ECLI:NL:RBOVE:2024:2297

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10969093 \ CV EXPL 24-845
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van een staanplaats op een camping met bindend advies van de Geschillencommissie Recreatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding over de ontruiming van een staanplaats op een camping. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A.S. de Jong, heeft een vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening, nadat de Geschillencommissie Recreatie op 5 oktober 2023 een bindend advies heeft gegeven. Dit advies hield in dat de staanplaatsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd per 28 januari 2022 en dat de gedaagde partij, die de kavel nog niet had ontruimd, verplicht was om deze te verlaten en een aantal geldbedragen aan de eiser te betalen.

De procedure begon met een dagvaarding op 8 april 2024, waarna de zitting plaatsvond op 16 april 2024. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er sprake was van spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat het bindend advies van de Geschillencommissie nageleefd moest worden, aangezien er geen gronden waren voor vernietiging van dit advies.

De kantonrechter heeft begrip getoond voor de situatie van de gedaagde, die problemen ondervond bij het vinden van alternatieve woonruimte. Desondanks werd de ontruiming toegewezen, met een ruimere termijn van vier weken voor de gedaagde om de kavel te ontruimen. De vordering van de eiser om de ontruiming zelf te bewerkstelligen werd afgewezen, evenals de gevorderde ontruimingskosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en andere geldbedragen zoals vastgesteld in het bindend advies.

Het vonnis is uitgesproken op 30 april 2024 door kantonrechter J.M. Marsman en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10969093 \ CV EXPL 24-845
Vonnis in kort geding van 30 april 2024
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A.A.S. de Jong,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens [eiser] betekende dagvaarding met producties van 8 april 2024, waarbij [eiser] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 16 april 2024.
[eiser] ([eiser] in persoon, met beheerster [naam]) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. De Jong. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
1.3.
Het vonnis in kort geding is bepaald op vandaag.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Tussen partijen staat vast dat zij waren verwikkeld in een huurrechtelijk geschil en dat zij dat geschil hebben voorgelegd aan de Geschillencommissie Recreatie (hierna: de Geschillencommissie). De Geschillencommissie heeft op 5 oktober 2023 een bindend advies gegeven (verzonden 19 oktober 2023) en daarin staat kort gezegd dat [eiser] de staanplaatsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig heeft beëindigd per 28 januari 2022, dat [gedaagde] is gehouden om de standplaats te ontruimen, en dat hij aan [eiser] een aantal geldbedragen moet betalen.
2.2.
[gedaagde] heeft de staanplaats/kavel nog niet leeg en ontruimd opgeleverd.
2.3.
[eiser] wenst de ontruiming te bewerkstellingen via een deurwaarder en behoeft daarvoor een executoriale titel. Zij vordert in dit kort geding kort samengevat nakoming van het bindend advies en daarmee ontruiming van de kavel, betaling van de huurachterstand en een gebruikersvergoeding van [gedaagde] per dag, tot de datum van ontruiming.
2.4.
[gedaagde] heeft het volgende verweer aangevoerd, kort samengevat. Hij is het niet eens met de beslissing van de Geschillencommissie en hij houdt [eiser] aansprakelijk voor bepaalde gebeurtenissen en schadeposten. Hij doet zijn best om te verhuizen maar hij loopt daarbij tegen meerdere problemen op. Hij wil wel maar kan tot op heden geen andere woonruimte vinden.

