3.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting volgt dat verdachte op
22 november 2022 als bestuurder van een personenauto komende uit de richting van de Smithuisstraat over de kruising van de Palthestraat en de Oldenzaalsestraat in Ootmarsum reed.
Verdachte kent de weg ter plaatse goed. Het was omstreeks 6.30 uur in de ochtend en nog donker. Het was regenachtig weer. Verdachte was tijdens het rijden op zoek naar zijn bril. Tijdens het afslaan van de Palthestraat naar de Oldenzaalsestraat heeft verdachte een op de Palthestraat overstekende voetganger niet gezien. Verdachte is vervolgens in aanrijding gekomen met deze voetganger, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer])
Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] letsel opgelopen bestaande uit een bloeding tussen de hersenvliezen, een bloeding in het spinnenwebvlies van de hersenen en een breuk in zowel het slaapbeen als het sleutelbeen.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Deze vereiste mate van voorzichtigheid en oplettendheid wordt in de onderhavige verkeerssituatie verzwaard door het feit dat het ten tijde van het ongeval donker was en het regende. Dit vergt van een bestuurder van een voertuig die over de openbare weg rijdt dat hij voortdurend alert is en adequaat zijn voertuig bestuurt. De rechtbank is van oordeel dat van verdachte nog extra oplettendheid was gevergd, nu verdachte onder voornoemde omstandigheden af is geslagen naar een andere weg met in de nabijheid een bushalte. Verdachte was ter plaatse goed bekend, omdat hij deze route vrijwel dagelijks reed naar zijn werk. Verdachte is niet voortdurend alert geweest, nu hij tijdens het rijden zocht naar zijn bril. Dit zoeken heeft enige tijd in beslag genomen, omdat verdachte zijn bril niet meteen kon vinden. Op het moment van de aanrijding had verdachte de bril ook nog niet gevonden. Hierdoor heeft verdachte [slachtoffer] niet gezien toen zij de weg overstak en is hij met haar in aanrijding gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee niet de nodige aandacht bij de weg heeft gehad en niet al het nodige heeft gedaan om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van niet enkel momentane, maar een langer durende onoplettendheid en dat verdachte daarmee niet heeft gehandeld zoals van een oplettend bestuurder mag worden verwacht.
Uit het dossier en het hetgeen ter zitting is besproken blijkt niet dat verdachte verplicht was om een bril te dragen tijdens het autorijden. Uit de door de verdediging overgelegde brief van het CBR blijkt ook dat het CBR dit niet als voorwaarde heeft gesteld aan het mogen deelnemen aan het verkeer door verdachte en de oogafwijking deed naar het oordeel van het CBR ook geen afbreuk aan de rijgeschiktheid van verdachte.
Dat verdachte niet verplicht was deze bril te dragen tijdens het rijden doet niet af aan de onoplettendheid welke een gevolg was van het zoeken naar de bril.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld – in de zin van aanmerkelijke schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Zwaar lichamelijk letsel?
[slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding een bloeding tussen de hersenvliezen en een bloeding in het spinnenwebvlies van de hersenen gehad. Verder had [slachtoffer] een breuk in het slaapbeen en een breuk in haar sleutelbeen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.