ECLI:NL:RBOVE:2024:2398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
08.112878.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte reed op 5 februari 2023 in Enschede met een snelheid tussen de 70 en 81 km/u, terwijl de maximum snelheid 50 km/u was. Hij negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen een snorfietser, waardoor het slachtoffer, een vrouw, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken sleutelbeen en licht hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en veroordeelde hem tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en zijn verantwoordelijkheid had genomen door excuses aan te bieden. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 19 april 2024, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.112878.23 (P)
Datum vonnis: 3 mei 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M. van Leussen, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens het slachtoffer [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto:
primair: een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (zwaar) gewond is geraakt;
subsidiair: zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Enschede
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Parkweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte, als beginnend bestuurder en/of vermoeid zijnde na een
nachtdienst,
rijdend over de Parkweg met een (indicatieve) snelheid gelegen tussen de 70km p/u
en/of 81km p/u, althans met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum
snelheid van 50km p/u te rijden en/of (vervolgens)
gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de Parkweg en/of de Volksparksingel,
een in zijn rijrichting (minimaal 34,4 seconden) uitstralend rood verkeerslicht te
negeren en/of (daarbij)
met onverminderde snelheid, althans met een veel hogere snelheid dan voor een
veilig verkeer ter plaatse rechtsaf te rijden en/of (daarbij)
niet, althans onvoldoende te letten en/of is blijven letten op overige
medeweggebruikers en/of (vervolgens) op/tegen een (kruisende)
medeweggebruiker (snorfiets) te botsen en/of te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Enschede
als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de
Parkweg,
met een (indicatieve) snelheid gelegen tussen de 70km p/u en/of 81km p/u, althans
met een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van 50km p/u
heeft gereden en/of (vervolgens)
gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de Parkweg en/of de Volksparksingel,
een in zijn rijrichting (minimaal 34,4 seconden) uitstralend rood verkeerslicht heeft
genegeerd en/of (daarbij)
met onverminderde snelheid, althans met een veel hogere snelheid dan voor een
veilig verkeer ter plaatse rechtsaf is gereden en/of (daarbij)
niet, althans onvoldoende heeft gelet en/of is blijven letten op overige
medeweggebruikers en/of (vervolgens) op/tegen een (kruisende)
medeweggebruiker (snorfiets) is gebotst en/of gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot een ongeval waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel, dan wel lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, is toegebracht. De officier van justitie vindt dat sprake is van ernstige schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de schuldvraag op het standpunt gesteld dat sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. Hij stelt zich net als de officier van justitie op het standpunt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting op 19 april 2024 volgt dat verdachte op 5 februari 2023 als beginnend bestuurder van een personenauto reed over de Parkweg in Enschede, op weg naar kantoor na een nachtdienst. Verdachte was vermoeid en kende de weg ter plaatse goed. Het was vroeg in de ochtend, donker en regenachtig. Verdachte heeft met zijn auto met een snelheid tussen de 70 en 81 kilometer per uur gereden, daar waar een snelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan en is door rood gereden
Vlak na het passeren van het verkeerslicht dat al ruim 34 seconden op rood stond is verdachte in aanrijding gekomen met het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] reed op een scooter, had net groen licht gekregen en wilde de Parkweg over steken.
Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] haar sleutelbeen gebroken en (licht) hersenletsel opgelopen.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Deze vereiste mate van voorzichtigheid en oplettendheid wordt in de onderhavige verkeerssituatie verzwaard door het feit dat het ten tijde van het ongeval donker was en het regende. Dit vergt van een bestuurder van een voertuig die over de openbare weg rijdt onder meer dat hij voortdurend alert is en adequaat zijn voertuig bestuurt. De rechtbank is van oordeel dat van verdachte als beginnend bestuurder extra oplettendheid en behoedzaamheid mocht worden verwacht , zeker nu het wegdek vochtig was, het donker was en verdachte vermoeid was. In plaats van zijn rijgedrag aan te passen is verdachte echter met een te hoge snelheid door rood gereden, terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie en wist dat andere weggebruikers de T-kruising konden oversteken. Verdachte heeft gesteld dat hij het voor hem bestemde verkeerslicht in het geheel niet heeft opgemerkt. Uit het dossier blijkt evenwel dat weggebruikers onbelemmerd zicht hebben op de verkeerslichten. Bovendien kende verdachte de situatie ter plaatse goed. Hoe dan ook, ongeacht of verdachte het verkeerslicht bewust heeft genegeerd of dat hij door vermoeidheid het verkeerslicht heeft “gemist”, in beide situaties had verdachte anders moeten en kunnen handelen. Tekenen van vermoeidheid hadden voor hem juist aanleiding moeten zijn om zijn rijgedrag aan te passen.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziend, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank concludeert dat het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam is geweest.
Zwaar lichamelijk letsel?
[slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding haar sleutelbeen gebroken en (licht) traumatisch hersenletsel opgelopen. Ter zitting heeft [slachtoffer] toegelicht dat zij nu ruim een jaar na de aanrijding nog altijd hinder ondervindt in haar dagelijkse werkzaamheden van het bij het ongeval opgelopen letsel. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, ondanks de ingrijpende gevolgen die het letsel nog altijd heeft voor [slachtoffer] , niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6 WVW, maar als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 februari 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de Parkweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl hij, verdachte, als beginnend bestuurder en/of vermoeid zijnde na een nachtdienst,
rijdend over de Parkweg met een (indicatieve) snelheid gelegen tussen de 70km p/u en
81km p/u, zijnde een snelheid veel hoger dan de toegestane maximum snelheid van
50km p/u
gekomen nabij de T-kruising van de wegen, de Parkweg en de Volksparksingel, een in zijn rijrichting (minimaal 34,4 seconden) uitstralend rood verkeerslicht te negeren en (daarbij)
met een veel hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse rechtsaf te rijden en
onvoldoende te letten op overige medeweggebruikers en vervolgens tegen een (kruisende)
medeweggebruiker (snorfiets) te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de WVW, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen vervangende hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen met een proeftijd van twee jaar, omdat verdachte voor zijn werk is aangewezen op zijn rijbewijs.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, door te hard en door rood licht te rijden. [slachtoffer] heeft door zijn toedoen haar sleutelbeen gebroken en hersenletsel opgelopen, waar ze tot de dag van vandaag nog hinder van ondervindt.
