ECLI:NL:RBOVE:2024:2292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
08.118068.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstallen en pogingen tot diefstal met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gewelddadige diefstallen en pogingen tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een schadevergoeding van € 547,00 aan een benadeelde partij. De verdachte heeft op 8 mei 2023 geprobeerd om twee bejaarde slachtoffers in hun woning te beroven, waarbij hij hen met een mes heeft bedreigd. Tijdens deze poging heeft hij een van de slachtoffers verwond. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag geprobeerd een tas van een vrouw met een rollator te stelen, wat resulteerde in een worsteling waarbij het slachtoffer gewond raakte. Op 20 april 2023 heeft de verdachte een tas van een 79-jarige vrouw, die op een scootmobiel reed, gestolen, wat ook leidde tot letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die kwetsbaar waren door hun leeftijd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.118068.23 (P)
Datum vonnis: 29 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1976 in [geboorteplaats]
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door [slachtoffer 4] ter terechtzitting is gezegd tijdens het uitoefenen van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met geweld en/of bedreiging met geweld in hun woning te beroven;
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair)dan wel dat hij [slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd
(subsidiair);
feit 3: heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] op straat met geweld en/of bedreiging met geweld van haar tas (met inhoud) te beroven;
feit 4:[slachtoffer 4] op straat met geweld en/of bedreiging met geweld van haar tas (met inhoud) heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 8 mei 2023,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of
te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
-zich - voorzien van een (lang/groot) mes, althans een (lang/groot) scherp en/of
puntig voorwerp – naar de (achterdeur van de) woning van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres 1] ) te begeven,
-(vervolgens) (via de achterdeur) die woning binnen te gaan en/of
-(vervolgens) (met) een (lang/groot) mes, althans een (lang/groot) scherp en/of
puntig voorwerp (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 1] (te wijzen)/te houden
(waarna/waarbij er een schermutseling/worsteling tussen hem, verdachte, en die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft plaats gevonden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 mei 2023,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer 2] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(al dan niet tijdens een schermutseling/worsteling) die [slachtoffer 2] (meermalen) met een
mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de arm(en), althans het
lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
althans hiermee (meermalen) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] (een)
stekende en/of (een) snijdende beweging(en) heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2023,
in de gemeente Almelo,
een persoon, genaamd [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door:
- ( meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (van een
korte afstand) zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken naar/in de richting
van die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) (telkens) iets (onverstaanbaars)/dreigend(s) in de richting van die [slachtoffer 2] te
roepen,
althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 8 mei 2023,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
op/aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij het Kamerlingpad en/of het
Eskerplein, een tas (met inhoud), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of
te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
(meermalen) – terwijl die [slachtoffer 3] (op dat moment) achter haar rollator liep en
hij, verdachte, die [slachtoffer 3] tegemoet fietste en/of langs en/of (om) die [slachtoffer 3]
heen fietste - geprobeerd (met kracht) een tas (met inhoud) van die [slachtoffer 3] (af) te
pakken en/of (met kracht) voornoemde tas mee te graaien,
(waarbij/waardoor er tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3] een (korte) worsteling
(om die tas) is ontstaan en/of waarbij/waardoor die [slachtoffer 3] door hem, verdachte,
op/tegen de grond is gegooid en/of waarbij/waardoor die [slachtoffer 3] gewond is
geraakt),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 20 april 2023,
in de gemeente Almelo,
op/aan de openbare weg, te weten de Boomshoeksdwarsweg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een tas (met inhoud)
(onder andere een hoeveelheid geld),
althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen,
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- nadat die [slachtoffer 4] bij een geldautomaat (een geldbedrag) had gepind en/of op
haar scootmobiel was gestapt en/of was weggereden
-die [slachtoffer 4] op zijn, verdachtes, fiets heeft achtervolgd,
