In deze zaak heeft eiseres een woning gehuurd en vordert zij na beëindiging van de huurovereenkomst de terugbetaling van de waarborgsom en een gedeeltelijke terugbetaling van de huur, omdat deze niet correct is verhoogd. De gedaagden, die gezamenlijk de Maatschap Noordelijke Vastgoed Projecten vormen, stellen dat zij niet de verhuurder zijn van de woning. De kantonrechter oordeelt dat eiseres de verkeerde partij heeft gedagvaard en verklaart haar niet-ontvankelijk in haar vordering.
De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 maart 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst oorspronkelijk was gesloten met een andere verhuurder, die de woning had verkocht aan de huidige eigenaren, die niet de Maatschap zijn. Eiseres had de huur aan de nieuwe eigenaren betaald, wat haar standpunt ondermijnt.
De kantonrechter concludeert dat eiseres onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juiste verhuurder en dat zij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De overige vorderingen en verweren worden niet verder besproken, omdat de niet-ontvankelijkheid van eiseres de inhoudelijke beoordeling van de zaak uitsluit. De proceskosten worden niet toegewezen aan de Maatschap, omdat zij ook bijgedragen hebben aan de verwarring.