ECLI:NL:RBOVE:2024:2425

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
08.199524.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man tot TBS met dwangverpleging voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid tegen meerdere vrouwen

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De verdachte, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, is schuldig bevonden aan meerdere gevallen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid tegen verschillende vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 9 augustus 2023 en 7 augustus 2023, vrouwen in Zwolle heeft aangerand door hen bij de billen te betasten en hen in een bedreigende situatie te brengen. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na openbare terechtzittingen op 16 november 2023, 13 februari 2024 en 23 april 2024, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Voors, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in overweging genomen, die een schadevergoeding van € 1.750,00 heeft geëist. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische stoornissen en verstandelijke beperking, en heeft daarom besloten om hem van alle rechtsvervolging te ontslaan, maar wel de TBS-maatregel op te leggen ter bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.199524.23 (P)
Datum vonnis: 7 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 november 2023, 13 februari 2024 en 23 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mevrouw [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 9 augustus 2023 in Zwolle [slachtoffer 2] heeft aangerand;
feit 2:op 7 augustus 2023 in Zwolle [slachtoffer 1] heeft aangerand;
feit 3:op 23 maart 2022 in Zwolle [slachtoffer 3] heeft aangerand;
feit 4:op 27 december 2022 in Zwolle [slachtoffer 4] heeft aangerand;
feit 5:in de periode van 1 juni 2023 tot en met 15 juni 2023 in Zwolle [slachtoffer 5] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 9 augustus 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door meermalen, althans eenmaal (telkens) onverhoeds
- die [slachtoffer 2] in haar rug te duwen en/of omver te lopen en/of
- (vervolgens) de bil(len) van die van [slachtoffer 2] te betasten;
2
hij op of omstreeks 7 augustus 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door onverhoeds
- met zijn voet tegen de voet van die [slachtoffer 1] te tikken en/of
- (meermalen) de bil(len) van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- (meermalen) die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar (onder)arm vast te pakken/houden en/of
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer 3] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door onverhoeds
- de bil(len) van die [slachtoffer 3] te strelen, althans de bil(len) van die [slachtoffer 3] te betasten;
4
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer 4] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door meermalen, althans eenmaal (telkens) onverhoeds
- in de billen van die [slachtoffer 4] te knijpen, althans de billen van die [slachtoffer 4] te
betasten/vast te pakken;
5
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 15 juni 2023 te Zwolle,
althans in Nederland, [slachtoffer 5] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door (terwijl die [slachtoffer 5] gebukt stond), onverhoeds
- de bil(len) van die [slachtoffer 5] te strelen, althans de bil(len) van die [slachtoffer 5] ) te betasten;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de (aanvullende) pro Justitia rapportages van 2 april 2024 en 9 april 2024 waarin door een psychiater en psycholoog op verzoek van de rechtbank specifiek onderzoek is gedaan naar de vraag of verdachte in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de bij verdachte geconstateerde verstandelijke beperking en stoornissen van zijn geestvermogens niet van dien aard zijn, dat hij niet (enigszins) in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, zodat de vervolging
nietzal worden geschorst.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 9 augustus 2023 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om naar de Jumbo gelegen aan het Bachplein 14 in Zwolle te gaan. Daar zou een vrouw, [slachtoffer 2] , in haar billen zijn geknepen door een onbekende man. De man zou nog in de Jumbo zijn. Ter plaatse werd verdachte aangehouden. [slachtoffer 2] heeft op 9 augustus 2023 aangifte gedaan.
Tijdens deze aanhouding werden verbalisanten aangesproken door een medewerkster van de Jumbo. Zij verklaarde dat ze verdachte herkende van de beelden van een incident dat op 27 december 2022 bij diezelfde Jumbo had plaatsgevonden. Een vrouw zou toen in haar billen zijn geknepen. Van dit incident is op 17 augustus 2023 aangifte gedaan door [slachtoffer 4] . Toen de aanhouding van verdachte werd gemeld bij de Front Office Zeden te Zwolle sloeg een verbalisant aan op een melding van eerder die week. Op 7 augustus 2023 was een soortgelijke melding gedaan van een man die in de Action in Zwolle aan de billen van een vrouw had gezeten. [slachtoffer 1] heeft op 10 augustus 2023 hiervan aangifte gedaan. Ook was er op 23 maart 2022 melding gedaan van een aanranding bij de Kruidvat in Zwolle door [slachtoffer 3] . Zij zou contact opnemen met de Front Office Zeden om een afspraak te maken voor het doen van aangifte, maar dit is echter nooit gebeurd. Op 17 augustus 2023 heeft [slachtoffer 3] alsnog aangifte gedaan.
