Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn twee minderjarige nichtjes en het vertonen van pornografisch materiaal aan hen en een neefje. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten, geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de minderjarige slachtoffers waren niet voldoende gedetailleerd en vertoonden inconsistenties, waardoor de rechtbank twijfels had over hun betrouwbaarheid. De rechtbank benadrukte dat de enkele verklaring van een getuige niet voldoende is voor een veroordeling en dat er steunbewijs nodig is. Aangezien er geen dergelijk bewijs was, sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen.