ECLI:NL:RBOVE:2024:2407

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
ZWO 24/2446
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving evenementen op Vliegveld Twenthe

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters, Stichting Lonnekerberg en omgeving en Stichting Lonnekerland (StiL), tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Het college heeft op 11 april 2024 het verzoek tot handhaving van een aantal evenementen afgewezen, omdat er al een vergunning was verleend voor deze evenementen. Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren de verzoeksters en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college en de gemachtigde van de derde-partij, de Strip B.V., aanwezig. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de evenementen, waaronder Citro Classica op 3, 4 en 5 mei 2024, niet in strijd zijn met de wetgeving, nu er inmiddels een omgevingsvergunning is verleend.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de situatie juridisch wezenlijk is veranderd door de verleende vergunning. De rechter oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 mei 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2446
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Stichting Lonnekerberg en omgeving en Stichting Lonnekerland (StiL), uit Enschede, verzoeksters,
(gemachtigde: mr. D. Delibes-Vermeulen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, het college,

(gemachtigde: mr. M. Soppe)
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
de Strip B.V,uit Utrecht, gemachtigde: A.A. Freriks.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters tegen het besluit van 11 april 2024, waarbij het college het door verzoeksters ingediende verzoek tot handhaving heeft afgewezen.
1.1.
Verzoeksters hebben hiertegen op 26 april 2024 bezwaar gemaakt. Daarnaast hebben verzoeksters op 26 april 2024 aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeksters, de gemachtigde van verzoeksters, de gemachtigde van het college, bijgestaan door [naam 1] en de gemachtigde van de Strip B.V, bijgestaan door [naam 2] (eigenaar Strip B.V.).
2.1.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzocht is om verweerder op te dragen om derde-partij gedurende de looptijd van het bezwaar tegen de weigering om te handhaven een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom op te leggen voor elk evenement dat zal worden gehouden op het terrein van Vliegveld Twenthe Evenementen (VTE).
Is er sprake van spoedeisend belang?
4. De eerste vraag die dient te worden beantwoord bij een verzoek om een voorlopige voorziening is of er een spoedeisend belang is om een voorziening te treffen. In dit geval is de vraag welk spoedeisend belang verzoeksters hebben bij het voorkomen van het evenement Citro Classica op 3, 4 en 5 mei 2024 en andere evenementen de komende weken.
De vraag daarbij is welke onomkeerbare situatie c.q. onherstelbaar nadeel op zal treden als genoemde evenementen doorgaan voordat op de bezwaren tegen de weigering om tegen die evenementen handhavend op te treden is beslist.
Verzoeksters komen op voor de natuurbelangen ter plekke en nu niet valt uit te sluiten dat de evenementen feitelijk enig effect zullen hebben, is daarmee hun belang gegeven. Of dat betekent dat er ook juridisch relevante effecten zijn en zo ja, of die tot toewijzing van het verzoek moeten leiden dient te worden beoordeeld bij de afweging van de belangen van partijen over een weer en de voorlopige beoordeling -op grondslag van de beschikbare informatie uit de aangeleverde stukken en wat op zitting is besproken- of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
Het voorlopige oordeel
5. Als het gaat om die voorlopige beoordeling wordt het volgende vastgesteld.
Het verzoek om handhaving is gedaan na 1 januari 2024 en gelet daarop is de Omgevingswet van toepassing zoals die op 1 januari 2024 in werking is getreden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn bestaande bestemmingsplannen opgegaan in het gemeentelijke Omgevingsplan. Niet in geschil is dat ter plaatse van het VTE-terrein op 1 januari 2024 het bestemmingsplan “Buitengebied 1996 “ gold, nu de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in zijn uitspraak van 6 december 2023 [1] het bestemmingsplan “Voormalige Vliegbasis Twenthe – Midden 2021” heeft vernietigd. Niet in geschil is dat dit bestemmingsplan ter plekke van het VTE-terrein het organiseren van evenementen niet toe laat.
Evenementen die derde-partij wil organiseren op het VTE-terrein, waaronder op 3, 4 en 5 mei 2024 het evenement Citro Classica, zijn daarom in strijd met het omgevingsplan. Dit lijdt uitzondering voor evenementen in de locatie “Hangar 11” aangezien daarvoor eerder al wel een omgevingsvergunning is verleend.
Een activiteit die in strijd is met het (tijdelijk deel van) het omgevingsplan wordt een omgevingsplanactiviteit genoemd. Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
Waar er voor het evenement Citro Classica in eerste instantie geen omgevingsvergunning was verleend, was er sprake van een overtreding van even genoemde bepaling uit de Omgevingswet en was er op grond daarvan een bevoegdheid voor verweerder om daartegen handhavend op te treden.
In de beslissing van 11 april 2024 heeft verweerder geweigerd om aan het verzoek tot handhaving te voldoen. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning in is gediend en verweerder daaraan mee wilde werken en daarmee concreet zicht bestaat op legalisatie en gelet daarop handhavend optreden niet redelijk zou zijn.
Verzoeksters hebben tegen die beslissing bezwaar gemaakt.
Inmiddels ligt de situatie juridisch wezenlijk anders nu verweerder op 30 april 2024 de op 5 maart 2024 gevraagde omgevingsvergunning voor het evenement Citro Classica heeft verleend.
Dat betekent dat er niet langer sprake is van een overtreding van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet en dat verweerder gelet daarop ook niet langer bevoegd is om handhavend op te treden.
Ter zitting is uitgebreid besproken of de verleende omgevingsvergunning rechtmatig is in het licht van de uitspraak van de ABRvS van 6 december 2023 maar aan een beoordeling van die omgevingsvergunning komt de voorzieningenrechter niet toe omdat die geen onderdeel van het geschil is en het verzoek daar ook niet op ziet.
Voor zover het verzoek ziet op het handhavend optreden tegen alle andere evenementen ter plaatse zolang nog niet op het bezwaar tegen het besluit van 11 april 2024 is beslist, wordt nog het volgende overwogen. De voorzieningenrechter vindt dat verzoek te onbepaald en te prematuur om het toe te wijzen. Onduidelijk is gebleven om welke evenementen het precies gaat, of het mogelijk ook gaat om evenementen in Hangar 11 waarvoor al een vergunning is verleend en of voor die andere evenementen door verweerder geen omgevingsvergunning zal worden verleend.
Conclusie
6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling, zoals gevraagd, wordt geen aanleiding gezien.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2024 door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.