Op vrijdag 18 augustus 2023 heeft [naam 2] , persoonlijk begeleider van verdachte bij de zorginstelling [zorginstelling] aangifte gedaan van aanranding namens [slachtoffer 5] , stagiaire bij de zorginstelling. Verdachte kreeg destijds begeleiding van [zorginstelling] . Verdachte zou volgens de aangifte op 15 juni 2023 de billen van slachtoffer [slachtoffer 5] hebben aangeraakt toen zij voorover bukte tijdens het werk.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota – ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, omdat verdachte die feiten heeft bekend. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Beoordeling van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
feit 1: de aanranding van [slachtoffer 2]
- het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 9 augustus 2023; [2]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 augustus 2023; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen inzake de camerabeelden (PL0600-2023363563-3) van 22 augustus 2023; [4]
feit 2: de aanranding van [slachtoffer 1]
- het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 22 augustus 2023; [5]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] 10 augustus 2023; [6]
- het proces-verbaal van bevindingen inzake de camerabeelden (PL0600-2023361109) van 10 augustus 2023; [7]
feit 3: de aanranding van [slachtoffer 3]
- het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 22 augustus 2023; [8]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 augustus 2023; [9]
- het proces-verbaal van bevindingen inzake de camerabeelden (2023363563) van 28 september 2023; [10]
feit 4: de aanranding van [slachtoffer 4]
- het proces-verbaal van het verhoor van verdachte van 22 augustus 2023; [11]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 17 augustus 2023; [12]
- het proces-verbaal van bevindingen inzake de camerabeelden (2023363563) van 16 augustus 2023. [13]
4.4.2.
Beoordeling van het onder 5 ten laste gelegde
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij verdachte die dag op 18 augustus 2023 voor het eerst had ontmoet en dat ze al merkte dat hij erg op haar gericht was en haar een aantal vragen terug stelde. Toen zij even later iets van de grond wilde rapen voelde ze dat een hand haar rechterbil raakte en horizontaal over haar kont gleed. Toen zij zich hierna omdraaide, zag ze dat verdachte achter haar langs was gelopen en weer verder liep. Het viel haar daarbij op dat verdachte genoeg ruimte had gehad om haar te passeren zonder haar te raken. [14] Ze heeft dit incident enkele dagen later bij haar stagebegeleider [naam 2] gemeld.
[naam 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 5] haar een week nadat het was gebeurd, heeft verteld over het incident. [slachtoffer 5] had verteld, dat toen zij gebukt stond op kantoor om wat op te rapen van de grond, ze een hand van verdachte op haar billen heeft gevoeld. [15] [naam 2] sloeg hier op aan, omdat er eerder incidenten hadden plaatsgevonden tussen verdachte en vrouwen.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet aan de billen van [slachtoffer 5] heeft gezeten, maar wel gezegd dat hij die dag op het kantoor van [zorginstelling] is geweest en dat hij met [slachtoffer 5] heeft gesproken die dag. [16]
Op grond van bovenstaande verklaringen is de rechtbank van oordeel dat ook het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 9 augustus 2023 te Zwolle [slachtoffer 2] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door onverhoeds
- die [slachtoffer 2] in haar rug te duwen en/of omver te lopen en
- (vervolgens) de bil(len) van die van [slachtoffer 2] te betasten;
2
hij op 7 augustus 2023 te Zwolle [slachtoffer 1] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door onverhoeds
- met zijn voet tegen de voet van die [slachtoffer 1] te tikken en
- meermalen de bil(len) van die [slachtoffer 1] te betasten en
- meermalen die [slachtoffer 1] te achtervolgen en
- die [slachtoffer 1] bij haar (onder)arm vast te pakken/houden en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3
hij op 23 maart 2022 te Zwolle A. [slachtoffer 3] door een feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door onverhoeds
- de bil(len) van die [slachtoffer 3] te betasten.
