4.3Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en het besprokene op de zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 september 2022 vond, om 05.26 uur in de ochtend, op de rijksweg A35 in Enschede een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een Audi A7 Sportback en [slachtoffer 1] als bestuurder van een Iveco bedrijfsauto met aanhangwagen, betrokken waren. Daarbij is de door verdachte bestuurde Audi op de rechter rijstrook met zeer hoge snelheid in aanrijding gekomen met de aanhangwagen van de door [slachtoffer 1] bestuurde Iveco bus, die zich reeds lange tijd op de rechter rijstrook bevond.
Op 3 september 2022 is verdachte om 23.35 uur vanuit zijn woonplaats [woonplaats] naar [plaats] gereden waar hij had afgesproken met [slachtoffer 3] . Bij haar heeft hij twee glazen whisky-cola gedronken. Samen met [slachtoffer 3] en haar huisgenotes [slachtoffer 2] en [naam 2] is verdachte in de nacht van 4 september 2022 naar een uitgaansgelegenheid in Hengelo gereden. Daar heeft verdachte nog twee glazen whisky-cola gedronken.
Na het vertrek uit de nachtclub om circa 05.15 uur is verdachte over de Deldenerstraat in Hengelo in de richting van de autosnelweg A35 gereden. Verdachte heeft daarbij bij voortduring met een te hoge snelheid binnen de bebouwde kom van Hengelo waar een maximum snelheid van 50 km/u geldt, gereden. Verdachte heeft daar met snelheden variërend van 83.6 km/u tot 139.9 km/u gereden.
Vervolgens is verdachte op de A35 in de richting Enschede gereden. Op de rijksweg A35 heeft verdachte de maximaal toegestane snelheid van 130 km/u respectievelijk 100 km/u ook herhaaldelijk zeer fors overschreden.
Op de A35 tussen de afslagen Westerval en Zuiderval is verdachte op de rechter rijstrook met zeer hoge snelheid van achteren op de Iveco bedrijfsauto met aanhangwagen ingereden. Op het eerste botsmoment met de bedrijfsauto – na correctie van 5% – bedroeg de snelheid van de Audi 228 km/u op een weggedeelte waar een snelheidslimiet van 100 km/u gold. Verdachte reed op dat moment vol gas en is pas na het eerste botsmoment gaan remmen.
In de Audi zaten [slachtoffer 2] als bijrijder en [slachtoffer 3] en [naam 2] als passagier.
In de Iveco zat [slachtoffer 4] als bijrijder.
Door de impact van de aanrijding is de aanhangwagen totaal verwoest. De bedrijfsauto is tegen de vangrail in de middenberm tot stilstand gekomen en als gevolg van de aanrijding onherstelbaar beschadigd geraakt. Ook de Audi is door de impact van de aanrijding verwoest.
Zowel verdachte, zijn passagiers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [naam 2] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] zijn gewond geraakt en naar het Medisch Spectrum Twente in Enschede gebracht.
[slachtoffer 2] is als gevolg van de aanrijding uit de Audi geslingerd en heeft ernstig hoofdletsel opgelopen. Er zijn hersenbloedingen opgetreden en zwellingen met drukverhoging in de schedel die hebben geleid tot functionele hersendood. [slachtoffer 2] is door kunstmatige ademhaling in leven gehouden. Op 27 oktober 2022 is de beademing gestopt en is [slachtoffer 2] overleden.
[slachtoffer 3] is door het ongeval buiten bewustzijn geraakt. Zij heeft haar wervelkolom en nek gebroken, en had een hersenschudding. Daarnaast had zij hoofdverwondingen die moesten worden gehecht. Tot januari 2023 heeft [slachtoffer 3] als gevolg van haar verwondingen in een rolstoel gezeten.
[naam 2] was na het ongeval in shock. Zij kon haar nek niet bewegen, had pijn op de borst en schaaf- en snijwonden en blauwe plekken op haar lichaam.
[slachtoffer 1] heeft als gevolg van het ongeval schaafwonden aan zijn benen en veel pijnklachten (contusie) in zijn nek en bovenrug. Hiervoor krijgt hij fysiotherapie. Ook heeft hij sinds het ongeval cognitieve problemen waarvoor hij ergotherapie krijgt.
