Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. De verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. De verzoekster heeft een opeisbare vordering van € 59.166,17 op [bedrijf 1], voortvloeiend uit een vonnis van 19 december 2023. Daarnaast zijn er andere onbetaalde vorderingen, waaronder een vordering van Rabobank. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, aangezien zij meer schulden bij meer dan één schuldeiser onbetaald laat.
De rechtbank heeft het verweer van [bedrijf 1] dat het verzoek moet worden afgewezen, verworpen. [bedrijf 1] had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 19 december 2023 en stelde dat het verzoek misbruik van recht was. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van de verzoekster op dit moment vaststaat en dat er voldoende grond is voor de faillietverklaring. De rechtbank heeft de faillietverklaring uitgesproken en mr. M.M. Verhoeven benoemd tot rechter-commissaris en mr. G.M. Volkerink tot curator.
De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet en de rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenares in Nederland ligt.