4
hij op 27 december 2022 te Zwolle, [slachtoffer 4] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door meermalen, (telkens) onverhoeds
- in de billen van die [slachtoffer 4] te knijpen, althans de billen van die [slachtoffer 4] te
betasten/vast te pakken.
5
hij in de periode van 1 juni 2023 tot en met 15 juni 2023 te Zwolle, [slachtoffer 5] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, door (terwijl die [slachtoffer 5] gebukt stond), onverhoeds
- de bil(len) van die [slachtoffer 5] te strelen, althans de bil(len) van die [slachtoffer 5] ) te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, feit 3 en feit 5:
telkens het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2 en 4:
telkens het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben beiden onder verwijzing naar de conclusies van de deskundigen in de pro Justitia rapportages het standpunt ingenomen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor het ten laste gelegde.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
  • het pro Justitia rapport van 6 november 2023, opgemaakt door drs. M.A. Aalbers-Passier, psycholoog;
  • het aanvullende pro Justitia rapport van 9 april 2024 opgemaakt door drs. M.A. Aalbers-Passier, psycholoog;
  • het pro Justitia rapport van 29 januari 2024 opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
  • het pro Justitia rapport van 2 april 2024 opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater.
De deskundigenrapportages houden - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een (ernstige) psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis, niveau 2, en een matige verstandelijke beperking. Daarnaast is sprake van een ander gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis.
De psychische stoornis en verstandelijke beperking waren ook aanwezig ten tijde van de gepleegde aanrandingen. De stoornis en beperking beperken verdachte in ernstige mate in zijn mogelijkheden tot wederkerig contact en zijn mogelijkheden tot het aangaan en ontwikkelen van diepgaande (intieme) relaties. Op grond van de aanwezige pathologie mag volgens de psycholoog verondersteld worden dat verdachte zich niet in de ander kan verplaatsen en in die zin niet in staat is om zijn gedrag af te stemmen op de ander, hij heeft geen (in)zicht op de consequenties van zijn gedrag voor een ander. Er lijkt sprake te zijn van een overspoeling van seksuele lust welke hij niet kan beteugelen en ook niet op een andere manier kan uiten dan lust om te zetten in gedrag.
Verdachte is door zijn matige verstandelijke beperking in combinatie met de autismespectrumstoornis niet in staat tot het reguleren dan wel begrenzen van eigen gedrag, tot het beheersen van zijn impulsen en tot het inschatten van de betekenis van zijn gedrag voor de ander. Hij heeft nauwelijks inzicht in zijn eigen beperkingen en kan niet benoemen wat het betekent voor zijn dagelijkse handelen, aldus de psychiater.
De psycholoog en psychiater concluderen dat de stoornis en de verstandelijke beperking de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedden en adviseren om het ten laste gelegde, indien bewezen, geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de psychiater en psycholoog over en maakt die tot de hare. Gelet op de inhoud hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de bewezen verklaarde aanrandingen. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
niet strafbaaris voor het bewezen verklaarde. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde aanrandingen daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft verzocht om de tbs-maatregel ongemaximeerd op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf te verlenen in het kader van de Wet zorg en dwang. De verdediging heeft onder meer aangevoerd dat de rechterlijke machtiging ook bescherming van de maatschappij als doelstelling heeft en daarnaast dat de tbs-maatregel een ultimum remedium is.
Subsidiair heeft de verdediging, indien er wel een tbs-maatregel aan verdachte wordt opgelegd, verzocht om de tbs-maatregel gemaximeerd op te leggen. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat voorkomen moet worden dat verdachte in ‘long stay’ terecht komt.
