ECLI:NL:RBOVE:2024:2385

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10987760 \ CV EXPL 24-1044
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en voorwaardelijke ontbinding van huurovereenkomst met ontruiming

In deze zaak heeft de huurder, die een woning huurt van de stichting Deltawonen, een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 4.028,71 tot en met april 2024. De huurder erkent deze betalingsachterstand en is bezig met het inventariseren van zijn financiële situatie samen met zijn bewindvoerder. De huurder beschikt over voldoende middelen om de huurbetalingen weer op orde te krijgen. De verhuurder heeft ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, omdat de huurder zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2024 is vastgesteld dat de huurder onder bewind staat, wat door de verhuurder positief werd ontvangen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, de ontbinding van de huurovereenkomst voorwaardelijk kan worden toegewezen. De voorwaarden zijn dat de huurder onder beschermingsbewind blijft, de lopende huur tijdig betaalt en binnen een maand na het vonnis een afbetalingsregeling treft. Indien de huurder niet aan deze voorwaarden voldoet binnen een jaar, zal de huurder de woning moeten ontruimen. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10987760 \ CV EXPL 24-1044
Vonnis van 30 april 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING DELTAWONEN,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen verhuurder,
gemachtigde: D.M. Boes,
tegen
[gedaagde] ,
h.o.d.n. [bedrijf] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [onderbewindgestelde] (hierna: [onderbewindgestelde] ), gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen huurder,
verschenen: A. Scheer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot tot oproeping van 5 april 2024
- de brief van de griffier van de rechtbank van 9 april 2024
- de akte van verhuurder van 15 april 2024
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 16 april 2024. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Vast staat dat de goederen van [onderbewindgestelde] bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 maart 2024 onder bewind zijn gesteld. Bij die beschikking is [gedaagde] benoemd tot bewindvoerder van [onderbewindgestelde] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Huurder huurt van verhuurder een woning gelegen aan de [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 575,53 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 4.028,71 bedroeg, berekend tot en met april 2024.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering legt verhuurder ten grondslag dat huurder zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.2.
Huurder erkent de betalingsachterstand. Op de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder toegelicht dat hij pas net bezig is met de inventarisatie van de schulden van huurder en het ombuigen van de inkomensstroom naar onder andere huur, energie, ziektekosten, internet en televisie. Huurder beschikt over voldoende financiële middelen om de lopende huur te betalen en een afbetalingsregeling te treffen.

4.De beoordeling

De huurachterstand.

4.1.
Omdat huurder erkent dat hij de huurachterstand moet betalen, kan de vordering tot betaling daarvan worden toegewezen. Dit ziet op een bedrag van € 4.028,71, berekend tot en met april 2024. Op mondelinge behandeling was niet bekend of de verschuldigde huur voor de maand april betaald is. Mocht dat het geval blijken te zijn, dan moet die door de verhuurder op de vordering in mindering worden gebracht.
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De omvang van de huurachterstand was ten tijde van de mondelinge behandeling ruim zeven maanden en dat zou een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen in beginsel kunnen rechtvaardigen.
4.4.
Verhuurder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de lopende huur van januari, februari en maart 2024 is betaald en dat het goed is dat [onderbewindgestelde] onder bewind staat. Verhuurder staat positief tegenover een voorwaardelijke ontbinding en ontruiming.
4.5.
De kantonrechter ziet reden om de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen. De voorwaarden zijn dat de huurder onder beschermingsbewind blijft en de lopende huur volledig en tijdig betaalt. Ook moet de huurder binnen een termijn van één maand na de datum van dit vonnis een afbetalingsregeling met de verhuurder treffen conform de aflossingscapaciteit van huurder.
4.6.
De kantonrechter zal aan deze voorwaarden een termijn van één jaar verbinden. Dat betekent kort gezegd dat huurder zal worden veroordeeld om de woning te verlaten als huurder binnen één jaar na datum van dit vonnis een van de voorwaarden niet nakomt.
4.7.
Verhuurder vordert betaling van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 maart 2024 tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen over de huurachterstand vanaf de dag van de dagvaarding.
4.9.
Verhuurder heeft een bedrag van € 522,30 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.10.
Huurder zal als de verliezende partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punt x tarief € 271,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.310,38

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt huurder om tegen bewijs van kwijting te betalen aan verhuurder:
€ 4.028,71 aan nog openstaande huurtermijnen berekend tot en met april 2024, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 5 april 2024 tot alles betaald is;
522,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurder van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 maart 2024 tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldag van de vervallen termijnen;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] en veroordeelt huurder om binnen 14 dagen na de ontbinding het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege huurder daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van verhuurder te stellen, indien en zodra binnen één jaar na dit vonnis aan de volgende voorwaarde niet wordt voldaan:
  • huurder betaalt de lopende huur niet of niet tijdig, voor de eerste van iedere maand;
  • huurder niet onder beschermingsbewind blijft;
  • huurder niet binnen de termijn van één maand na de datum van dit vonnis een afbetalingsregeling treft met de verhuurder conform de aflossingscapaciteit van de huurder;
5.4.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van verhuurder tot de uitspaak van dit vonnis begroot op € 1.310,38;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.