Hoewel de gevolgen ernstig zijn, moet niet uit het oog worden verloren dat verdachte deze gevolgen nooit heeft gewild. Verdachte heeft contact gezocht met het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte ter zitting zijn oprechte excuses aangeboden aan het slachtoffer. Daarmee heeft hij laten zien dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad en schuldbewust is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit in zijn algemeenheid en overtredingen van de WVW in het bijzonder.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, is het uitgangspunt een boete van € 1.000,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. Omdat de rechtbank van oordeel is dat het opleggen van een geldboete in dit geval geen recht doet aan de ernst van het feit, zal de rechtbank van de oriëntatiepunten afwijken en een werkstraf opleggen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte een beginnend bestuurder is en van hem daarom meer behoedzaamheid in het verkeer mag worden verwacht.
Al deze omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 100 uren bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.K. ten Cate, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023055333. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 april 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 5 februari 2023 reed ik over de Parkweg in Enschede. Het was donker en miezerde een beetje. Ik reed daar wel een paar keer per maand langs voor mijn werk. Naar mijn idee stond het stoplicht op groen. Toen ik op het stoplicht af reed heb ik mijn snelheid niet geminderd. Ik was vermoeid na de nachtdienst.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari met nummer PL0600-2023055333-8, pagina 7 en 8, zakelijk weergegeven:
Uit de data van de VRI bleek dat deze aan het regelen was ten tijde van het
verkeersongeval. Gelet op voorgaande waren er geen aanwijzingen dat de verkeersregelinstallatie niet naar behoren had gewerkt ten tijde van het ongeval.
Uit de analyse van het faselog, bleek dat de bestuurder van de snorfiets, op
05-02-2023, omstreeks 07:21:27,3 uur, de stopstreep op richting 28 was gepasseerd,
terwijl de voor hem / haar geldende verkeerslichten minimaal 2,6 seconden groen licht
uitstraalden.
Uit de analyse van het faselog,bleek dat de de bestuurder van de Volkswagen, op 05-02-2023, omstreeks 07:21:27,4 uur, de stopstreep op richting 01 was gepasseerd, terwijl de voor hem / haar geldende verkeerslichten minimaal 34,4 seconden rood licht uitstraalden.
Van 'kijken' naar de verkeerde verkeerslichten kon geen sprake zijn geweest. De
verkeerslichten van richting 02, links naast de rechtsaf gaande richting 01, straalden eveneens roodlicht uit, toen de bestuurder van de Volkswagen de voor hem/haar bestemde stopstreep passeerde.
De bestuurder van de Volkswagen, was voorafgaande aan het verkeersongeval, het kruispunt genaderd, met een gemiddelde indicatieve snelheid, die had gelegen tussen
de 70 km/h en 81 km/h, althans een snelheid hoger is dan de ter plaatse maximum
toegestane snelheid van 50 km/h.
3. Het proces-verbaal verhoor slachtoffer, pagina 19 en 20, voor zover inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Op zondag 5 februari 2023 omstreeks 07:00 uur ben ik bij mijn werk weggereden.
Op enig moment reed ik over de Volksparksingel op het fietspad welke is gescheiden
van de rijbaan in de richting van de Parkweg.
Ik heb een lichte hersenschudding en een sleutelbeenbreuk in mijn rechter schouder
U vraagt mij in welke mate ik nu nog beperkt ben in dagelijkse bezigheden. Op sommige momenten ben ik nog draaierig in mijn hoofd en heb ik hoofdpijn. Ook heb ik nog pijn in mijn rechter schouder/sleutelbeen en kan mijn rechterarm wel bewegen maar kan deze ook nog niet te hoog in de lucht steken, als ik tot de grens ga doet dit ook nog pijn. Ook kan ik met mijn rechterarm/hand nog niets tillen. Ik kan wel fatsoenlijk lopen maar zo af en toe heb ik nog last van de enkel of hij is stijf, deze klachten had ik niet voor het ongeval.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 Sv, zijnde een geneeskundige verklaring van C.A.M. Slootmans, namens R.J. de Wit, traumachirurg van 6 februari 2023, pagina 13, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Conclusie
59-jarige vrouw na aanrijding op scooter met nadien bewustzijnsverlies:
1. Contusie schouder en nek
2. LTSH
Trauma < 48 uur
4. Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 21 maart 2023, pagina 23 en 25, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
1: [verdachte] , personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 1]
2: [slachtoffer] , snorfiets voorzien van het kenteken [kenteken 2]
2 stond op het fietspad van de Volksparksingel, komende uit de richting van de
Tubantiasingel stil voor het rode verkeerslicht. Het verkeerslicht werd groen en reed
het kruispunt op.
1. reed op de Volksparksingel, komende uit de richting van de Tubantiasingel en reed
bij rood licht het kruispunt op.
Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding.
Bestuurder
[verdachte]
Rijbewijs
Datum eerste afgifte : 10 augustus 2022 Beginnende bestuurder