7.3
De gronden voor een maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan aan hem voor het gepleegde feit geen straf worden opgelegd. Wel zal aan verdachte de tbs-maatregel worden opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft meerdere vrouwen in het openbaar lastig gevallen door hen bij de billen te betasten en vast te pakken. De vrouwen zijn aangerand tijdens het doen van boodschappen of tijdens hun werk. Een aantal van de vrouwen is erg geschrokken en zij werden compleet overvallen door het handelen van verdachte. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Met zijn handelen heeft verdachte ook inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betreffende vrouwen. Uit meerdere aangiftes en met name de toelichting op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] blijkt hoeveel impact de feiten hebben gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 27 februari 2018 door de rechtbank Gelderland is veroordeeld wegens tweemaal mishandeling en tweemaal poging tot zware mishandeling tot een geheel voorwaardelijke taakstraf met een aantal bijzondere voorwaarden.
Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte al is uiteengezet, volgt uit de deskundigenrapportages dat verdachte is gediagnostiseerd met onder andere een (ernstige) psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis en een matige verstandelijke beperking, waardoor hij geheel ontoerekeningsvatbaar is voor het bewezen verklaarde.
Uit de pro Justitia rapportages van de psycholoog komt het volgende naar voren. Verdachte komt over als zeer beperkt. Verdachte is mede als gevolg van zijn matige tot ernstige verstandelijke beperking evenals zijn ernstige autisme spectrumstoornis nauwelijks in staat om woorden te geven aan (onlust) gevoelens en/of seksuele gevoelens. Hij reageert volgens het lust- en onlustprincipe waardoor de kans groot is dat hij andermans grenzen overschrijdt. In zijn gedrag wordt hij niet geremd door zijn gewetensfuncties, deze hebben zich nauwelijks ontwikkeld. Lust wordt omgezet in (impulsief) gedrag waarin hij niet geremd wordt door gevoelens van schuld en schaamte. Het seksuele gedrag komt op die momenten dwangmatig over of doet denken aan een verslaving. Het seksueel grensoverschrijdende gedrag van verdachte zou ook voort kunnen komen uit een preoccupatie (sterk ingegeven vanuit zijn ASS-problematiek) of een seksuele deviantie waarbij het aanraken van vrouwen hem opwindt. De psycholoog onderschrijft de noodzaak tot beveiliging van de maatschappij gezien het hoge recidive risico. Al met al kan de psycholoog zich in het advies van een tbs-maatregel met dwangverpleging vinden vanuit beschermingsoogpunt. Echter, vanuit gedragskundig oogpunt blijven twijfels bestaan, waardoor de psycholoog vanuit dat oogpunt de voorkeur geeft aan een civiele maatregel.
Uit de pro Justitia rapportages van de psychiater volgt dat verdachte door zijn psychische stoornis sociaal emotioneel functioneert op het niveau van een kind, terwijl hij zich fysiek wel ontwikkelt, ook ten aanzien van seksuele gevoelens. De kans op herhaling van het ten laste gelegde seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt als hoog ingeschat. Er zijn nu geen beschermende factoren die de kans op herhaling kunnen verlagen. Verdachte heeft een 24-uurs intensieve begeleidende en beschermende omgeving nodig die past bij zijn problematiek. Hij heeft tevens beveiliging nodig tegen de kans op herhaling. Zonder deze setting is de kans groot dat hij zal recidiveren. Verdachte is niet in staat om stabiele levensomstandigheden te creëren of om zich daar te handhaven. Hij is nauwelijks in staat om zijn gedrag te reguleren en heeft nauwelijks copingmogelijkheden. Het ziekte-inzicht is minimaal. Verdachte heeft geen probleeminzicht en vermogen tot probleemdefinitie en coping daarmee. Hij is nauwelijks in staat om over zichzelf of over een situatie te reflecteren. Bovendien kan verdachte zijn emoties en impulsen nauwelijks onder controle houden, met name bij spanning en frustratie. Hij is slecht in staat om zijn behoeftes uit te stellen. Met name gericht op contact met vrouwen kan er sprake zijn van behoefte gedreven gedrag of van afreageren van zijn frustratie op vrouwen, afhankelijk van de onderliggende dynamiek. Het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging geeft de beste bescherming voor verdachte en veiligheid voor de ander tegen de hoge kans op recidive die samenhangt met zijn psychische stoornis. Een eventuele maatregel vanuit de Wet zorg en dwang acht de psychiater met name onvoldoende gericht op delictpreventie
.
