ECLI:NL:RBOVE:2024:2399

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
08.327803.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden met geschorst rijbewijs

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval op 27 september 2022 in Rijssen. De verdachte, die reed met een geschorst rijbewijs, veroorzaakte een aanrijding met een fietsster, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken onderbeen, sleutelbeen en nekwervel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, doordat hij afgeleid was door een groepje jongens aan zijn linkerkant en niet voldoende op het verkeer van rechts lette. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard het ongeval te betreuren, maar de rechtbank oordeelde dat hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was, wat bijdroeg aan de bewezenverklaring van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.327803.22 (P)
Datum vonnis: 3 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] ingediende en voorgehouden voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd, dan wel dat hij geen voorrang heeft verleend waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
feit 2:als bestuurder van een personenauto aan het verkeer heeft deelgenomen terwijl zijn rijbewijs was geschorst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
gaande in de richting van de Kerkstraat, daarmede rijdende over De Hagen,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij reed met een geschorst rijbewijs en/of (aldus) door het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (voorlopig) ongeschikt was bevonden om een voertuig te
besturen en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het zicht van verdachte op van rechts (vanuit de Emmastraat) komend
verkeer (door een muur(tje) en/of een boom) werd belemmerd,
(bij het naderen van de kruising met de Emmastraat) niet naar rechts (maar alleen
naar links) heeft gekeken en/of
(daardoor) zich er niet of onvoldoende van heeft vergewist of er van rechts (vanuit
de Emmastraat) verkeer naderde en/of niet of in onvoldoende mate heeft opgelet
en/of is blijven opletten op van rechts komend verkeer en/of
zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse
en/of zonder te stoppen en/of zonder snelheid te verminderen deze kruising is gaan
oversteken/ heeft overgestoken en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig
(personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Emmastraat) kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan
(een bestuurster van) een, voor verdachte van rechts komende, fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets(er),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
gaande in de richting van de Kerkstraat, daarmede rijdende over De Hagen,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij reed met een geschorst rijbewijs en/of (aldus) door het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (voorlopig) ongeschikt was bevonden om een voertuig te
besturen en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het zicht van verdachte op van rechts (vanuit de Emmastraat) komend
verkeer (door een muur(tje) en/of een boom) werd belemmerd,
(bij het naderen van de kruising met de Emmastraat) niet naar rechts (maar alleen
naar links) heeft gekeken en/of
(daardoor) zich er niet of onvoldoende van heeft vergewist of er van rechts (vanuit
de Emmastraat) verkeer naderde en/of niet of in onvoldoende mate heeft opgelet
en/of is blijven opletten op van rechts komend verkeer en/of
zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse
en/of zonder te stoppen en/of zonder snelheid te verminderen deze kruising is gaan
oversteken/ heeft overgestoken en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig
(personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Emmastraat) kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan
(een bestuurster van) een, voor verdachte van rechts komende, fiets en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets(er),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten als
bestuurder van een personenauto rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Hagen, op de kruising of splitsing van die weg met de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Emmastraat, een voor hem van rechts
komende bestuurder van een fiets geen voorrang heeft verleend, immers die
bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd haar weg te vervolgen, waarbij
letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
2
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam
gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de
Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was
geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de
Hagen, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop
de schorsing betrekking had, heeft bestuurd;

3.De bewijsmotivering

Feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en feit 2
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Daarom is sprake van aanmerkelijk schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft gereden terwijl hij wist dat het rijbewijs was ingevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Verdachte heeft weliswaar geen voorrang verleend, maar er was geen sprake van aanmerkelijke onoplettendheid. Het rijgedrag van verdachte is onvoldoende voor het hebben van schuld in de juridische betekenis van artikel 6 WVW. Verdachte dient daarom van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken nu op basis van de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Met toepassing van het hiervoor beschreven juridisch kader op deze zaak, stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast:
Op 27 september 2022 vond op de kruising van de Emmastraat en De Hagen, gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Rijssen-Holten, een verkeersongeval plaats waarbij een bestuurder van een personenauto en een bestuurster van een fiets betrokken waren.
