ECLI:NL:RBOVE:2024:2450

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
ak_24_2346
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor flexwoningen in Ommen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, bestaande uit meerdere partijen en vertegenwoordigd door mr. A.C. Kes en mr. A.M. Nijboer, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 14 februari 2024 door het college van burgemeester en wethouders van Ommen is verleend voor de bouw van 50 flexwoningen aan de Sportlaan in Ommen. De voorzieningenrechter heeft op 23 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de verzoekers en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat de beslissing op bezwaar binnen een redelijke termijn zal worden genomen en de bouw van de woningen niet onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt. De voorzieningenrechter concludeert dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning op goede gronden is getoetst aan het bestemmingsplan en dat er geen evident onrechtmatig besluit is genomen door het college. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de derde-partij, Woningstichting Vechtdal Wonen, gebruik mag blijven maken van de verleende omgevingsvergunning. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2346

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

[verzoeker 3] en [verzoeker 4] ,
[verzoeker 5] en [verzoeker 6] ,
[verzoeker 7] en [verzoeker 8] ,
[verzoeker 9] en [verzoeker 10] ,
[verzoeker 11] en [verzoeker 12] ,
[verzoeker 13] en [verzoeker 14] ,
[verzoeker 15] en [verzoeker 16] ,
[verzoeker 17] en [verzoeker 18] ,
[verzoeker 19] en [verzoeker 20] ,
[verzoeker 21] en [verzoeker 22] ,
[verzoeker 23] en [verzoeker 24] ,
[verzoeker 25] en [verzoeker 26] ,
Stichting Boerenerven Ommen
uit Ommen, verzoekers
(gemachtigden: mr. A.C. Kes en mr. A.M. Nijboer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ommen

(gemachtigde: mr. V.A. Textor).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Woningstichting Vechtdal Wonenuit Ommen.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers gericht tegen de door het college aan de derde-partij op 14 februari 2024 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 50 flexwoningen op een terrein deels ten zuiden- en deels ten noorden van de Sportlaan in Ommen voor de duur van 10 jaar.
Namens verzoekers is tegen dit besluit op 12 maart 2024 bezwaar gemaakt. Op 10 april 2024 is namens verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Bij brief van 21 april 2024 heeft de gemachtigde van verweerder hierop een reactie gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers [verzoeker 9] en [verzoeker 10] , [verzoeker 11] en [verzoeker 12] , [verzoeker 13] , [verzoeker 21] en [verzoeker 22] , [naam 1] namens de Stichting Boerenerven Ommen, de gemachtigden van verzoekers, de gemachtigde van het college en [naam 2] . Namens de derde-partij zijn [naam 3] en [naam 4] verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorlopige voorzieningenprocedure
1. Als tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter
die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak bezwaar is gemaakt kan de voorzieningen-rechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op
de betrokken belangen, dat vereist. Dat staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuurs-recht (Awb). De beoordeling die de voorzieningenrechter hierin maakt is voorlopig van aard. De rechtbank die in een later stadium op het eventuele beroep beslist is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
De voorzieningenrechter merkt vooraf op dat in de huidige procedure er vanuit wordt gegaan dat alle verzoekers als belanghebbende kunnen worden beschouwd en dit niet inhoudelijk is beoordeeld.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
Het verloop van de bezwaarprocedure
2. Bij brief van 16 april 2024 heeft de gemachtigde van het college onder meer aan de voorzieningenrechter medegedeeld dat de hoorzitting in bezwaar is geagendeerd op 15 mei 2024 en het college een advies van de bezwaarschriftencommissie binnen vier weken verwacht. Daarna zal het college er twee tot vier weken over doen om de beslissing op bezwaar te nemen. Dat betekent dat tussen 2 en 16 juli 2024 een beslissing op bezwaar zal worden genomen. De beslissing op bezwaar zal aldus ruim voor de plaatsing van de eerste woning zijn genomen. Gelet op de ontvangen subsidie voor de bouw van de woningen moeten de flexwoningen uiterlijk op 20 november 2024 worden geplaatst.
