6.3De gronden voor een straf of maatregel
Inleiding
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten die doorgaans overlast en veel schade opleveren voor de getroffen winkeliers en het daar werkzame personeel. Verdachte heeft er bij het plegen van deze misdrijven blijk van gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren en alleen maar te aan zijn eigen financieel gewin te denken, om zijn drugsverslaving te bekostigen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Dat verdachte met zijn gedragingen een voor de betrokken personen beangstigende situatie heeft gecreëerd, is voor de rechtbank evident. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan langdurig nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast maken dergelijke feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De rechtbank acht het gedrag van verdachte onaanvaardbaar en rekent dit verdachte aan.
Rapportages
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 maart 2024;
- het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 20 februari 2024, opgesteld door drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog;
‑ het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 28 maart 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
In het Pro Justitia rapport van de psycholoog staat onder meer beschreven, zakelijk
weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, zijnde een
posttraumatische-stressstoornis en ernstige verslavingsproblematiek, zijnde een ernstige stoornis in het gebruik van een opioïde (heroïne, methadon), een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, in vroegtijdige remissie en een ernstige stoornis in het gebruik van een anxiolyticum (benzodiazepinen). Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking. De stoornissen, evenals de licht verstandelijke beperking, waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. De feiten kunnen verdachte in verminderde mate worden toegerekend. Vanuit de psychische problematiek zijn er veel risicofactoren die de kans op recidive vergroten. Wanneer verdachte onbehandeld (c.q. zonder verdere behandeling) blijft, is het recidiverisico hoog. Er is sprake van forse en al langer aanwezige verslavingsproblematiek, psychische (PTSS) en persoonlijkheidsproblematiek en een verstandelijke beperking. Terugval in middelengebruik is een belangrijke luxerende factor voor recidive in met name drugsgerelateerd delictgedrag. Wanneer zijn mentale en emotionele onrust gaan overheersen, doemen emotieregulatieproblemen op en kan verdachte terugvallen in middelengebruik als copingmechanisme. Zorgelijk is dat verdachte vanuit zijn
persoonlijkheidsproblematiek en verstandelijke beperkingen niet geneigd is om hulp te zoeken. Vanuit deze problematiek gaat hij problemen uit de weg, kan hij zijn problemen niet overzien en niet inschatten wat de waarde is van hulpverlening. Daarnaast kan verdachte door zijn druggebruik verzeild raken in de criminele drugsscene. Er zijn nauwelijks interne of externe beschermende factoren. Al met al is de kans groot dat verdachte terugvalt in middelengebruik en recidiveert in vormen van delictgedrag (vermogensdelicten en/of geweldsdelicten), waarmee hij zal trachten om innerlijke mentale onrust, emotionele onlust te beteugelen en om sociaal-maatschappelijke –en financiële problemen op inadequate wijze op te lossen. Een (forensisch) klinische verslavingsbehandeling, gevolgd door forensisch poliklinische verslavingsbehandeling is geïndiceerd, terwijl hierbinnen tevens aandacht moet zijn voor de onderliggende traumatisering en psychische kwetsbaarheid. Een klinische setting is een cruciale voorwaarde om terugval in middelengebruik en delictgedrag te voorkomen. De verwachting is dat een klinische verslavingsbehandeling, reclasseringstoezicht, abstinentie van alcohol en drugs en controles hierop en het realiseren van een stabiele sociaal-maatschappelijke en financiële situatie (begeleid wonen na een klinisch traject) de kans op recidive kan verminderen. Vanwege de ernst van het ten laste gelegde en de hoge kans op recidive wordt een juridisch kader geadviseerd. Meest passend lijkt, mede omdat een klinische behandeling en resocialisatie tijd zal vergen (tenminste een jaar), het opleggen van een ISD-maatregel waarbinnen de behandeling en begeleiding zou kunnen plaatsvinden. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort is een combinatie van reclasseringstoezicht, abstinentie van middelen en controles op middelen (alcohol en drugs), toezicht op zijn financiën, een klinische verslavingsbehandeling, gevolgd door een poliklinische verslavingsbehandeling en begeleid wonen in het kader van bijzondere voorwaarden van een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf te overwegen. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is, indien alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, aanvullend het opleggen van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) te overwegen. Een GVM biedt de mogelijkheid om na afloop van een voorwaardelijk kader te toetsen of een langere begeleiding (qua huisvesting en dagbesteding), behandeling en/of toezicht (op zijn middelengebruik) met voorwaarden (verbod op middelengebruik en controles in deze) alsnog noodzakelijk zijn in het licht van mogelijke, nog aanwezige recidiverisico’s. Verdachte ziet op dit moment de noodzaak in van behandeling en staat open voor klinische behandeling en begeleiding.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Dat betekent dat het voor de rechtbank vast staat dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een stoornis bestond en dat de gepleegde feiten hem in verminderde mate zijn toe te rekenen.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat bij