[slachtoffer 4] heeft als gevolg van het ongeval nekklachten waarvoor zij langdurig fysiotherapie heeft gehad. Ook heeft zij een psycholoog bezocht voor de constant aanwezige angst die door het ongeval is opgetreden.
In verdachtes bloed is - enkele uren na het ongeval heeft plaatsgevonden - 0,62 milligram alcohol per milliliter bloed aangetroffen.
Verdachte heeft ontkend dat hij tijdens het rijden ballonnen met lachgas heeft gebruikt. Toen de auto nog stilstond, maar kort voor vertrek uit Hengelo, heeft hij lachgas gebruikt; tijdens het rijden deed hij alsof. De rechtbank verwerpt dit verweer.
[naam 2] heeft op 18 oktober 2022 concreet verklaard over het verloop van de avond op
3 en 4 september 2022. Ook heeft zij verklaard dat verdachte tijdens het rijden iets deed met een pompje en een ballon. Zij zag dat hij daar happen lucht uit nam. Op de plaats van het ongeval in de nabijheid van de Audi heeft de politie een lachgascilinder aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat die van hem was.
Op grond hiervan in samenhang met verdachte’s verklaring dat hij wel lachgas heeft gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens het rijden lachgas heeft gebruikt en daarmee onder invloed van lachgas heeft gereden.
Voor zover door de verdediging is bepleit dat het gebruik van lachgas eerst per 1 januari 2023 strafbaar is, is de rechtbank van oordeel dat die vaststelling in casu niet relevant is, nu dat een strafbaarstelling van lachgas binnen de Opiumwet betreft, en niet de Wegenverkeerswet. Op grond daarvan is middelengebruik dat de rijvaardigheid beïnvloedt in zijn algemeenheid strafbaar, ongeacht een eventuele strafbaarstelling in de Opiumwet.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW 1994, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat in deze zaak het geval. Verdachte is reeds binnen de bebouwde kom van Hengelo met een voortdurende zeer forse overschrijding van de maximumsnelheid over een doorgaande weg gereden, is de A35 opgereden en heeft ook daar bij voortduring met enorme overschrijding van de maximumsnelheid gereden en is daar, zonder te remmen, achterop de aanhanger van een bedrijfsauto gereden. Tijdens de rit had verdachte bovendien zijn aandacht bij het entertainen van zijn bijrijdsters door zich bezig te houden met de keuze van muziek en YouTube-filmpjes. Over het moment van de aanrijding heeft hij ter zitting verklaard dat hij op dat moment niet door de voorruit keek.
Aannemelijk is verder dat de mate van alcoholintoxicatie en het gebruik van lachgas onder het rijden aan zijn zeer risicovolle rijgedrag hebben bijgedragen. Algemeen bekend is immers dat gebruik van alcohol op zich als ook het gebruik van lachgas, het inschattings- en reactievermogen vermindert.
In de tweede plaats moet verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (primair) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd. De rechtbank zal moeten beoordelen of verdachte ten aanzien van het ontstaan van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt en zo ja, in welke mate. Zij overweegt daartoe het volgende.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994 - dat de strafbepaling van artikel
6 WVW 1994 bevat - aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval, ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994. Dat is het geval als verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) de verkeersregels
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan over zowel de Deldenerstraat in de bebouwde kom van Hengelo als over de A35 heeft gereden en onder welke omstandigheden hij dat heeft gedaan. Niet enkel kort voor het moment dat de aanrijding plaatsvond; ook eerder heeft verdachte met onverminderd zeer hoge snelheid gereden. Hiermee stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende langere tijd de maximum toegestane snelheid zeer fors heeft overschreden. Vervolgens heeft verdachte noch voor de aanrijding plaatsvond noch op het moment van de aanrijding geremd; er zijn immers geen remsporen op het wegdek aangetroffen. Slechts door de impact van de aanrijding is de snelheid verminderd; tot het moment van de aanrijding heeft verdachte het gaspedaal volledig bediend.
Verdachte heeft ter zitting niet alleen verklaard dat hij niet doorhad dat hij met hoge snelheid reed, ook heeft hij verklaard dat hij vanwege de filmpjes op YouTube en de muziek in de auto, niet op zijn instrumentarium kon zien met welke snelheid hij reed. Ook heeft verdachte verklaard dat hij niet steeds naar buiten heeft gekeken en dat hij op het moment van de aanrijding zelfs niet door de voorruit keek.