Ter zitting heeft [naam 4] namens de derde-partij meegedeeld dat op dit moment de gronden bouwrijp worden gemaakt, bestaande onder meer uit het aanbrengen van de riolering en het leggen van funderingen (het leggen van stalen platen) en aan de zuidkant van het noordelijke perceel voor het overbruggen van een watergang een dam wordt aangelegd. Het bouwrijp maken is van belang voor het kunnen aanleggen van de nutsvoorzieningen.
Broedvogelcontroles
3. In een volgende brief van 21 april 2024 heeft de gemachtigde van het college onder meer aangegeven dat op 19 april 2024 een nieuwe broedvogelcontrole heeft plaatsgevonden. Op het zuidelijke perceel zijn (wederom) geen broedvogels aangetroffen. Op het noordelijke perceel is – op de noordwestelijke punt daarvan- een broedende knobbelzwaan aangetroffen. De gemachtigde van het college heeft aangegeven dat in verband hiermee een eerder door de derde-partij gemaakte planning niet meer gehaald kan worden. Een deel van de werkzaamheden aan het noordelijke perceel zal thans in maart 2025 worden uitgevoerd. Het gebruik van de woningen is thans niet eerder voorzien dan vanaf het jaar 2025.
Geen sprake van een spoedeisend belang
4. Gelet op deze planning van de bouw en de redelijk korte termijn, te weten half juli 2024 waarop een beslissing op bezwaar kan worden verwacht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening
.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leidt het bouwrijp maken van de gronden niet tot onomkeerbare gevolgen en/of onomkeerbaar nadeel voor verzoekers. De gemachtigden van verzoekers hebben aangevoerd dat deze werkzaamheden op dit moment al leiden tot wateroverlast en de gevolgen hiervan onomkeerbaar zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemachtigde van verzoekers deze stelling en het verband tussen de grondwerkzaamheden en door hen ervaren wateroverlast onvoldoende heeft onderbouwd.
5. Bij het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig dient te worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en het besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. De voorzieningenrechter merkt daarbij vooraf op dat het in het licht van de onderhavige spoedprocedure niet mogelijk is alle aangevoerde bezwaargronden specifiek en uitgebreid te bespreken. De voorzieningenrechter zal zich tot bespreking van de meest vergaande bezwaargronden beperken en daarover een voorlopig oordeel geven.
Het van toepassing zijnde recht
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om een omgevingsvergunning te verstrekken op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning te ontvangen is door de derde-partij ingediend op 20 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Het bestreden besluit
7. Het college heeft het project getoetst aan het vigerende bestemmingsplan “Ommen Oost, Boerenerven”. Het project is gelegen op een perceel met de bestemming “Groen”. Binnen deze bestemming zijn op grond van het bepaalde in artikel 3.2.1. van de planregels geen bouwwerken toegestaan anders dan bouwwerken geen gebouw zijnde met een maximale hoogte van drie meter. Om die reden is verweerder bij het bestreden besluit afgeweken van het bestemmingsplan op basis van de zogenoemde kruimellijst van artikel 4, lid 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en is een zogenoemde kruimelontheffing verleend waarbij gedurende een termijn van maximaal 10 jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan “Ommen Oost, Boerenerven”. De aanvraag gaat uit van het tijdelijk bouwen van 50 flexwoningen voor, zoals gezegd, een periode van 10 jaar. De woningen worden verdeeld over negen woonblokken van vijf dan wel zes woningen. Zes blokken bestaan uit een enkele bouwlaag. Een drietal bouw bokken krijgen twee bouwlagen. De woningen worden gerealiseerd ten behoeve van de (sociale) verhuur. De flexwoningen worden gerealiseerd met het oog op een urgente woningbehoefte voor drie specifieke doelgroepen (starters/spoedzoekers/statushouders-Oekraïense ontheemden) die elders in Ommen op korte termijn geen woonruimte kunnen vinden. Het college heeft de aanvraag passend geacht binnen het woonprogramma van de gemeente Ommen. In het vastgestelde addendum op de Woonvisie wordt de Ommense woonbehoefte qua locatie invulling nader geconcretiseerd. De locatie Sportlaan is hierin opgenomen als tijdelijke locatie voor 50 flexwoningen. Door de plaatsing van de woningen op deze plek en de aanleg van een grondwal aan de noordzijde en de beplanting aan de westzijde wordt er geen onevenredige afbreuk verwacht van het straat- en bebouwingsbeeld. Deze grond dient daarmee naar het oordeel als een buffer tussen de nieuwe flexwoningen en de bestaande woningen aan de noordzijde. Voor de realisatie van de 50 flexwoningen heeft verweerder een subsidie ter hoogte van € 600.000,- ontvangen van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kader van de Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen. Deze subsidieregeling is er specifiek voor om bij te dragen aan de noodzakelijke woonvoorraad voor ontheemde Oekraïners en statushouders.
