodanige aard, dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Stappen 3 en 4: Verklaring van de verdachte en eisen aan de verklaring van de verdachte
Als sprake is van een witwasvermoeden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp waarvan wordt vermoed dat het uit misdrijf afkomstig is. De verklaring moet ‘concreet, min of meer verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn’.
Verdachte heeft bij zijn staande houding verklaard dat hij niet wist van wie het geld was omdat de auto van een vriend was. Bij zijn eerste verhoor bij de politie verklaart hij dat het geld van hemzelf en een vriend is. Het geld bestaat gedeeltelijk uit spaargeld en verder is het geld afkomstig van de verkoop van vastgoed. Bij het tweede verhoor verklaart hij dat het geld van meerdere mensen afkomstig is en dat hij zal aantonen welk deel van het bedrag van hem is. Hij kan dit aantonen zodra hij over de documenten van het geld beschikt. Een dergelijke onderbouwing heeft verdachte niet gegeven en er zijn ook geen documenten overgelegd. Een dag voor de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, op 18 december 2023, stuurt verdachte een e-mail naar zijn advocaat. In deze e-mail noemt hij de naam [naam] die in de Verenigde Staten zou verblijven. Het geld zou van hem afkomstig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de afgelegde verklaringen van verdachte niet aan de gestelde eisen voldoen. Zijn verklaringen zijn wisselend, niet concreet en niet verifieerbaar, alsmede in een zeer laat stadium gegeven. Het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
Voor de strafbaarheid van witwassen is vereist dat de pleger ‘wist’ of ‘redelijkerwijs had moeten vermoeden’ dat zijn handelen een uit misdrijf afkomstig goed betrof.
De rechtbank neemt de eerder genoemde feiten en omstandigheden rondom het vervoer en de overdracht van het geld bij haar overweging in aanmerking. Kort gezegd komt dit neer op het vervoeren van bijna drie miljoen euro in een auto, contant, verpakt in bigshoppers, zonder veiligheidsmaatregelen. Waarbij een bedrag van € 947.700,-- in twee bigshoppers op de openbare weg aan verdachte is overgedragen met gebruik van een token. Verdachte verklaart bij de politie verschillend over de herkomst van het geld, hij onderbouwt de verschillende verklaringen niet. Na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van het geld heeft niemand zich bij de politie gemeld voor het geld. Verdachte noemt pas een dag voor de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak een naam van een man van wie het geld afkomstig zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de feiten en omstandigheden rondom het vervoer en de overdracht van het geld de wetenschap moet hebben gehad dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 2.947.750,--.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 2 maart 2021, in Nederland, een geldbedrag van in totaal 2.947.750 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
witwassen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, omdat het een oude zaak betreft en er geen aanwijzingen zijn dat verdachte vaker geld transporteert of zal transporteren in Nederland. De raadsman verzoekt de straf te matigen in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van bijna drie miljoen euro. Het contante geld zat verpakt in bigshoppers en hij vervoerde dit geld in zijn auto.
Witwassen speelt een cruciale rol in de onderwereld. Geld is in de criminele wereld een drijfveer, een doel, maar ook een belangrijk middel. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het illegale geldsysteem en de instandhouding van verschillende vormen van criminaliteit. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit veroordeeld is.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van het gepleegde feit niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal de straf enigszins matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Iedere verdachte heeft het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Dit is vastgelegd in artikel 6 EVRM. [10] De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van deze termijn. De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte de verwachting kan hebben dat hij wordt vervolgd vanwege een bepaald strafbaar feit. De datum van de inverzekeringstelling op 3 maart 2021 neemt de rechtbank als uitgangspunt voor het moment dat verdachte in redelijkheid deze verwachting kon hebben. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de strafzaak binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is begonnen afgerond moet zijn met een eindvonnis, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Nu er op 16 januari 2024 vonnis wordt gewezen, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn met elf maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden, maar zal deze vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf van 21 maanden.
De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen geld en het valse geld verbeurd verklaard moeten worden. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geld en moet worden verbeurdverklaard, omdat het feit met het voorwerp gepleegd is en/of het geld daarvoor bestemd was. Het valse geld zal worden onttrokken aan het verkeer nu daarmee het feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf:
witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21(eenentwintig)
maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten geldbedragen ter hoogte van in totaal 2.947.750 euro
- verklaart onttrokken aan het verkeer het valse geld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.J. de Loor en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie landelijke eenheid, team FinEc - Fraude 2, met nummer 210010030. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal observatie, pagina’s 53 t/m 55
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 43 t/m 48
4.Het proces-verbaal van verdenking, pagina’s 197 t/m 200; Kennisgeving van inbeslagneming, pagina’s 433, 434
5.Het proces-verbaal van bevindingen samenstelling inbeslaggenomen geld, pagina’s 49, 50
6.Het proces-verbaal observatie, pagina’s 53 t/m 55
7.Het proces-verbaal dossier 26Cleobury, pagina 9
8.Het proces-verbaal observatie, pagina’s 53 t/m 55
9.Het proces-verbaal van bevindingen verstrekking Argus data aan tactisch team, pagina’s 333 t/m 337
10.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden