ECLI:NL:RBOVE:2024:2457

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
11009384 CV EXPL 24-1077
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning wegens slecht tuinonderhoud door huurder

In deze zaak vordert Woningstichting De Woonplaats de ontruiming van een woning die door gedaagde wordt gehuurd. De aanleiding voor deze vordering is het aanhoudende slechte onderhoud van de tuin door gedaagde, ondanks herhaalde verzoeken en waarschuwingen van De Woonplaats. De gedaagde huurt sinds 1 februari 2008 een woning van De Woonplaats en heeft in het verleden al meerdere keren op het tuinonderhoud gewezen gekregen. Ondanks deze waarschuwingen is de situatie in de tuin verslechterd, met afval en ongewenste planten zoals de Japanse duizendknoop. De Woonplaats heeft geprobeerd contact te leggen met gedaagde, maar deze is niet verschenen op de zittingen en heeft geen gehoor gegeven aan de verzoeken om de tuin op te ruimen.

De rechtbank heeft op 13 mei 2024 in kort geding uitspraak gedaan. De vordering van De Woonplaats is toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld om binnen veertien dagen de woning te ontruimen. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 776,73. De rechtbank heeft overwogen dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is, gezien de toezegging van De Woonplaats om gedaagde en haar dochter een alternatieve woning zonder tuin aan te bieden. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde direct moet voldoen aan de ontruimingsverplichting, ook al kan zij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11009384 CV EXPL 24-1077
Vonnis in kort geding van 13 mei 2024
in de zaak van
de stichting
Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen De Woonplaats,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink, Hardenberg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen noch vertegenwoordigd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens De Woonplaats betekende dagvaarding met 44 producties van 2 april 2024, waarbij De Woonplaats een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De Woonplaats heeft ter voorbereiding van de mondelinge behandeling productie 45 in het geding gebracht.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 25 april 2024.
Van de zijde van De Woonplaats zijn verschenen mevrouw [naam 1] (Consulent Wonen) en de heer [naam 2] (wijkbeheerder), bijgestaan door de gemachtigde mr. Rorink.
Tegen de niet verschenen [gedaagde] is verstek verleend.
1.4.
Het standpunt van De Woonplaats is toegelicht door de gemachtigde.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 februari 2008 een woning van De Woonplaats aan de [adres] .
2.2.
Bij brief van 13 februari 2008 heeft De Woonplaats [gedaagde] gewezen op het belang van tuinonderhoud. Bij brief van 3 maart 2008 heeft De Woonplaats erop gewezen dat bij een controle is geconstateerd dat zij de tuin niet onderhoudt; er staan stapels tegels in de brandgang en er liggen vuilniszakken met rommel in de achtertuin. [gedaagde] is verzocht dit op te ruimen en daaraan heeft zij ook gehoor gegeven.
2.3.
In juli 2021 heeft de wijkbeheerder [gedaagde] opnieuw aangesproken op de staat van de voor- en achtertuin. Er liggen vuilniszakken en er staan winkelwagentjes en [gedaagde] wordt verzocht dit op te ruimen. De Woonplaats stuurt brieven met het verzoek om de tuin op te ruimen op 12 juli 2021, 17 augustus 2021, 2 september 2021, 4 oktober 2021, 2 november 2021 en 7 december 2021. Op 6 januari 2022 is zij aangeschreven over afval dat in de tuin ligt. Op 12 april 2022 is aangekondigd dat De Woonplaats met een hovenier de tuin zal beoordelen, waarna de hovenier een offerte zal maken om de tuin op te knappen, op kosten van [gedaagde] . In juni is [gedaagde] per brief geïnformeerd over de kosten. De werkzaamheden zijn in juli uitgevoerd en er is € 386,67 aan [gedaagde] in rekening gebracht. Tijdens een bezoek op
