ECLI:NL:RBOVE:2024:2293

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
08.140304.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige nichtjes en vertoning van pornografisch materiaal

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn twee minderjarige nichtjes en het vertonen van pornografisch materiaal aan hen en een neefje. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten, geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de minderjarige slachtoffers waren niet voldoende gedetailleerd en vertoonden inconsistenties, waardoor de rechtbank twijfels had over hun betrouwbaarheid. De rechtbank benadrukte dat de enkele verklaring van een getuige niet voldoende is voor een veroordeling en dat er steunbewijs nodig is. Aangezien er geen dergelijk bewijs was, sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.140304.23 (P)
Datum vonnis: 29 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [naam 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door mr. [naam 2] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt erop neer, verkort weergegeven, dat verdachte:
feit 1:ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] (hierna: ‘ [slachtoffer 2] ’),
feit 2:ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 3] (hierna: ‘ [slachtoffer 3] ’),
feit 3: pornofilms heeft laten zien aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’),
terwijl zij allen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juni 2014 tot en met
5 juni 2020 te Westerhaar-Vriezenveensewijk,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het zoenen van haar mond en/of
- het betasten van haar borsten en/of vulva;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2020 tot en
met 31 juli 2022 te Westerhaar-Vriezenveensewijk,
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het (tong)zoenen van haar mond en/of
- het betasten van haar vulva;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 31 juli 2022 te Westerhaar-Vriezenveensewijk,
een afbeelding, een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk te achten is voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,
te weten een of meerdere pornofilms/video’s, althans films/video’s waarop een of meerdere personen seksuele handelingen verrichtten,
aan een of meerdere minderjarigen,
te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 4] 2006) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] 2010),
van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger waren dan zestien jaar,
heeft verstrekt, aangeboden of vertoond.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er bij hem weliswaar enige twijfel is of verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, maar dat er alles overwegende voldoende wettig en overtuigd bewijs is om verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Met de verklaringen die door de drie kinderen zijn afgelegd is aan het bewijsminimum voldaan en hun verklaringen zijn voldoende geloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Er is niet aan het bewijsminimum voldaan. De verklaringen van de kinderen verlenen onderling onvoldoende steun aan elkaar en vinden ook geen steun in andere bewijsmiddelen. Bovendien zijn hun verklaringen onvoldoende betrouwbaar, mede gelet op de omstandigheden waaronder die verklaringen tot stand zijn gekomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij tussen 2014 en 2022 ontucht heeft gepleegd met zijn nichtjes [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Ook wordt hem verweten dat hij aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en zijn neefje [slachtoffer 1] porno heeft getoond. Verdachte woonde in die periode bij zijn ouders en had daar een eigen slaapkamer.
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hebben een verklaring afgelegd bij de politie. De verklaringen van de kinderen over de aan verdachte verweten gedragingen en de omstandigheden waaronder die zouden hebben plaatsgevonden, zijn over het algemeen weinig gedetailleerd en niet nauwkeurig in de tijd te plaatsen. De verklaringen die de kinderen bij de politie hebben afgelegd verschillen ook wezenlijk met hetgeen zij eerder aan hun moeder en stiefvader hadden verteld, gezien de verklaringen van laatstgenoemden.
Geen van de kinderen heeft eenduidig en concreet verklaard de handelingen te hebben waargenomen die verdachte ten opzichte van de anderen zou hebben gepleegd. Dit terwijl de kinderen naar eigen zeggen vaak met zijn tweeën of drieën in dezelfde kamer aanwezig waren toen verdachte die handelingen zou hebben verricht.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onvoldoende onderscheidend en onvoldoende gedetailleerd zijn om als schakelbewijs te kunnen worden gebruikt.
Daar komt bij dat door de omstandigheden waaronder de verklaringen van de kinderen zijn afgelegd niet buiten redelijke twijfel is of de verklaringen door omstandigheden in hun waarheidsgehalte zijn beïnvloed. Het tijdsverloop tussen de tenlastegelegde feiten en de politieverhoren van de kinderen is aanzienlijk. In de tussentijd is over het aan verdachte verweten misbruik meermaals thuis gesproken tussen de kinderen en hun moeder en stiefvader. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat het waarheidsgehalte van de aantijgingen in de richting van verdachte is beïnvloed door misstanden binnen het gezin, nu uit verklaringen naar voren komt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door hun broer [slachtoffer 1] zijn misbruikt. [slachtoffer 1] wijt dit in zijn verklaring aan het pornografische materiaal dat verdachte hem op jonge leeftijd zou hebben getoond, maar hiervoor ontbreekt voldoende ondersteunend bewijs.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te komen. De rechtbank spreekt verdachte daarom integraal vrij.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 1] vordert vergoeding van de geleden schade als gevolg van feit 3. Hij vordert een schadevergoeding van € 520,16, bestaande uit € 20,16 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 3] vordert vergoeding van de geleden schade als gevolg van de feiten 2 en 3. Zij vordert een schadevergoeding van € 5.347,16, bestaande uit € 6,16 aan materiële schade en
€ 5.341,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] vordert vergoeding van de geleden schade als gevolg van de feiten 1 en 3. Zij vordert een schadevergoeding van € 7.532,48, bestaande uit € 32,48 aan materiële schade en
€ 7.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben verder verzocht om de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024.