ECLI:NL:RBOVE:2024:2412

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/08/312391 / KG RK 24/161
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens te late indiening en onvoldoende onderbouwing van partijdigheid

Op 3 mei 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.H. Olthof, rechter in de rechtbank. De verzoeker had op 22 februari 2024 een wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was ingediend. De verzoeker had zijn wrakingsgronden gebaseerd op de vermeende partijdigheid van mr. Olthof, maar de wrakingskamer vond dat de verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk moet worden ingediend na het bekend worden van de feiten die tot het verzoek leiden. In dit geval was er een tijdsverloop van meer dan twee maanden tussen de mondelinge behandeling op 11 december 2023 en de indiening van het wrakingsverzoek, wat niet als een korte tijd voor beraad kon worden beschouwd. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Ten overvloede merkte de wrakingskamer op dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het verzoek inhoudelijk zou zijn afgewezen omdat de verzoeker zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK OVERIJSSEL
Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/312391 / KG RK 24/161
Beslissing van 3 mei 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
in persoon verschenen.

1.De procedure

1.1.
Op 22 februari 2024 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.H. Olthof, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaken die staan geregistreerd onder nummers C/08/291340 / FA RK 23-263 en C/08/305530 / KG ZA 23-250.
1.2.
Mr. Olthof heeft niet berust in de wraking en heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 29 maart 2024.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 29 april 2024 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. Olthof heeft laten weten niet te zullen verschijnen. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
In de civiele zaken met kenmerk C/08/291340 / FA RK 23-263 (bodemzaak) en
C/08/305530 / KG ZA 23-250 (kort geding) heeft op 11 december 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden met gesloten deuren. De geschillen hebben betrekking op omgang met en gezag over zijn dochter [dochter van verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 2013. [dochter van verzoeker] woont bij de moeder, die met het gezag over [dochter van verzoeker] is belast.
2.2.
Bij beschikking van 2 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, mr. Elfrink een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Op 6 juni 2023 heeft rechter mr. Blankensteijn in de bodemzaak een tussenbeschikking gewezen en daarbij een voorlopige omgangsregeling met [dochter van verzoeker] vastgesteld. Verzoeker heeft in kortgeding nakoming van de voorlopige omgangsregeling door de moeder gevraagd. De moeder heeft schorsing van de voorlopige omgangsregeling gevraagd.
2.3.
Van de mondelinge behandeling van de procedures op 11 december 2023 is een
proces-verbaal opgemaakt.
2.4.
Bij beschikking d.d. 22 december 2023 heeft mr. Olthof de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te doen naar de omgang en het gezag. De voortgezette mondelinge behandeling is bepaald op 21 mei 2024.
2.5.
Verzoeker heeft op 22 februari 2024 het verzoek tot wraking van de rechter mr. Olthof ingediend.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Bij de mondelinge behandeling van de wraking is besproken dat verzoeker ook een tweetal klachten heeft ingediend, te weten op 22 februari 2024 en 15 april 2024. Verzoeker heeft naar voren gebracht dat deze klachten dezelfde bedoeling hebben als het wrakingsverzoek. De behandeling van het wrakingsverzoek wordt ook geacht de klachten te omvatten.
3.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking van mr. Olthof de navolgende reden ten grondslag gelegd:
De reden is omdat deze rechter niet alle feiten mee neemt en niet even zwaar weegt. Deze rechter neemt niet eerdere feiten mee. Daarom vertrouw ik deze rechter niet en vertrouw zijn onpartijdigheid niet.
3.2.
Ter mondelinge behandeling heeft verzoeker de gronden nader toegelicht. Verzoeker stelt dat hij de omgang met zijn dochter belangrijker vindt dan zijn werk. Mr. Olthof heeft geen rekening gehouden met het feit dat hij sinds oktober 2023 normale werktijden heeft, zodat er regelmatig omgang met zijn dochter kan plaatsvinden.
Verzoeker stelt dat, toen hij op 11 december 2023 de zittingszaal verliet, hij zich door mr. Olthof onvoldoende gehoord voelde, omdat mr. Olthof niet alle feiten had meegenomen uit het procesdossier.
3.3.
De reden waarom verzoeker ruim twee maanden na de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek heeft ingediend, is gelegen in het feit dat hij op [locatie] werkzaam is als gecertificeerd airport engineer en dat hij in de tijdspanne gelegen tussen 11 december 2023 en 22 februari 2024 druk bezig was met een project op Sint Maarten. Verzoeker stelt dat hij daarom onvoldoende tijd heeft gehad om het wrakingsverzoek eerder in te dienen.

4.Het standpunt van mr. Olthof

4.1.
Mr. Olthof is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van de door verzoeker gestelde wrakingsgronden. Afwijzing van een vordering in kort geding en een verwijzing naar de Raad voor de Kinderbescherming voor onderzoek naar de door verzoeker gedane verzoeken met betrekking tot de omgang en gezag zijn zijns inziens onvoldoende om een rechter met succes te wraken. Van partijdigheid of schijn daarvan is volgens mr. Olthof geen sprake.

5.De beoordeling

verzoek tijdig?

5.1.
Op grond van artikel 37 Rv. moet een wrakingsverzoek ingediend worden zodra de
feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het is vaste
jurisprudentie dat de zinsnede ‘zodra de feiten of omstandigheden (...) bekend zijn’ uit
artikel 37 lid 1 Rv betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk
na het bekend worden van de feitelijke grond(en) tot wraking, waarbij een korte tijd voor
beraad acceptabel is. Hier vloeien de feitelijke gronden voor wraking voort uit de
mondelinge behandeling op 11 december 2023. De wrakingskamer is van oordeel dat onder deze omstandigheden van een ‘korte tijd voor beraad’ niet meer kan worden gesproken als het verzoek pas ruim twee maanden na de mondelinge behandeling wordt ingediend. Uit hetgeen ter zitting van de wrakingskamer daaromtrent door verzoeker naar voren is gebracht is niet gebleken van een rechtvaardiging voor het tijdsverloop tussen het moment dat ‘verzoeker bekend is geworden met de wrakingsgronden’.
5.2.
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat niet aan de eis van artikel 37 lid 1 Rv is voldaan en dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend. De wrakingskamer zal
verzoeker derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.
Ten overvloede
5.3.
De wrakingskamer overweegt ten overvloede dat het verzoek zou zijn afgewezen als het verzoek inhoudelijk zou zijn beoordeeld. De wrakingskamer licht dit als volgt toe.
5.4.
De wrakingskamer moet, ingeval een verzoek tijdig is gedaan, de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat hij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
5.5.
Afgezien van de ter mondelinge behandeling geponeerde stelling dat mr. Olthof geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met de gewijzigde werktijden van verzoeker, heeft verzoeker zijn stellingen op dit punt onvoldoende feitelijk onderbouwd, althans kan hieruit geen vooringenomenheid van mr. Olthof als rechter worden afgeleid.
Bovendien heeft verzoeker alle gelegenheid om tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 21 mei a.s. alle van belang zijnde (eerdere) feiten aan de orde te stellen. Voor het geval hij vanwege werkzaamheden op Sint Maarten niet in staat zal zijn de mondelinge behandeling persoonlijk bij te wonen kan dat bij monde van zijn gemachtigde.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
6.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E. Zweers, A. Smedes en A.M.S. Kuipers en in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.