-(vervolgens) naast/ter hoogte van die [slachtoffer 4] is gaan/komen te fietsen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 4] van haar scootmobiel heeft geschopt/getrapt/geduwd,
althans die scootmobiel - met daarop die [slachtoffer 4] - (met kracht) omver heeft
getrapt/geduwd en/of
-(vervolgens) de tas (met inhoud) – welke tussen de benen van die [slachtoffer 4] stond
– (met kracht) heeft weggegrist/weg gegraaid/gepakt,
(waardoor/waarbij die [slachtoffer 4] met haar scootmobiel een scherpe
bocht/stuurbeweging naar links moest maken/heeft gemaakt en/of (daarbij) (met
scootmobiel en al) is komen te vallen).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit kan worden bewezen. Het onder 2 primair ten laste gelegde kan niet worden bewezen nu verdachte ontkent opzet, ook in voorwaardelijke zin, te hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde kan de poging tot diefstal worden bewezen. Verdachte ontkent het geweldsaspect (worsteling) en in het dossier bevinden zich teveel tegenstrijdigheden om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het meer of anders ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde kan de diefstal worden bewezenverklaard, maar niet de geweldscomponent. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte met een graaiende beweging de handtas wegneemt van de scootmobiel, maar nergens blijkt uit dat daarbij geweld is gebruikt. Het is mogelijk dat aangeefster is gevallen door een scherpe stuurbeweging. Dit is verdachte echter niet aan te rekenen zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.1
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is, naar eigen zeggen, verslaafd aan heroïne. Op 8 mei 2023 is verdachte rond gaan fietsen omdat hij geld zocht om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Voordat hij van huis wegging heeft hij een mes van 30 centimeter lang uit de keuken gepakt en achter in zijn broek gestopt. Bij de woning aan de [adres 1] was [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) bezig met de was. Zij liep via de achterzijde de woning binnen en verdachte is achter haar aangelopen. Hij heeft het mes gepakt en omhoog gehouden zodat [slachtoffer 1] dit kon zien. De bedoeling van verdachte was om aangeefster met het mes te bedreigen om zo geld van haar te krijgen. Aangeefster schrok hiervan en heeft om hulp geroepen. In de woning was op dat moment ook de echtgenoot van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), aanwezig.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich verzet tegen verdachte. Zij hebben verdachte beetgepakt. [slachtoffer 1] heeft verdachte met een plastic teiltje op het hoofd geslagen en [slachtoffer 2] heeft hem geslagen met een eierkookpannetje. Tijdens dit gevecht kwamen alle drie ten val. [slachtoffer 1] is de woning uit gevlucht. [slachtoffer 2] en verdachte zijn op de grond in een worsteling terechtgekomen. Tijdens deze worsteling heeft verdachte [slachtoffer 2] met het mes in zijn onderarm verwond. Het letsel betreft een snijverwonding. Deze is gehecht en zal een blijvend litteken vormen.
Conclusie met betrekking tot feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Poging tot zware mishandeling of bedreiging, feit 2
De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of de handeling van verdachte waardoor [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen, gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling, zoals onder feit 2 primair is tenlastegelegd. Voor beantwoording van deze vraag dient te worden bezien of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op een bepaald gevolg - in dit geval het (trachten) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Verdachte is onverhoeds, buiten de wil van de bewoners en bewapend met een mes, hun woning binnengegaan. Door op deze wijze te trachten geld en/of goederen te stelen uit een woning, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bewoners van die woning zich zouden verzetten. Dit is ook gebeurd. Verdachte is door hen op het hoofd geslagen met een teiltje respectievelijk een pannetje. Na dit verzet door de bewoners is verdachte niet de woning uitgegaan en heeft hij het mes niet laten vallen, integendeel, hij is terwijl hij het mes nog vasthield in een worsteling terechtgekomen met beide aangevers. Verdachte en [slachtoffer 2] zijn op de grond terechtgekomen en tijdens de worsteling die op de grond plaatsvond heeft verdachte [slachtoffer 2] met het mes in zijn arm gesneden. Wanneer iemand tijdens een worsteling (op de grond) een mes van 30 centimeter vasthoudt, is de kans aanmerkelijk dat iemand met dat mes de ander zwaar lichamelijk letsel toebrengt. De kans was reëel dat hij met het mes kwetsbare lichaamsdelen (zoals inwendige organen) van aangever zou raken. Door de bewuste woning niettemin binnen te dringen en het mes te blijven vasthouden tijdens de worsteling die vervolgens op de grond met aangever ontstond, kan het gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen niet anders zijn dan dat verdachte het gevecht is aangegaan en daarmee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] . De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het 2 primair tenlastegelegde.
3.3.2
Ten aanzien van feit 3
Na de mislukte woningoverval op 8 mei 2023, kwam verdachte aangeefster [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) tegen die met haar rollator over het Kamerlingpad liep. Zij wilde linksaf het Eskerplein op. Zij had haar tasje in het mandje voor in haar rollator liggen. Verdachte heeft geprobeerd het tasje te pakken. Het is niet gelukt om het tasje te stelen.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte geen geweld heeft gebruikt. Die stelling wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt op grond van de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vast dat er sprake is geweest van een worsteling. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte naar haar tas graaide die op haar rollator lag. Omdat het hem niet lukte om de tas te pakken, is verdachte om haar heen gefietst waarna hij opnieuw heeft geprobeerd om de tas te pakken. De rechtbank stelt vast dat aangeefster haar tas niet vrijwillig heeft willen afgeven. Zij heeft haar tas bij het hengsel vastgehouden waarna er een korte worsteling om die tas is ontstaan tussen haar en verdachte. De getuige [getuige 1] heeft gezien dat een man en een oudere vrouw met elkaar worstelden. Hij heeft gezien dat de man de oudere vrouw op de grond gooide. Hij zag ook dat de man aan de oudere vrouw trok, toen zij op de grond lag en dat de man de vrouw een stukje over de grond sleepte. De getuige [getuige 2] heeft gezien dat de man de vrouw vastpakte en dat de man hierna de vrouw op de grond gooide. Hij zag dat de man probeerde de tas van de vrouw af te pakken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3.3
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank stelt op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van de camerabeelden, het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 april 2023 heeft verdachte een tas (met inhoud, bestaande uit onder andere een hoeveelheid geld) gestolen. Aangeefster [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) reed op haar scootmobiel in Almelo. Zij had geld gepind. Verdachte heeft [slachtoffer 4] vanaf de pinautomaat op de fiets gevolgd. Hij is daarna naast [slachtoffer 4] mee gerend. Hierna heeft hij de tas van de scootmobiel gegraaid en is hij met die tas in tegengestelde richting weggefietst. [slachtoffer 4] is met haar scootmobiel op straat gevallen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze diefstal vergezeld of gevolgd is van geweld.
Op grond van de camerabeelden kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 4] van haar scootmobiel heeft geschopt/getrapt/geduwd althans die scootmobiel met kracht omver heeft getrapt/geduwd. De aangifte wordt op dit onderdeel niet ondersteund door andere bewijsmiddelen zodat de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreekt.
De rechtbank acht niettemin bewezen dat verdachte geweld heeft toegepast bij de beroving. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij de tas tussen haar benen had geklemd en aan haar linkerbeen had vastgemaakt. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte (indirect) een trekkende kracht op het been van [slachtoffer 4] heeft uitgeoefend toen hij de tas weggriste, wat kwalificeert als geweldshandeling. Bovendien is [slachtoffer 4] met scootmobiel en al ten val gekomen als rechtstreeks gevolg van het weggrissen van de tas door verdachte. Als verdachte de tas niet van de scootmobiel had weg gegraaid, had [slachtoffer 4] geen scherpe stuurbeweging gemaakt en was zij niet met haar scootmobiel op de grond gevallen. De val van aangeefster kan redelijkerwijs aan de gedraging van verdachte worden toegerekend.
Door de tas tussen de benen van [slachtoffer 4] weg te grissen heeft verdachte de reële kans dat [slachtoffer 4] daardoor kwam te vallen bewust op de koop toegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 4 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 8 mei 2023, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
weg te nemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- zich - voorzien van een (lang/groot) mes, – naar de achterdeur van de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gelegen aan de [adres 1] te begeven,
- vervolgens via de achterdeur die woning binnen te gaan en
- ( vervolgens) een (lang/groot) mes, dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te houden
waarna er een schermutseling/worsteling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft plaats gevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 mei 2023, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tijdens een schermutseling/worsteling) die [slachtoffer 2] met een
mes, in de arm heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 8 mei 2023, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op de openbare weg, te weten op/nabij het Kamerlingpad en het Eskerplein, een tas met inhoud, die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , weg te nemen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, – terwijl die [slachtoffer 3] (op dat moment) achter haar rollator liep en hij, verdachte, die [slachtoffer 3] tegemoet fietste en langs en om die [slachtoffer 3] heen fietste – heeft geprobeerd met kracht een tas met inhoud van die [slachtoffer 3] mee te graaien, waarbij er tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 3] een korte worsteling
(om die tas) is ontstaan waarbij die [slachtoffer 3] door hem, verdachte, tegen de grond is gegooid en waardoor die [slachtoffer 3] gewond is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 20 april 2023, in de gemeente Almelo, op de openbare weg, te weten de Boomshoeksdwarsweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een tas (met inhoud) (onder andere een hoeveelheid geld), toebehorende aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen,
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- nadat die [slachtoffer 4] bij een geldautomaat (een geldbedrag) had gepind en op
haar scootmobiel was gestapt en was weggereden,
- die [slachtoffer 4] op zijn, verdachtes, fiets heeft achtervolgd,
- vervolgens naast die [slachtoffer 4] is gaan fietsen en
- vervolgens de tas met inhoud –die tussen de benen van die [slachtoffer 4] stond- met kracht heeft weggegrist,
waarbij die [slachtoffer 4] met haar scootmobiel een scherpe stuurbeweging naar links moest maken en daarbij met scootmobiel en al is komen te vallen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld en vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2, primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: poging tot diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
feit 4
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum vastgestelde ernstige stoornis in gebruik van heroïne aanleiding is geweest voor het plegen van de feiten. De officier van justitie vindt het daarom voldoende aannemelijk dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden wordt opgelegd. Daarnaast is gevorderd aan verdachte de (niet gemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, gelet op de door hem gevoerde verweren, bepleit verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van ten hoogste twee jaren.
Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de criteria voor oplegging van TBS met dwangverpleging nu geen sprake is van een causaal verband tussen een eventuele stoornis en het gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. Immers, niet kan worden vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
6.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte is gewapend met een mes naar de woning van de slachtoffers [slachtoffer 1] (80 jaar oud) en [slachtoffer 2] (81 jaar oud) gegaan. Hij heeft de slachtoffers met het mes bedreigd waarna er een schermutseling is ontstaan tussen verdachte en beide slachtoffers. De slachtoffers hebben zich dapper geweerd en in de hierna ontstane worsteling tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 2] , heeft verdachte [slachtoffer 2] met het mes in zijn arm gesneden. Als gevolg van hiervan heeft het slachtoffer een snijwond van vijf centimeter in zijn onderarm opgelopen en daarnaast ook meerdere blauwe plekken over zijn gehele lichaam. Op dezelfde dag heeft verdachte geprobeerd om de tas van het slachtoffer [slachtoffer 3] (76 jaar oud) van haar rollator te grissen. Dit is niet gelukt en verdachte is in een worsteling gekomen met slachtoffer. Als gevolg van deze worsteling is zij gewond geraakt aan haar arm en pols. Het slachtoffer [slachtoffer 4] (79 jaar oud) reed op een scootmobiel. Zij had geld gepind bij een geldautomaat en haar handtas met inhoud stond tussen haar benen geklemd. Haar been zat door het handvat van de tas. Verdachte is het slachtoffer gevolgd en hij heeft haar tas weg gegraaid. Als gevolg hiervan is het slachtoffer met haar scootmobiel omgevallen.
De rechtbank overweegt dat het voor de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een traumatische ervaring moet zijn geweest dat verdachte op deze gewelddadige wijze heeft geprobeerd hen in hun eigen woning, uitgerekend de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen, te overvallen. Verdachte heeft (fors) fysiek geweld tegen alle slachtoffers gebruikt. Hij heeft hiermee laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen noch voor andermans eigendommen. Hij heeft zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin om in zijn (heroïne)verslaving te kunnen voorzien. Hoewel de slachtoffers hebben getracht zich tegen verdachte te weren waren zij, gelet op hun hoge leeftijd, fysiek in het nadeel. Daarom kan worden gesproken van kwetsbare slachtoffers. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog lange tijd de (psychische) gevolgen hiervan kunnen ondervinden wat ook volgt uit de verklaring van mevrouw [slachtoffer 4] ter terechtzitting. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van zijn daad voor de slachtoffers. Voorts veroorzaken dit soort misdrijven onrust in de buurt waar zij hebben plaatsgevonden en in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent verdachte dit alles in strafverzwarende zin aan.
6.3.2
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Op het verzoek tot toezending van documentatie uit Portugal, waar verdachte eerder woonde, is geen antwoord gekomen.
In deze zaak is door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (hierna PBC) M. van Berkel, psychiater, en G.M. Jansen , GZ-psycholoog, op 6 maart 2024 een rapport opgemaakt over de geestvermogens van de verdachte. Verdachte heeft wisselend meegewerkt aan het onderzoek door het PBC. Hij heeft tijdens de gesprekken met de deskundigen over een beperkt aantal onderwerpen willen spreken. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een toestandsbeeld met manische en psychotische kenmerken. De manische kenmerken worden afgeleid uit het feit dat verdachte veel, hard en snel praat. De psychotische kenmerken worden afgeleid uit de toenemende achterdocht die verdachte laat zien. In het trajectconsult van het Nederlands Forensische Instituut op 14 juni 2023 worden bij verdachte veel kenmerken beschreven die passend zijn bij het huidige toestandsbeeld. Tijdens detentie heeft verdachte tegen diverse justitiemedewerkers verteld dat hij eerder is gediagnostiseerd met een bipolaire stoornis, wat ter terechtzitting op 15 april 2024 pertinent door hem wordt ontkend. Er is volgens het PBC meest waarschijnlijk sprake van een manisch psychotische decompensatie vanuit een bipolaire stoornis. Omdat er niets bekend is geworden over eventuele eerdere episodes is er geen zicht gekomen op het ziektebeloop tot nu toe waardoor de diagnose bipolaire stoornis niet met zekerheid te stellen is. Niet kan worden uitgesloten dat het huidige toestandsbeeld primair psychotisch van aard is. In ieder geval kan wel worden uitgesloten dat het toestandsbeeld uitsluitend door verslavende middelen is veroorzaakt. Er worden ook andere diagnoses overwogen zoals een persoonlijkheidsstoornis, een ontwikkelingsstoornis in de vorm van ADHD en/of autisme of PTSS maar deze kunnen niet diagnostisch worden vastgesteld. Hiernaast wordt een matig-ernstige stoornis vastgesteld in gebruik van heroïne dat door detentie in remissie is. De rapporteurs hebben geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld of en in welke mate verdachte symptomen had van het toestandsbeeld. In ieder geval zijn er geen pathologische motieven naar voren gekomen (waarbij bijvoorbeeld een psychotisch gekleurde redenering een rol speelde) en evenmin zijn er aanwijzingen naar voren gekomen dat het gedrag van verdachte sterk beïnvloed werd vanuit een mogelijk toestandsbeeld. Ook is niet duidelijk geworden of en in welke mate hij onder invloed was van verslavende middelen ten tijde van het derde ten laste gelegde of dat juist een grote zucht naar verslavende middelen een rol speelde bij hem. De rapporteurs onthouden zich daarom van het geven van een advies over de (mate van) toerekenbaarheid.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de inhoud van het rapport van Tactus verslavingszorg van 8 april 2024. Hieruit volgt dat verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek van de reclassering. Een gesprek over de verschillende leefgebieden is dan ook niet tot stand gekomen. Verdachte heeft laten weten dat bij zich niet aan voorwaarden wil houden, zoals een meldplicht of urinecontroles. Gelet hierop kunnen de risico's maar beperkt worden ingeschat. Indien verdachte wordt veroordeeld is het risico op letsel in de toekomst gemiddeld. Deze is wellicht hoog, maar Tactus Reclassering heeft geen zicht op veroordelingen in het buitenland. Onbehandeld is de kans op herhaling van de verdenking van het indexdelict groter, omdat verdachte in het huidige parket verdacht wordt van meerdere strafbare feiten op verschillende momenten. Ingeschat wordt dat hij zich buiten detentie niet zal conformeren aan voorwaarden. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Tactus Reclassering sluit zich aan bij het pro-justitiarapport opgesteld door het PBC op 6 maart 2024.
- toerekenbaarheidUitgangspunt in het strafrecht is dat elke dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem of haar gepleegde strafbare feit. Een strafbaar feit kan daarom in beginsel aan de verdachte worden toegerekend. De vraag naar de (mate van) toerekenbaarheid is een juridische vraag. Het gaat om de vraag of zich een strafuitsluitingsgrond voordoet. Indien en voor zover aan een verdachte zijn daden verminderd zijn aan te rekenen, zal dit bij de strafoplegging als strafverminderende omstandigheid gelden.