8. Verzoekers voeren aan dat:
-gelet op het gemeentelijk (ruimtelijk) beleid, het bouwproject nooit op deze wijze vergund had mogen worden. Het ruimtelijk beleid, zou volgens verzoekers bestaan uit de omliggende woonbestemmingen, de groenbestemming en het beeldkwaliteitsplan uit het bestemmingsplan “Ommen, Oost, Boerenerven”, zoals vastgesteld op 7 maart 2014.
-de aanvraag getoetst had moeten worden aan de Omgevingsverordening Overijssel 2024 en hiermee in strijd is;
-in het rapport ten aanzien van de berekening van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden van Eelerwoude niet van de juiste uitgangspunten is uitgegaan;
-de Quickscan Wet natuurbescherming niet voldoende is voor een volledige beoordeling;
-in de ruimtelijke ordening de afwikkeling van de extra verkeersgeneratie onvoldoende duidelijk in kaart is gebracht;
Het bouwplan leidt tot een toename van het reeds bestaande tekort aan waterberging;
-er onvoldoende onderzoek is gedaan naar geluidshinder afkomstig van het gebruik van de flexwoningen op de omliggende woningen;
-uit de ruimtelijke onderbouwing niet blijkt of de benodigde 50 parkeerplaatsen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd;
-het aansluiten van de flexwoningen op de reeds overbelaste drukriolering zal zorgen voor een verslechtering/overbelasting van publieke voorzieningen;
-verzoekers onevenredig in hun belangen worden geschaad omdat er onvoldoende naar alternatieve locaties is gekeken;
-bij de belangenafweging onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat verzoekers zélf zich aan strikte bestemmings- en beeldkwaliteitsvereisen hebben moeten houden;
-de tijdelijkheid van de flexwoningen onvoldoende is gewaarborgd;
-er geen rekening is gehouden met de stankoverlast afkomstig van de mestberg van [adres 1] op de flexwoningen;
-dat er geen rekening is gehouden met de verlichting en geluid- en geuroverlast afkomstig van een paardenbak aan [adres 2] ;
-verzoekers omvangrijke planschade leiden.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college in haar verweerschrift van 19 april 2024 (verder: het verweerschrift) de bezwaarcommissie reeds in overweging heeft gegeven het bezwaar gegrond te verklaren voor zover is aangevoerd dat het college de effecten van het geluid afkomstig van het gebruik van de flexwoningen op het leef- en woonklimaat van de omwonenden niet goed heeft gemotiveerd. De voorzieningenrechter kan bespreking van deze bezwaargrond derhalve buiten beschouwing laten.
10. Bij het verlenen van een kruimelontheffing komt het college grote beleidsvrijheid toe. Het college hanteert daarbij de “Beleidsnotitie voor het afwijken van een ruimtelijk plan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gemeente Ommen”, zoals vastgesteld op 10 november 2015. Daarnaast dient het college ervoor te zorgen dat er geen strijd ontstaat met een goede ruimtelijke ordening.
In de vergunning heeft verweerder de verleende kruimelvergunning toegelicht bij de activiteit “Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening”. In het door het college op 19 april 2024 bij de bezwaarschriftencommissie ingediende verweerschrift heeft het college dit nader toegelicht. Het college heeft onder meer van belang geacht dat binnen de bestemming “Groen” de realisatie van verschillende voorzieningen en bebouwing op het gehele bestemmingsvlak al mogelijk was. Naar voorlopig oordeel heeft verweerder in algemene zin voldoende gemotiveerd dat met de beoogde woningbouw het verminderen van de druk op de huidige woningmarkt aanzienlijk wordt gediend en de belangen van verzoekers daarbij niet onevenredig worden aangetast. Het verzoek om een omgevingsvergunning te verlenen voor de 50 flexwoningen past ook binnen het woonprogramma van de gemeente Ommen.
