Op 3 mei 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.H. Olthof, rechter in de rechtbank. De verzoeker had op 22 februari 2024 een wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was ingediend. De verzoeker had zijn wrakingsgronden gebaseerd op de vermeende partijdigheid van mr. Olthof, maar de wrakingskamer vond dat de verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend na het bekend worden van de feiten die tot het verzoek leiden. In dit geval was er een tijdsverloop van meer dan twee maanden tussen de mondelinge behandeling op 11 december 2023 en de indiening van het wrakingsverzoek, wat niet als een korte tijd voor beraad kon worden beschouwd. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Ten overvloede merkte de wrakingskamer op dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het verzoek inhoudelijk zou zijn afgewezen omdat de verzoeker zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.