verdachte sprake is van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten om te voorzien in
zijn harddrugsverslaving. Verdachte kent instabiliteit op alle leefgebieden en er zijn geen
beschermende factoren aanwezig. Verdachte heeft geen huisvesting, geen zinvolle
daginvulling en geen overzichtelijke financiële situatie. Verdachte kampt met een
verstandelijke beperking, verslavingsproblematiek en is getraumatiseerd. Het risico op
recidive wordt daardoor ingeschat als hoog. De kans op onttrekken aan de voorwaarden
wordt ook ingeschat als hoog. Er zijn de afgelopen jaren door de verslavingsreclassering en
de vrijwillige hulpverlening van Tactus verschillende pogingen gedaan verdachte de juiste
hulp te bieden, maar gedragsverandering is niet van de grond gekomen. Tactus Reclassering
sluit zich aan bij het advies van het NIFP dat een langdurige klinische opname noodzakelijk
is om het recidiverisico te verlagen en stabiliteit te creëren op meerdere leefgebieden.
Verdachte is aangemeld voor een klinische opname bij FPA Kompas te Wolfheze en de
verwachting is dat hij in juni 2024 kan worden opgenomen voor een behandeling. Het is zeer
wenselijk dat de opname aansluitend aan de detentie plaatsvindt. Wanneer verdachte voor de
opname vrijkomt zijn er geen beschermende factoren en is de kans op recidive groot.
Bij een veroordeling adviseert Tactus Reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als
bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling,
ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan
schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole. Zijn er geen mogelijkheden voor een
klinische opname, dan adviseert de reclassering geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Bijzondere voorwaarden met enkel ambulante verplichtingen zullen niet of nauwelijks
bijdragen aan vermindering van de risico’s en de kans op recidive. In het laatste contact
tussen Tactus reclassering en verdachte op 26 maart 2024 gaf hij aan niet meer mee te willen
werken aan een klinische opname. De reclassering wijkt af van het advies van het NIFP om
een GVM in overweging te nemen. De inschatting is dat een klinische opname bijdraagt aan
het verminderen van het recidiverisico, aangezien verdachte niet eerder klinisch opgenomen
is geweest, waardoor hij binnen het strafrechtelijk kader nooit in de gelegenheid is geweest
om te werken aan zijn verslavingsproblematiek en trauma’s. Een GVM is op dit moment niet
de juiste maatregel, omdat verdachte eerst de kans moet krijgen om zijn problematiek aan te
pakken door middel van een klinisch traject met aansluitend begeleid wonen. Mocht
betrokkene geen medewerking verlenen, dan zou een GVM in de toekomst tot de
mogelijkheden kunnen behoren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de
oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen
van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met de adviezen van de
NIFP en de reclassering. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals
vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast heeft de
rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij vaker
voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Gezien de persoon van verdachte is evident dat behandeling nodig is en hij daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig zal hebben om de kans op recidive te verkleinen. Verdachte heeft, in afwijking van eerdere contacten met de reclassering, ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is voor een klinische opname en dat hij bereid is om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zijn (ambivalente) motivatie vasthoudt en na zijn detentie gaat beginnen met behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit hulpverleningstraject doorkruisen. Een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd om die behandeling en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden, verdachte te stimuleren aan zijn problematiek te werken en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen
Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, passend is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat alsdan de termijn van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nagenoeg aansluitend zal zijn aan het moment van de klinische opname bij FPA Kompas of een soortgelijke zorginstelling. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Gelet op het voorgaande, de aard van op te leggen straf en het advies van de reclassering zie de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van de maatregel Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.