ECLI:NL:RBOVE:2024:2305

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
08.000219.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid bestuurder

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 62-jarige man, die op 22 november 2022 in Ootmarsum een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die als bestuurder van een auto geen voorrang verleende aan een voetganger, werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Het ongeval vond plaats toen de verdachte, terwijl hij zijn bril zocht, een op de Palthestraat overstekende voetganger niet zag. De voetganger liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bloeding tussen de hersenvliezen en breuken in het slaapbeen en sleutelbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het primair bewezenverklaarde feit, dat een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, en legde de straf op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.000219.23 (P)
Datum vonnis: 30 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.A. Visser, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (zwaar) gewond is geraakt;
subsidiair: als bestuurder van een auto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair: als bestuurder van een afslaande auto een verkeersdeelnemer op dezelfde weg niet voor heeft laten gaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Ootmarsum in de gemeente Dinkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Smithuisstraat, gaande in de richting van de N736,
daarmede heeft gereden over (kruising van de) de Palthestraat en/of de
Oldenzaalsestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl het zicht van verdachte naar links (door een huis/woning) werd belemmerd
en/of
terwijl hij zijn bril op het moment van het ongeval, in ieder geval vlak voor het
ongeval, niet droeg en/of
terwijl een dokter/huisarts hem, verdachte, heeft geadviseerd om een bril te dragen
tijdens het rijden en/of hij, verdachte, met zijn linker oog minder/wazig ziet,
tijdens het afslaan (van de Palthestraat naar de Oldenzaalsestraat), althans tijdens
het rijden, heeft gezocht naar zijn bril en/of
(daardoor) zijn aandacht gedurende enige tijd niet of in onvoldoende mate op het
overige verkeer en/of de verkeerssituatie heeft gericht, althans niet of onvoldoende
heeft opgelet en/of is blijven opletten op het verkeer en/of de verkeerssituatie en/of
zich er (daardoor) niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist of er zich (bij het
afslaan) naast en/of vlak voor en/of achter hem verkeer bevond en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 bij het afslaan naar links, teneinde de Oldenzaalsestraat in te
rijden, geen voorrang heeft verleend aan een over dezelfde weg (de Palthestraat)
lopende voetganger en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Ootmarsum in de gemeente Dinkelland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Smithuisstraat, gaande in de richting van de N736,
daarmede heeft gereden over (kruising van de) de Palthestraat en/of de
Oldenzaalsestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl het donker was en/of
terwijl het zicht van verdachte naar links (door een huis/woning) werd belemmerd
en/of
terwijl hij zijn bril op het moment van het ongeval, in ieder geval vlak voor het
ongeval, niet droeg en/of
terwijl een dokter/huisarts hem, verdachte, heeft geadviseerd om een bril te dragen
tijdens het rijden en/of hij, verdachte, met zijn linker oog minder/wazig ziet,
tijdens het afslaan (van de Palthestraat naar de Oldenzaalsestraat), althans tijdens
het rijden, heeft gezocht naar zijn bril en/of
(daardoor) zijn aandacht gedurende enige tijd niet of in onvoldoende mate op het
overige verkeer en/of de verkeerssituatie heeft gericht, althans niet of onvoldoende
heeft opgelet en/of is blijven opletten op het verkeer en/of de verkeerssituatie en/of
zich er (daardoor) niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist of er zich (bij het
afslaan) naast en/of vlak voor en/of achter hem verkeer bevond en/of
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 bij het afslaan naar links, teneinde de Oldenzaalsestraat in te
rijden, geen voorrang heeft verleend aan een over dezelfde weg (de Palthestraat)
lopende voetganger en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een voetganger,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Ootmarsum, gemeente Dinkelland als
bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Palthestraat, bij het naar links afslaan, teneinde de Oldenzaalsestraat in te
rijden, een voetganger, die op dezelfde weg zich naast, althans zich links dicht
achter hem bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is
ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot een ongeval waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De officier van justitie vindt dat sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe is door hem aangevoerd dat er sprake was van momentane onoplettendheid. Daarnaast betwist de raadsman dat het slachtoffer evenwijdig aan de stoep liep. Daardoor was zij niet aan te merken als een verkeersdeelnemer op dezelfde weg als die waarop verdachte reed, in de zin van artikel 18, lid 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Om die reden zou verdachte geen schuld hebben aan het ongeval.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting volgt dat verdachte op
22 november 2022 als bestuurder van een personenauto komende uit de richting van de Smithuisstraat over de kruising van de Palthestraat en de Oldenzaalsestraat in Ootmarsum reed.
Verdachte kent de weg ter plaatse goed. Het was omstreeks 6.30 uur in de ochtend en nog donker. Het was regenachtig weer. Verdachte was tijdens het rijden op zoek naar zijn bril. Tijdens het afslaan van de Palthestraat naar de Oldenzaalsestraat heeft verdachte een op de Palthestraat overstekende voetganger niet gezien. Verdachte is vervolgens in aanrijding gekomen met deze voetganger, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer])
Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] letsel opgelopen bestaande uit een bloeding tussen de hersenvliezen, een bloeding in het spinnenwebvlies van de hersenen en een breuk in zowel het slaapbeen als het sleutelbeen.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde artikel 6 WVW 1994
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Voor schuld is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de bepaling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag?
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Deze vereiste mate van voorzichtigheid en oplettendheid wordt in de onderhavige verkeerssituatie verzwaard door het feit dat het ten tijde van het ongeval donker was en het regende. Dit vergt van een bestuurder van een voertuig die over de openbare weg rijdt dat hij voortdurend alert is en adequaat zijn voertuig bestuurt. De rechtbank is van oordeel dat van verdachte nog extra oplettendheid was gevergd, nu verdachte onder voornoemde omstandigheden af is geslagen naar een andere weg met in de nabijheid een bushalte. Verdachte was ter plaatse goed bekend, omdat hij deze route vrijwel dagelijks reed naar zijn werk. Verdachte is niet voortdurend alert geweest, nu hij tijdens het rijden zocht naar zijn bril. Dit zoeken heeft enige tijd in beslag genomen, omdat verdachte zijn bril niet meteen kon vinden. Op het moment van de aanrijding had verdachte de bril ook nog niet gevonden. Hierdoor heeft verdachte [slachtoffer] niet gezien toen zij de weg overstak en is hij met haar in aanrijding gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee niet de nodige aandacht bij de weg heeft gehad en niet al het nodige heeft gedaan om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van niet enkel momentane, maar een langer durende onoplettendheid en dat verdachte daarmee niet heeft gehandeld zoals van een oplettend bestuurder mag worden verwacht.
Uit het dossier en het hetgeen ter zitting is besproken blijkt niet dat verdachte verplicht was om een bril te dragen tijdens het autorijden. Uit de door de verdediging overgelegde brief van het CBR blijkt ook dat het CBR dit niet als voorwaarde heeft gesteld aan het mogen deelnemen aan het verkeer door verdachte en de oogafwijking deed naar het oordeel van het CBR ook geen afbreuk aan de rijgeschiktheid van verdachte.
Dat verdachte niet verplicht was deze bril te dragen tijdens het rijden doet niet af aan de onoplettendheid welke een gevolg was van het zoeken naar de bril.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld – in de zin van aanmerkelijke schuld – te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Zwaar lichamelijk letsel?
[slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding een bloeding tussen de hersenvliezen en een bloeding in het spinnenwebvlies van de hersenen gehad. Verder had [slachtoffer] een breuk in het slaapbeen en een breuk in haar sleutelbeen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2022 te Ootmarsum als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto) daarmede heeft gereden over (kruising van de) de Palthestraat en de Oldenzaalsestraat,
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en terwijl het donker was en hij tijdens het rijden, heeft gezocht naar zijn bril en
daardoor zijn aandacht gedurende enige tijd niet of in onvoldoende mate op het
overige verkeer en de verkeerssituatie heeft gericht en zich er (daardoor) niet of in onvoldoende mate van heeft vergewist of er zich (bij het afslaan) naast of vlak voor of achter hem verkeer bevond en
in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bij het afslaan naar links, teneinde de Oldenzaalsestraat in te rijden, geen voorrang heeft verleend aan een over dezelfde weg (de Palthestraat) lopende voetganger en in aanrijding is gekomen met een voetganger en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman uitdrukkelijk verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, omdat verdachte voor zijn werk is aangewezen op zijn rijbewijs.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft op 22 november 2022 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft als bestuurder van een auto geen voorrang verleend aan een op dezelfde weg overstekende voetganger, waardoor verdachte deze voetganger heeft aangereden. Door dit ongeval werd aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Het slachtoffer heeft bloedingen in haar hersenen opgelopen en een tweetal botbreuken. Zij heeft ten gevolge van het ongeval een week in het ziekenhuis gelegen en heeft daarna weken moeten revalideren in een revalidatiecentrum. Door het opgelopen letsel heeft het slachtoffer haar HBO-studie moeten stilleggen. Hoewel de gevolgen ernstig zijn, moet niet uit het oog worden verloren dat verdachte deze gevolgen zelf nooit heeft gewild. Verdachte heeft contact gezocht met het slachtoffer. Daarmee, alsook ter zitting heeft hij laten zien dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad en schuldbewust is.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit in zijn algemeenheid en een overtreding van de WVW 1994 in het bijzonder.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is het uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank ziet in dit geval reden om af te wijken van de oriëntatiepunten, omdat zij bij het bepalen van de strafmaat rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting besproken. Verdachte wordt door de Stichting Participatie Noaber gedetacheerd bij een werkgever. Dat was ten tijde van het ongeval in Enschede en is nu in Almelo. Verdachte is zelf verantwoordelijk voor zijn woon-werkverkeer en is hiervoor aangewezen op zijn auto. Voor participatie in de maatschappij is het voor verdachte erg belangrijk dat hij zijn werk kan uitoefenen. De rechtbank betrekt dat in haar oordeel. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen het feit en de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
Al deze omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze ontzegging
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen;
-stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. dr. H. Sanders, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.
Buiten staat
mr. M.A.H Heijink en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022543731. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 april 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 22 november 2022 ben ik van huis weggereden met de auto. Het was donker regenachtig weer. Ik moest naar mijn werk in Enschede en rij die weg elke dag. Ik had toen mijn bril nog niet op. Ik ben bezig geweest met het vinden van mijn bril in de auto. Ik ben linksaf geslagen naar de Oldenzaalsestraat en heb het meisje niet gezien. Op het moment dat ik het meisje raakte had ik mijn bril nog niet op. Ik moet beter opletten in de auto. Het had te maken met het zoeken naar mijn bril tijdens het rijden.
2. Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, pagina 15 en 16, voor zover inhoudend als verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik ging op 22 november, omstreeks 06:28uur, richting de bushalte. Ik liep in de Palthestraat in Ootmarsum. Ik liep aan de linkerkant van de weg, dit is de zijde van perceel 15. Dit is het zuidelijke trottoir. Ik naderde de kruising met de Oldenzaalsestraat in Ootmarsum. Ik liep op het trottoir naastgelegen aan de STOP-streep. Dit was nog steeds het zuidelijke trottoir. Mijn intentie was om via de Palthestraat, via de drempelwegbelijning, de Oldenzaalsestraat over te steken. Ik kan mij daarna pas weer herinneren dat ik op de motorkap lag van een auto.
Ten tijde van het ongeval was het donker weer.
Ik ben nu, maandag 5 december 2022, weer terug uit het ziekenhuis. Ik heb een week in het ziekenhuis in Enschede gelegen. Ik ga vanaf morgen, dinsdag 6 december 2022, 4 tot 6 weken intern revalideren bij het Roessingh in Enschede. Ik heb op dit moment een gebroken sleutelbeen. Ik heb een bloeding tussen het buitenste hersenvlies en mijn schedel. Dit in combinatie met een hersenschudding zorgt bij mij voor hoofdpijn. Ik heb naast mijn linkerslaap een breuk. Ik heb op de achterkant van mijn schedel een bult, dit bleek een schedelbreuk te zijn van 4 centimeter.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5 Sv, zijnde een geneeskundige verklaring van C. Oostdam, forensisch arts KNMG van 8 december 2022, pagina 21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] (door de rechtbank verbeterd gelezen)
Mevrouw is op 22 november 2022 betrokken geweest bij een verkeersongeval.
Op de Spoedeisende Hulp bleek sprake van:
1. een bloeding tussen de hersenvliezen (epiduraal haematoom) aan de linker zijkant
2. een bloeding in het spinnenwebvlies van de hersenen (subarachnoidaal haematoom) aan de rechter kant. Deze bloeding werd geduid als een contre coup letsel
3. een breuk in het slaapbeen links
4. een breuk in het sleutelbeen links
4. Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant] van
24 december 2022, pagina 1 en 3, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Betrokkene [verdachte] verklaarde het volgende:
Hij bestuurde een op zijn naam staande personenauto, gekentekend [kenteken]. Hij zat alleen in de auto. Hij kwam uit de Palthestraat te Ootmarsum en sloeg linksaf de Oldenzaalsestraat op om zijn weg te vervolgen in de richting van Oldenzaal. Circa 20 meter voorbij de kruising zag hij betrokkene [slachtoffer] niet op de rijbaan van de Oldenzaalsestraat, daar hij zijn bril aan het zoeken was. Betrokkene [slachtoffer] werd geschept door het door [verdachte] bestuurde voertuig, waarna betrokkene [slachtoffer] op de grond belandde.
Betrokken partijen/objecten
Betrokken 1 (persoon)
Voetganger
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken] Skoda Citigo
Bestuurder
[verdachte]