Met dit rijgedrag heeft verdachte op geen enkele wijze voldaan aan de verplichting van artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende dat een bestuurder in staat moet zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.
Dit zijn gedragingen die in artikel 5a, eerste lid, onder g. en m. WVW 1994 uitdrukkelijk zijn genoemd als gedragingen die kunnen worden aangemerkt als een ernstige mate van schenden van de verkeersregels. Verdachte heeft aldus handelend - en nalatend - de verkeersregels geschonden als omschreven in die bepaling.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW 1994 heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW 1994 is een dergelijke omstandigheid ook de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW 1994.
In dit geval is sprake van het schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl verdachte niet alleen een auto heeft bestuurd na gebruik van een hoger alcoholpromillage dan toegestaan en hij tijdens het besturen lachgas heeft gebruikt maar bovendien zijn aandacht niet bij het besturen van de auto heeft gehad, omdat hij was afgeleid door de entertainmentfunctie op zijn display.
De rechtbank is van oordeel dat het verdachte is geweest die heeft besloten om onder invloed van alcohol en lachgas als bestuurder in zijn auto te stappen. Hoewel verdachte op diverse momenten alcohol had gedronken, heeft dit hem er niet van weerhouden de auto te gebruiken, in de auto lachgas te gebruiken en met buitengewoon hoge snelheid over de A35 te rijden, terwijl hij zich onderwijl liet afleiden door trivialiteiten. Waar de rechte weg over een ruime afstand goed overzichtelijk was, heeft verdachte het voertuig van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in het geheel niet opgemerkt. Integendeel: verdachte is daarmee zonder te remmen in aanrijding gekomen.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het
in ernstige mateschenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het
in ernstige mateschenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het overschrijden van de toegestane snelheid, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan, zeker gelet op de mate waarin verdachte bij voortduring de toegestane snelheid heeft overschreden.
Zoals reeds onder b. beschreven heeft verdachte, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol, bewust de keuze gemaakt om in zijn auto te stappen. Verdachte verkeerde daardoor in een toestand die de rijvaardigheid om een voertuig te besturen, beïnvloedde. Het gebruik van lachgas voor en tijdens het rijden maakte verdachtes rijvaardigheid om een voertuig te besturen er niet beter op.
Vervolgens heeft verdachte door niet op zijn snelheid te letten, zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond.
Deze gedragingen, in onderling verband en samenhang bezien, zijn naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. De rechtbank is van oordeel dat wanneer een bestuurder opzettelijk belangrijke verkeersregels op zo een grove wijze schendt, dit duidt op vergaande minachting van de verkeersregels en het in ernstige mate negeren van de belangen en veiligheid van andere verkeersgebruikers.
d) gevaar te duchten
De rechtbank acht het in zijn algemeenheid voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Die situatie heeft zich ook verwezenlijkt nu verdachte daadwerkelijk een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 2] het leven heeft moeten laten en waarbij [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] gewond zijn geraakt.
Het letsel
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer dat op grond van het dossier niet bewezen kan worden dat sprake is zwaar lichamelijk letsel danwel zodanig letsel dat dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan, overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 3] heeft als gevolg van het ongeval haar wervelkolom en nek gebroken en heeft tot januari 2023 in een rolstoel gezeten. [slachtoffer 1] heeft als gevolg van het ongeval schaafwonden aan zijn benen en veel pijnklachten in zijn nek en bovenrug, waarvoor hij fysiotherapie krijgt. Voor ontstane cognitieve problemen als concentratieproblemen, slechte prikkelverwerking, vergeetachtigheid en slaapproblemen) krijgt hij ergotherapie. [slachtoffer 4] heeft als gevolg van het ongeval nekklachten waarvoor zij langdurig fysiotherapie heeft gehad. Ook heeft zij een psycholoog bezocht voor de constant aanwezige angst die door de impact van het ongeval is opgetreden.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het letsel van [slachtoffer 3] worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank komt daarmee ook tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De conclusie
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, te weten roekeloosheid. Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank eveneens het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.