Had verweerder de aanvraag dienen te toetsen aan de Provinciale Omgevingsverordening?
11. Zoals aangegeven onder rechtsoverweging 6 is het oude recht van toepassing gebleven. Dit betekent dat het college op goede gronden de aanvraag heeft getoetst aan de Provinciale Verordening zoals deze ten tijde van de aanvraag gold. Dat het bouwproject daarmee evident in strijd zou zijn is niet gebleken.
Het uitgevoerde stikstofonderzoek/quickscan flora en fauna
12. In het verweerschrift heeft het college op beide onderdelen hierop een toelichting gegeven. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het college de in dit kader door verzoekers aangevoerde bezwaargronden voldoende heeft weerlegd en haar oordeel heeft mogen baseren op de door Eelerwoude uitgevoerde Quick Scan Wet Natuurbescher-ming.
Extra verkeer
13. Eveneens in het verweerschrift heeft het college hierop een toelichting gegeven. De voorzieningenrechter acht deze toelichting voldoende.
Tekort aan waterberging
14. Het bouwplan leidt volgens verzoekers tot een toename van het reeds bestaande tekort aan waterberging. Het college heeft in dit verband gesteld dat in het kader van de toets aan de goede ruimtelijke ordening voor het bouwplan een watertoets is uitgevoerd, welke aan het Waterschap Vechtstromen is voorgelegd. Verweerder heeft het door het Waterschap Vechtstromen gegeven advies opgevolgd en in de ruimtelijke onderbouwing een waterparagraaf opgenomen. Dat het bouwplan gaat leiden tot een toename van de thans al door verzoekers ervaren periodieke wateroverlast op hun percelen, is mede gelet hierop onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de op dit onderdeel aangevoerde bezwaargronden niet slagen.
Parkeerplaatsen/riolering
15. In het verweerschrift heeft verweerder gemotiveerd dat de benodigde 50 parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden en de flexwoningen een eigen rioolaansluiting op de put van het riool pompgemaal krijgen. Erkend is dat de riolering ter plaatse door verschillende omstandigheden niet goed functioneerde maar dat er verschillende maatregelen zijn getroffen, waaronder het plaatsen van een extra pomp, om dit te verbeteren. De voorzieningenrechter acht hiermee ook de door verzoekers in dit kader aangevoerde bezwaargronden voldoende weerlegd.
Er is onvoldoende naar alternatieve locaties gekeken
16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij op grond van vaste rechtspraak diende te beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend. Het bestaan van alternatieven kan slechts tot een weigering van de ingediende aanvraag leiden, indien op voorhand vaststaat dat er een alternatief is waar een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt met minder bezwaren. Het ligt volgens dezelfde rechtspraak op de weg van verzoekers om aannemelijk te maken dar een alternatief tot ene gelijkwaardig resultaat leidt met minder bezwaren. Naar het oordeel van de voorzieningen-rechter zijn verzoekers daarin niet geslaagd.
De tijdelijkheid van de flexwoningen is onvoldoende geborgd
17. De voorzieningenrechter volgt het college dat van belang is dat de omgevingsvergun-ning voor 10 jaar is verleend. Het is niet noodzakelijk om daar nog iets extra’s over op te nemen in de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter deelt het oordeel van het college dat niet uit het oog moet worden verloren dat het kenmerk is van de flexwoningen dat deze relatief snel kunnen worden geplaatst en ook snel weer kunnen worden verwijderd. Dat er concrete aanwijzingen zijn dat de woningen langer zullen blijven staan dan 10 jaar, is niet gebleken.
18. Alles overziende is in dit stadium van de procedure onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening op grond waarvan verweerder het besluit heeft kunnen nemen deze tijdelijke omgevingsvergunning voor het bouwplan te verlenen in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Ook overigens is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van een evident onrechtmatig besluit. Er is dan ook geen aanleiding om, ook al is er geen spoedeisend belang, toch een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

19. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de derde-partij gebruik mag blijven maken van de aan haar verleende omgevingsvergunning. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.