In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding over de ontruiming van een staanplaats op een camping. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A.S. de Jong, heeft een vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening, nadat de Geschillencommissie Recreatie op 5 oktober 2023 een bindend advies heeft gegeven. Dit advies hield in dat de staanplaatsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd per 28 januari 2022 en dat de gedaagde partij, die de kavel nog niet had ontruimd, verplicht was om deze te verlaten en een aantal geldbedragen aan de eiser te betalen.
De procedure begon met een dagvaarding op 8 april 2024, waarna de zitting plaatsvond op 16 april 2024. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er sprake was van spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat het bindend advies van de Geschillencommissie nageleefd moest worden, aangezien er geen gronden waren voor vernietiging van dit advies.
De kantonrechter heeft begrip getoond voor de situatie van de gedaagde, die problemen ondervond bij het vinden van alternatieve woonruimte. Desondanks werd de ontruiming toegewezen, met een ruimere termijn van vier weken voor de gedaagde om de kavel te ontruimen. De vordering van de eiser om de ontruiming zelf te bewerkstelligen werd afgewezen, evenals de gevorderde ontruimingskosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en andere geldbedragen zoals vastgesteld in het bindend advies.
Het vonnis is uitgesproken op 30 april 2024 door kantonrechter J.M. Marsman en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.