Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 570,90.
€ 239,04(16-07-2018).
€ 553,59nummer [factuurnummer 2] (23-04-2019).
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijf 1], gedaagde, voorheen h.o.d.n. [bedrijf 2], aangeklaagd voor het niet betalen van diverse facturen voor geleverde automaterialen. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 april 2024, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun gemachtigden. Eiser vorderde een totaalbedrag van € 4.897,34, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij al een betaling van € 773,33 had gedaan, waarmee hij meende dat partijen elkaar finale kwijting hadden verleend. Gedaagde voerde aan dat eiser zijn boekhouding niet op orde had en dat er sprake was van dubbeltellingen van facturen.
De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet alle openstaande facturen had overgelegd. Na beoordeling van de ingediende stukken en de verklaringen van partijen, kwam de kantonrechter tot de conclusie dat gedaagde een bedrag van € 631,60 en € 571,44 had betaald, wat in mindering kwam op de vordering van eiser. Uiteindelijk werd de resterende hoofdsom vastgesteld op € 2.265,15. Eiser had ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente gevorderd, maar deze werden aangepast aan de verminderde hoofdsom.
De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 3.353,97 aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente, en gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak vond plaats op 30 april 2024 in Almelo.