17 oktober 2022 heeft [gedaagde] de deur niet opengedaan; gebleken is dat de tuin alweer verwilderd is. [gedaagde] is uitgenodigd op kantoor maar is niet verschenen.
Tijdens een huisbezoek op 23 januari 2023 heeft [gedaagde] geen antwoord gegeven op de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen. Er is uitvoerig advies gegeven over de aanpak van de tuin en hulp is aangeboden. Een vervolgafspraak werd door [gedaagde] verzet en op de afgesproken tijd was ze niet thuis. In juli 2023 is [gedaagde] aangeschreven door de advocaat van De Woonplaats met het voorstel een gedragsaanwijzing aan te gaan. Omdat er geen reactie kwam is er rechtszaak gestart. [gedaagde] is niet verschenen en bij verstek is geoordeeld dat [gedaagde] verplicht is om de tuin, zowel voor als achter, blijvend behoorlijk te onderhouden en dat het niet is toegestaan om in de tuin zaken als stenen/(stoep)tegels, winkelwagentjes, vuilniszakken e.d. op te slaan en dat zij verplicht is om de tuin binnen veertien dagen na het vonnis grondig op te schonen en te ruimen, op straffe van een dwangsom van € 25,00 per dag met een maximum van € 3.000,00.
Het vonnis is betekend maar [gedaagde] reageert er niet op, en ook niet op verdere sommaties. De factuur voor tuinonderhoud is door haar niet betaald.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
De Woonplaats vordert - samengevat – om [gedaagde] te veroordelen om binnen
14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, met al haar spullen en met de medebewoners, onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
Ter onderbouwing wijst De Woonplaats erop dat het haar niet lukt om contact met [gedaagde] te krijgen. Er is van alles geprobeerd om haar de tuin te laten onderhouden, maar niets helpt. De Woonplaats kan niet de tuin blijvend laten onderhouden door een hovenier. De Woonplaats wil [gedaagde] graag helpen met het verhuizen naar een woning zonder tuin, maar dat kan niet als zij ieder contact afhoudt. De situatie wordt onhoudbaar omdat de Japanse duizendknoop woekert en dreigt uit te breiden naar naburige tuinen. Ook is er steeds meer afval in de tuin dat niet wordt weggegooid, wat ratten aantrekt.
De Woonplaats is nog steeds bereid om [gedaagde] en haar minderjarige dochter een andere woning aan te bieden, zonder tuin. Daarbij wil De Woonplaats dan wel een gedragsaanwijzing overeenkomen voor het onderhoud van de nieuwe woning. Bij een verhuizing naar een andere woning zal rekening worden gehouden met de belangen van [gedaagde] en haar dochter.
3.3.
[gedaagde] is niet verschenen. Zij heeft dus niet betwist dat de voor- en achtertuin steeds verder verwilderen en dat de Japanse duizendknoop oprukt, dat er afval in de achtertuin blijft liggen waardoor ratten worden aangetrokken en dat De Woonplaats al jarenlang probeert [gedaagde] te bewegen tot opruimen en daarbij ook hulp aanbiedt. Ook is niet betwist dat het vonnis met de gedragsaanwijzing en dwangsommen [gedaagde] niet in beweging heeft gekregen.
Gezien dat alles komt de vordering de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoort daarom te worden toegewezen, waarbij uitdrukkelijk in aanmerking is genomen de toezegging van De Woonplaats om andere woonruimte aan te bieden zonder tuin en rekening te houden met de belangen van [gedaagde] en haar dochter.
3.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Woonplaats worden begroot op:
- dagvaarding € 136,73
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00)
- nakosten €
102,00
Totaal € 776,73

4.De beslissing in kort geding

I Veroordeelt [gedaagde] om te woning aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, met al hetgeen daartoe behoort en met wie daarin aanwezig is, en in goede staat op te leveren en onder afgifte van de sleutels aan De Woonplaats op te leveren en ontruimd te houden;
II veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 776,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2024.
(RS(O)