Verdachte reed als bestuurder van de personenauto over De Hagen en reed in de richting van de Kerkstraat. De fietsster, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) kwam vanuit de Emmastraat en fietste in de richting van de Enterstraat. De wegsituatie betreft een gelijkwaardige kruising en ter plaatse waren geen bijzonderheden van toepassing. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 30 kilometer per uur. Tijdens het verkeersongeval was het helder weer, wel was het wegdek nat. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit een gebroken onderbeen, een gebroken sleutelbeen, een gebroken nekwervel en een hersenschudding.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij over De Hagen reed. Verdachte is ter plaatse bekend met de verkeerssituatie. Door de lange muur aan De Hagen kon hij pas bij de kruising zien of er verkeer van rechts kwam. Toen verdachte over De Hagen reed zag hij een groepje jongens aan zijn linkerkant fietsen dat veel kabaal maakte. Dat trok zijn aandacht. Verdachte was afgeleid door het groepje jongens aan zijn linkerkant en heeft hierdoor niet dan wel onvoldoende gelet op de weg van rechts. Terwijl verdachte reed hoorde hij op enig moment een harde klap tegen de auto. Verdachte is meteen gestopt en toen hij uit de auto stapte zag hij een vrouw en een fiets voor zijn auto op straat liggen. Bij de kruising had verdachte de fietsster die van rechts kwam niet gezien. Verdachte heeft haar geen voorrang verleend. Verdachte was op dat moment niet in bezit van zijn rijbewijs. Het rijbewijs lag volgens verdachte bij het CBR divisie vorderingen.
Getuige [getuige] heeft onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat een auto de kruising met De Hagen naderde en dat de auto geen vaart minderde. Op hetzelfde moment fietste een vrouw over het kruispunt. Op het kruispunt kwam de auto met de fietser in botsing.
Beoordeling
In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte bij het naderen van de kruising van De Hagen met de Emmastraat niet of in onvoldoende mate naar rechts heeft gekeken, en grotendeels naar links heeft gekeken omdat hij was gefocust op de groep jongens die hem kennelijk van links naderden. Gelet hierop kan niet gesproken worden van een momentane, dat wil zeggen kortdurende onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Verdachte heeft vervolgens, door – terwijl hij de kruising naderde en deze overstak – zonder vaart te verminderen of te stoppen niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie ter plaatse, terwijl zijn zicht op de Emmastraat werd belemmerd door een muur en een boom. Daardoor heeft verdachte niet gezien dat [slachtoffer] van rechts naderde om de kruising over te steken. Verdachte had haar voorrang moeten verlenen. Verdachte was door voornoemde omstandigheden niet in staat om zijn personenauto tijdig tot stilstand te brengen. Als gevolg daarvan heeft de aanrijding plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] gewond is geraakt.
Het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De rechtbank acht bewezen dat door het ongeval aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank baseert zich hierbij mede op de zich in het dossier bevindende verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot haar letsel en het verloop daarvan en de geneeskundige verklaring ten aanzien van [slachtoffer] .
Ten aanzien van het geschorste rijbewijs van verdachte (feit 2) stelt de rechtbank vast dat zich in het dossier een schriftelijk besluit van het CBR bevindt van 22 maart 2022 met betrekking tot de rijgeschiktheid van verdachte dat per gewone post en aangetekend is verstuurd. In het dossier bevindt zich verder een politieregistratie over verdachte van 9 mei 2022 met betrekking tot het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en een verhoor van verdachte waarin hij gewezen is op de ongeldigheid. Ter zitting heeft verdachte onder meer verklaard dat hij niet in het bezit is van zijn rijbewijs en dat het rijbewijs ten tijde van het ongeval fysiek bij het CBR lag. Gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst. De enkele stelling van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de schorsing van zijn rijbewijs acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair
hij op 27 september 2022 te Rijssen in de gemeente Rijssen-Holten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), gaande in de richting van de Kerkstraat, daarmede rijdende over De Hagen,
aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij reed met een geschorst rijbewijs en (aldus) door het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (voorlopig) ongeschikt was bevonden om een voertuig te
besturen en
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl het zicht van verdachte op van rechts (vanuit de Emmastraat) komend verkeer (door een muur en/of een boom) werd belemmerd,
bij het naderen van de kruising met de Emmastraat niet naar rechts (maar alleen naar links) heeft gekeken en (daardoor) zich er niet of onvoldoende van heeft vergewist of er van rechts (vanuit de Emmastraat) verkeer naderde en niet of in onvoldoende mate heeft opgelet op van rechts komend verkeer en
zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en zonder te stoppen en zonder snelheid te verminderen deze kruising heeft overgestoken en in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Emmastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en
in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan (een bestuurster van) een, voor verdachte van rechts komende, fiets en
in aanrijding is gekomen met die fiets(er),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
2
hij op 27 september 2022 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Hagen, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop
de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair een geldboete een passende straf is. Indien de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan is de gevorderde straf van de officier van justitie te fors is en dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval en het rijden met een geschorst rijbewijs, waarbij hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Als gevolg hiervan heeft verdachte [slachtoffer] aangereden, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en na meerdere operaties een revalidatietraject is ingegaan met vooralsnog een onzekere uitkomst op volledig herstel. Dat het ongeval grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit de ter terechtzitting besproken slachtofferverklaring. Verdachte heeft in reactie hierop ter zitting aangegeven dat hij het ongeluk niet heeft gewild en hetgeen gebeurd is zeer betreurt.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 maart 2024 waaruit blijkt dat verdachte vaker met justitie in aanraking is gekomen voor verkeersdelicten. Door een eerdere veroordeling is het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een ongeval als het onderhavige, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden onvoorwaardelijk.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.K. ten Cate, voorzitter, en mr. L.J.C. Hangx en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022446902 en . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair en feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 27 september 2022 reed ik in Rijssen over De Hagen in de richting van de Kerkstraat. De stenen van de weg waren nat. Ik ben ter plaatse bekend. Op enig moment zag ik aan mijn linkerkant een groepje jongens fietsen dat veel kabaal maakte. Door de extreem lange muur aan De Hagen kun je pas op het kruising zien of er verkeer van rechts komt. Ik was gefocust op het groepje jongens. Opeens hoorde ik een harde klap tegen de auto en kreeg ik een aanrijding. Ik ben gestopt en uitgestapt. Ik zag een fiets en een vrouw schuin voor de auto op straat liggen. Bij de kruising heb ik de fietser die van rechts kwam niet gezien. Ik heb de fietser geen voorrang verleend. Op 27 september 2022 was ik niet in het bezit van mijn rijbewijs. Het rijbewijs ligt bij het CBR divisie vorderingen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van 27 september 2022, pagina 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik reed ter hoogte van de kruising met de Emmastraat. Ik zag
links van mij een groep jongeren fietsen. Ik heb niet meer gelet op de weg van
rechts. Ik stak over en toen kreeg ik een aanrijding.
3.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , van 13 december 2022, pagina’s 37 en 38, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer:
Ik weet nog dat ik over de Emmastraat fietste, komend uit de richting van de
Rozengaarde, fietsend in de richting van de Enterstraat. Toen ik iets voor de
kruising van de Emmastraat met de Hagen fietste, hoorde ik mensen roepen: " kijk
uit!" Dat was het laatste moment wat ik me nog kan herinneren. Het eerste moment wat ik me daarna weer kan herinneren is dat ik op de grond lag. Ik ben daarna aangekomen in het ziekenhuis waar ik geopereerd ben aan
mijn linker onderbeen. Mijn linker onderbeen was verbrijzeld. Door het ongeluk was
ook mijn rechter sleutelbeen gebroken, mijn bovenste nekwervel gebroken en had ik een hersenschudding. Nadat ik uit het ziekenhuis ben ontslagen heb ik ongeveer 3 maanden in het revalidatiecentrum door gebracht. Ik zat in revalidatiecentrum [locatie] . Ik word hier donderdag 15 december ontslagen en mag dan naar huis. Daarna heb ik nog wel dagbehandelingen in het ZGT ziekenhuis te Almelo. Ik heb nu namelijk nog erg veel last van mijn rechter arm en schouder. Deze dagbehandelingen bestaan uit fysiotherapie en ergotherapie en hiervoor moet ik meerdere dagdelen in de week naar het ZGT. Ik weet niet precies hoelang ik dat moet doen.
4.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , van dr. J.H. Hegeman, chirurg, van 18 november 2022, pagina 42, voor zover inhoudende als bevindingen van de arts:
[afbeelding]
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 28 september 2022, pagina’s 34 en 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik fietste op de Emmastraat in Rijssen. Ik fietste hier met 2 andere vrienden.
Ik zag dat deze auto bij het naderen van de kruising De Hagen met de Emmastraat geen vaart minderde. Ik zag dat de auto met ongeveer 30 km/h over het kruispunt reed. Ik zag dat op hetzelfde moment de vrouw op de fiets ook het kruispunt over fietste. Ik zag dat op het kruispunt de auto met de fietser in botsing kwam. Ik zag dat de
fietser op de voorruit van de auto kwam en vervolgens op de grond viel.
6.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 6 december 2022, met bijlagen, pagina’s 2 t/m 18, voor zover inhoudende, het relaas van verbalisanten:
Locatie ongeval
Datum : 27 september 2022
Adres : De Hagen
Plaats : Rijssen
Verdachte: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1983
Rijbewijs
Bij controle bij het Rijbewijsregister bleek de bestuurder niet bevoegd te zijn een
motorrijtuig te besturen. Bij deze controle bleek ons het volgende:
Dat het rijbewijs dat op zijn naam was afgegeven voorzien van het nummer: [nummer] dat deze geschorst was voor de categorieën B/T vanaf 22-03-2022.
[afbeelding]
7.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een registratieoverzicht van de politie Twente, betreffende [verdachte] van 6 december 2022, pagina 44, voor zover registraties:
[afbeelding]
8.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een brief van Divisie Rijgeschiktheid, gericht aan [verdachte] , van 22 maart 2022, voor zover inhoudende Rijgeschiktheid Mededelingen:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]