De tbs-maatregel
Gelet op de hiervoor genoemde adviezen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd.
De kans op herhaling van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag naar vrouwen wordt als hoog ingeschat. Verdachte heeft daarnaast herhaaldelijk blijk gegeven van het feit dat hij over onvoldoende ziektebesef en -inzicht beschikt. Het risico op onttrekking wordt ook als hoog geschat, omdat verdachte over onvoldoende adequate vaardigheden zou beschikken om zich te kunnen conformeren aan afspraken en regels. Een maatregel vanuit de Wet zorg en dwang zal gezien de problematiek en het hoge recidivegevaar in de situatie van verdachte onvoldoende gericht zijn op delictpreventie. Het is onduidelijk of en waar verdachte bij verlening van de rechterlijke machtiging geplaatst zou kunnen worden. Daarbij is de verwachting dat een eventuele (SGLVG) voorziening in deze fase met hoog recidivegevaar, onvoldoende mogelijkheden heeft tot voldoende forensische zorg en beveiliging. In deze omstandigheden acht de rechtbank het opleggen van een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang niet afdoende. De tbs-maatregel met dwangverpleging van overheidswege acht de rechtbank nodig ter bescherming van de algemene veiligheid van personen.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging op grond van artikel 37a Sr is voldaan. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel. Daarnaast is de rechtbank op basis van de hiervoor genoemde rapportages van oordeel dat zonder adequate begeleiding en behandeling er een reële kans op herhaling bestaat. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader, wat ook stabiliteit en rust biedt, is noodzakelijk voor het terugdringen van het recidiverisico.
De rechtbank overweegt verder dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom
langerduren dan vier jaar. De rechtbank ziet – juist gezien de problematiek van verdachte – geen redenen om de tbs-maatregel gemaximeerd op te leggen.
De rechtbank zal tevens bevelen dat verdachte
van overheidswege wordt verpleegd, omdat uit het voorgaande – in het bijzonder gezien het hoge recidivegevaar in combinatie met de nauwelijks ontwikkelde gewetensfuncties en copingmogelijkheden – de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen die verpleging eist.
8. De schade van benadeelde
8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is inclusief de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Gelet op het feit dat de ontuchtige handelingen relatief beperkt zijn gebleven, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending niet met zich brengt dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De aantasting in de persoon op andere wijze dient daarom, om tot toewijzing van schadevergoeding te komen, te zijn onderbouwd. De hoogte van de immateriële schadevergoeding dient naar billijkheid te worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het incident met verdachte psychische gevolgen (onder andere angstgevoelens) veroorzaakt bij [slachtoffer 1] . Zij is door de huisarts verwezen naar een psycholoog in verband met PTSS-klachten. De rechtbank ziet in de onderbouwing van de schade door [slachtoffer 1] aanleiding om de schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2023.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich hier niet tegen verzet
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
t.a.v. feit 1, feit 3 en feit 5:
telkens het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
t.a.v. feit 2 en 4:
telkens het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en
ontslaatverdachte daarvoor
van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Buiten staat
Mr. J. de Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, onderzoek Armstrong met registratienummer ONRBC23051. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 109.
3.Pagina 1 en 2.
4.Pagina 5, de vijfde tot en met zevende alinea.
5.Pagina 117, de twintigste tot en met dertigste regel.
6.Pagina 30 en 31.
7.Pagina 54 tot en met 56.
8.Pagina 121, de zesentwintigste tot en met dertigste regel.
9.Pagina 68 en 69.
10.Pagina 74 en 75.
11.Pagina 120, de derde tot en met vijftiende regel.
12.Pagina 12 en 13.
13.Pagina 26 tot en met 28.
14.Pagina 82, de zesde en zevende alinea.
15.Pagina 78, de derde alinea.
16.Pagina 119, de derde alinea.