3.De beoordeling in kort geding

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen. [gedaagde] heeft opgemerkt dat de dagvaarding ongeldig zou zijn en dat hij geen tijd heeft gehad om alles goed te lezen, maar de kantonrechter constateert dat de dagvaarding in persoon aan hem is uitgereikt op 8 april 2024, voor de zitting van 16 april 2024, en dat is op tijd gelet op art. 114 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.2.
Het vereiste spoedeisend belang is in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en het daaromtrent door [eiser] gestelde, aanwezig. Voor toewijzing van vorderingen in kort geding is vereist dat de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
3.3.
De kantonrechter komt in dit kort geding tot de conclusie dat in voldoende mate aannemelijk is geworden dat de bodemrechter, als een gewone procedure zal worden gevoerd, zal oordelen dat het bindend advies moet worden nageleefd. Volgens het reglement van de Geschillencommissie kan vernietiging van het bindend advies uitsluitend plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter, binnen twee maanden na verzending van de uitspraak aan partijen, en wordt de uitspraak onaantastbaar als de uitspraak niet binnen die twee maanden wordt voorgelegd aan de gewone rechter. Dat is hier niet gebeurd zodat de uitspraak onaantastbaar is geworden. Bovendien is niet dan wel onvoldoende gebleken dat het bindend advies vernietigd zou moeten worden. Een beslissing van een bindend adviseur is alleen aantastbaar als de bindend adviseur, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Dat daarvan sprake is geweest is niet gebleken. [gedaagde] heeft wel verklaard dat hem door de Geschillencommissie onrecht is aangedaan, door niet in te gaan op zijn klachten over de camping en op zijn verzoek om te komen kijken, maar daarmee is nog geen sprake van de situatie dat de Geschillencommissie in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen. Uit de beslissing blijkt bovendien dat [gedaagde] (onder meer) die twee kwesties heeft aangekaart in de procedure en de Geschillencommissie het blijkbaar voor het kunnen geven van haar beslissing niet nodig vond om te komen kijken en/of de klachten van [gedaagde] nader te onderzoeken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de beslissing van de Geschillencommissie.
3.4.
Gelet op die beslissing verblijft [gedaagde] al langere tijd zonder recht of titel op de camping en is hij ook al lang gehouden tot ontruiming van de kavel. Daar naar gevraagd is [gedaagde] op zich ook voornemens om te vertrekken (hij heeft zijn spullen al in dozen en heeft serieus werk gemaakt om een andere woonruimte te vinden) maar tot op heden heeft hij niet wat anders kunnen vinden. Diverse omstandigheden beperken zijn mogelijkheden. Zo ligt er beslag op zijn uitkering, wil hij graag een camping die het hele jaar is geopend (dat zijn niet alle campings) en waar hij met zijn oude chalet terecht kan etc.
3.5.
De kantonrechter heeft begrip voor de situatie waarin [gedaagde] zich bevindt, maar zijn beperkingen/onmogelijkheden om andere woonruimte te vinden kunnen niet voor rekening of risico van [eiser] komen in die zin dat daarom de ontruimingsvordering van [eiser] zou moeten worden afgewezen. De kantonrechter zal de gevorderde ontruiming dan ook toewijzen, met dien verstande dat [gedaagde] een wat ruimere ontruimingstermijn zal worden gegund om, al dan niet samen met de gemeente Haaksbergen, andere woonruimte te vinden en te betrekken (dan wel zijn chalet te verplaatsen). De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op vier weken na betekening van dit vonnis.
3.6.
De vordering van [eiser] om haar te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen middels “de sterke arm” zal worden afgewezen. Voor zover [eiser] bedoelt dat zij zelf de ontruiming wil bewerkstelligen is dit in strijd met art. 556 Rv. (dat bepaalt dat een gedwongen ontruiming dient te geschieden door een deurwaarder) en de in te schakelen deurwaarder is op grond van de wet al bevoegd de hulp van de sterke arm in te roepen. De gevorderde ontruimingskosten worden eveneens afgewezen, omdat de met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld. De gevorderde dwangsom op de ontruimingsverplichting, waartegen [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt, zal worden afgewezen, gelet op de ratio van een dwangsom (een geldelijke prikkel om de nakoming van de veroordeling te verzekeren) en de bijzondere situatie die hier aan de orde is, kort gezegd
niet kunnenin plaats van
niet willen. Daarbij komt dat [eiser] na het verstrijken van de ontruimingstermijn de ontruiming zelf kan laten bewerkstelligen door een deurwaarder.
3.7.
De door [eiser] gevorderde geldbedragen (grotendeels ook toegewezen in het bindend advies) zijn niet door [gedaagde] betwist en zullen, bij wijze van voorschot, worden toegewezen als volgt.
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 137,93
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 814,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 1334,93.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing in kort geding

4.1.
Veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis kavel [nummer], gelegen op [bedrijf] ([adres]) met al degenen die en al datgene -niet zijnde bij de kavel behorende zaken- dat zich daarin of daarop bevinden, te ontruimen en te verlaten en ter algehele beschikking van [eiser] te stellen.
4.2.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag, gelijk aan jaargeld, milieuheffing 2022 en 2023 c.q. schadeloosstelling en nutsvoorzieningen tot 25 april 2023 ad € 3.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de onderliggende vervaltermijnen tot de dag waarop alles betaald is.
4.3.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een schadeloosstelling (vergoeding) gelijk aan de huurprijs 2023, waarbij [gedaagde] een bedrag van 1/365-e van € 1.390,00 moet voldoen voor elke dag dat [gedaagde] na 31 december 2023 gebruik maakt van de vaste jaarplaats tot aan de datum waarop de kavel leeg en ontruimd aan [eiser] is opgeleverd.
4.4.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de milieuheffing ad € 70,00 voor het jaar 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaltermijn, tot de dag waarop alles betaald is.
4.5.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de nutsvoorzieningen vanaf 25 april 2023 tot en met 29 maart 2024 ad € 155,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaltermijn, tot de dag waarop alles betaald is.
4.6.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de kosten van de procedure van € 1.334,93, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen.
4.7.
Veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
4.8.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.9.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.