De deskundigen hebben gerapporteerd dat vanwege de beperkingen van het onderzoek, mede gelet op de opstelling van verdachte, een persoonlijkheidsstoornis niet kan worden vastgesteld, maar ook niet kan worden uitgesloten. Hoewel de deskundigen concluderen dat er ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in ieder geval sprake was van een stoornis in het gebruik van opioïden, acht de rechtbank onvoldoende aanwijzingen aanwezig om aan te nemen dat bij verdachte sprake was van een vermindering van de wilsvrijheid ten aanzien van het bepalen van zijn gedrag, zodat hij volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten. Dit wordt ook bevestigd door de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 15 april 2024 dat hij bewust de makkelijkste doelwitten heeft uitgekozen om zo snel mogelijk aan geld te komen. Het gedrag van de verdachte rondom de feiten maakt (objectief) keuzevrijheid inzichtelijk. De feiten kunnen daarom aan de verdachte volledig worden toegerekend.
6.3.3
Welke straf of maatregel?
6.3.3.1 Ten aanzien van de vordering tot TBS met dwangverpleging
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen.
Juridisch kader
De TBS-maatregel is een maatregel die kan worden opgelegd indien aan bepaalde wettelijke eisen is voldaan. Artikel 37a Sr somt deze voorwaarden op. Een verdachte bij wie, tijdens het begaan van een feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1º, Sr én de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Daarbij kan worden bevolen dat die verdachte van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen zulks vereist.
Zoals hiervoor eerder is besproken kan op grond van het PBC-rapport een persoonlijkheidsstoornis niet worden vastgesteld, maar ook niet worden uitgesloten. Er is een poging gedaan om een gestructureerde risicotaxatie te verrichten middels de HCR-20V3 (risico op geweld). Deze is echter niet betrouwbaar toe te passen omdat door het gebrek aan informatie veel items niet beoordeeld kunnen worden. Zo is er nauwelijks informatie over het verleden van verdachte (onbekend is of er sprake is geweest van eerder geweld). Er kan dus geen uitspraak worden gedaan over het risico op recidive van geweldsdelicten. Vanuit de SAPROF (een instrument waarmee gestructureerd naar beschermende factoren wordt gekeken) komen geen beschermende factoren naar voren, maar ook hiervoor geldt dat niet alle items betrouwbaar gescoord kunnen worden. Hoewel de deskundigen concluderen dat er ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in ieder geval sprake was van een stoornis in het gebruik van opioïden, kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een causaal verband tussen de(ze) stoornis en het recidivegevaar. Nu ook uit overige stukken zoals deze nu voorliggen concrete gegevens (zoals bijvoorbeeld documentatie/een strafblad uit andere landen) ter onderbouwing van dit eventueel bestaande causaal verband, dan wel gegevens waaruit anderszins gevaar voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen is af te leiden, ontbreken, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de vereisten voor oplegging van een TBS-maatregel.
6.3.3.2 Gevangenisstraf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank als uitgangspunt van denken acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat voor een overval in een woning waarbij sprake is van (licht) geweld een gevangenisstraf van drie tot vijf jaar, voor een voltooide straatroof een gevangenisstraf van zes maanden en voor een voltooide mishandeling waarbij sprake is van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen), een gevangenisstaf van zeven maanden als uitgangspunt geldt.
Gelet hierop en op de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, te weten: de plaats waar de delicten zijn gepleegd (een woning respectievelijk de openbare weg), bedreiging met een mes, kwetsbare slachtoffers en het toegebrachte letsel, kan niet worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren zoals door de raadsman van verdachte is bepleit. Het gaat om zeer ernstige strafbare feiten en de rechtbank overweegt dat het niet aan verdachte is te danken dat de ernst van het door de slachtoffers opgelopen letsel relatief gering is gebleven. Nu uit het reclasseringsrapport en ook uit de verklaring van verdachte daarover ter terechtzitting op 15 april 2024 volgt dat hij niet bereid is om mee te werken aan voorwaarden bij een eventueel voorwaardelijk op te leggen straf, zal de rechtbank verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden. De tijd die reeds door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht zal op deze straf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 547,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 20 april 2023.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 4 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom integraal toewijzen
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld en vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2 primair,het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3,het misdrijf: poging tot diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
feit 4,het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4) (bestaande uit materiële schade) toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van
€ 547,00(zegge:
vijfhonderdzevenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 547,00(zegge:
vijfhonderdzevenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
10 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2023221195, onderzoek Eik23, onderzoeksnummer ON2R023039, gesloten op 4 september 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 april 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 125 en 126, inhoudende de verklaring van aangeefster;
3. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 102 en 103, inhoudende de verklaring van aangever;
Feit 2 primair
4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 april 2024, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023 was ik op zoek naar geld. Ik had een mes bij mij. Ik ben aan de achterzijde van de woning achter de vrouw aangelopen. Ik pakte het mes. In het huis kwam ik in een worsteling terecht met een man. Het is waar dat de man door mijn acties gewond is geraakt.
5. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 125 en 126, voor zover inhoudend als de verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023, rond 12.45 uur stond ik in de keuken van mijn woning, perceel [adres 1] . Ik zag een man de oprit van onze woning op lopen. De man liep echter door naar de achterzijde van onze woning. De man stond tegenover mij met in zijn linkerhand een mes dat hij omhoog hield. Toen mijn man erbij kwam, hebben hij en ik gelijk de overvaller samen beetgepakt. Tijdens het gevecht kwamen wij alle drie ten val.
Ik ben hierna naar mijn man gelopen en ik zag dat hij hevig bloedde aan zijn armen. Het mes kan ik als volgt omschrijven: het was een slagersmes met een snijkant met een lemmet met een lengte van ongeveer 20 centimeter.
6. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 102 en 103, inhoudende de verklaring van aangever;
Op 8 mei 2023 zag ik ineens een onbekende man, bij mijn vrouw in de keuken staan. Ik zag dat mijn vrouw met de man aan het worstelen was. Zij hadden elkaar vast. Ik ben naar mijn vrouw gelopen om haar te helpen. Toen de man zich omdraaide zag ik dat hij in zijn rechterhand een groot mes had van ongeveer 30 cm. De man had het lemmet naar boven. Ik heb ook gezien dat de man stekende bewegingen met het mes maakte. Ik ben samen met de man in een worsteling terechtgekomen. Ik weet dat de man mij verwond heeft met het mes. In mijn linker arm heb ik een glip van bijna vijf centimeter.
7. een schriftelijk bescheid, te weten een Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving, opgemaakt door forensisch arts E.A. van der Molen – van Penderen van GGD Twente, pagina’s 174 tot en met 177, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven:
Datum onderzoek : 11 mei 2023
Betrokkene : [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1941
Betrokkene is door E.A. van der Molen- van Penderen op 11-05-2023 onderzocht.
Letselbeschrijving:
Naar aanleiding van persoonlijk lichamelijk onderzoek (zie foto's in bijlage A)
Lichaamsdeel (uitwendig):
Extremiteiten
8. Hiervoor is gebruik gemaakt van foto 6. Op de linker onderarm aan de linkerzijde (gezien vanaf de strekzijde van de linker elleboog), op de overgang van de buig- naar strekzijde is een bruinrode, lijnvormige, scherpbegrensde huidonderbreking met korstvorming zichtbaar van ca. 38mm.
Soort verwonding (beoordeling): Letsel 8 betreft een snijverwonding. Een snijwond ontstaat door scherprandig inwerkend geweld zoals snijden. Bij een snijwond kunnen een deel van de huidlagen, de hele huid of zowel huid als onderliggend spierweefsel doorkliefd zijn.
Genezingsduur:
(blijvende) beperking:
Letsel 8, snijverwonding is gehecht en zal een blijvend litteken vormen. Het kan tot 2 jaar duren voordat een litteken zijn uiteindelijke vorm aanneemt.
8. het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde fotobijlage, pagina’s 92 tot en met 97, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven;
Op 8 mei 2023 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] oproepbaar. Omstreeks 12:49 uur kregen wij de melding van een overval gepleegd aan de [adres 1] . Wij reden in de richting van het adres. Aanrijdend hoorden wij dat er door omstanders een verdachte was aangehouden op het Eskerplein te Almelo ter hoogte van Domino's. Wij reden daarop naar het Eskerplein te Almelo. Omstreeks 12:51 uur waren wij ter plaatse. Ik zag dat een collega bij de verdachte stond en ik hoorde dat hij de verdachte aanhield. Ik hoorde één van de getuigen zeggen dat er een mes in de bosjes lag. Ik keek in de bosjes ter hoogte van waar de verdachte was aangehouden. Ik zag dat daar een grijs mes lag. Ik zag dat het mes ongeveer 30 centimeter groot was.
Feit 3
9. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 april 2024, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023 kwam ik een vrouw met een rollator tegen. Ze had een tasje in het mandje voor haar liggen, ik heb geprobeerd het tasje te pakken. Dat is niet gelukt.
10. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] met bijlagen, pagina’s 77 tot en met 82, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023 ben ik om 11:30 uur liep ik met mijn rollator over het Kamerlingpad en wilde linksaf het Eskerplein op lopen. Mijn tas had ik voorop in het netje/mandje van de rollator gedaan. Er kwam een man mij tegemoet fietsen. Deze man graaide naar mijn tas op mijn rollator. Het lukte hem niet om mijn tas te pakken. Vervolgens fietste deze man om
mij heen en probeerde opnieuw om mijn tas te pakken. Ik heb mijn tas bij het hengsel vastgehouden en er is een korte worsteling om de tas geweest. De man die mijn tas wou wegnemen is vervolgens opgestaan, op zijn fiets gestapt en er zonder mijn tas vandoor gegaan. Door de worsteling die ik met de man heb gehad ben ik gewond geraakt aan mijn rechterarm en pols. Verder heb ik pijn aan mijn onderrug en linker bovenbeen.
11. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 83, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023 omstreeks 12:50 uur was ik samen met mijn klasgenoot op het Eskerplein. Ik reed met de brommer over het fietspad richting het Kamerlingpad te Almelo.
Ik zag ter hoogte van de vluchtheuvel een man en een oudere vrouw met elkaar worstelen.
Ik zag dat de man de oudere vrouw op de grond gooide. Ik zag ook dat de man aan de oudere vrouw trok, toen zij op de grond lag Ik zag dat de man de vrouw een stukje over de grond sleepte.
12. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 86, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Op 8 mei 2023 omstreeks 12.50 uur kwam ik vanaf het Eskerplein in Almelo. Ik reed op mijn scooter. Ter hoogte van de vluchtheuvel aan het Kamerlingpad zag ik een man en een oudere vrouw. Ik zag dat de man de vrouw vastpakte. Ik zag dat de man hierna de vrouw op de grond gooide. Ik zag dat de man probeerde de tas van de vrouw af te pakken.
Tijdens het wachten op de politie zag ik dat de man met zijn hand bij zijn broeksband
bezig was. Ik zag dat de man een voorwerp achter zijn broeksband weghaalde. Ik kon op
dat moment niet goed zien om welk voorwerp het ging. Ik zag dat de man het voorwerp in de bosjes gooide. De man gooide het voorwerp achter zich weg. Ik hoorde voorwerp vallen. Ik hoorde gerinkel. Ik zag dat een politieagente het voorwerp uit de bosjes haalde. Ik zag toen dat het voorwerp een mes betrof.
Feit 4
13. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 260 en 261, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2023, tussen 09:45 en 10:00 uur, werd de 78-jarige [slachtoffer 4] slachtoffer van een straatroof. Deze straatroof vond plaats ter hoogte van de Boomshoeksstraat te Almelo. Aangeefster [slachtoffer 4] pinde kort daarvoor omstreeks 09:44 uur bij de Geldmaat naast de Hema te Almelo, gevestigd in het centrum van Almelo. Vervolgens reed aangeefster in haar scootmobiel door het centrum van Almelo richting de Boomshoeksstraat.
Ten behoeve van het onderzoek zijn beelden gebruikt van camera's rondom het plaats delict en de beelden van cameratoezicht binnenstad Almelo.
Uitkijken beelden:
Beelden cameratoezicht: 04-20-2023/ 09:45:00 tot 09:47:00
Tijdens het uitkijken van de camerabeelden zie ik dat de dag, datum en tijd aanduiding overeenkwam met de daadwerkelijke dag, datum en tijd. lk zag dat de camera's gepositioneerd waren richting de Grotestraat, De Galerij en de Koornmarkt.
Ik zie op de beelden twee pinautomaten van Geldmaat. Ik zie rechts in beeld het slachtoffer pinnen. Ik zie dat de verdachte op dat moment richting de pinautomaten kijkt, waar het slachtoffer op dat moment voor staat. De verdachte stapt van zijn fiets en gaat op een bankje zitten ter hoogte van de pinautomaten. Ik zie dat de verdachte het slachtoffer die nog steeds aan het pinnen is, in de gaten blijft houden. Ik zie dat het slachtoffer wegloopt van de pinautomaat en richting haar scootmobiel loopt. Ik zie dat het slachtoffer op haar scootmobiel stapt en langs de verdachte rijdt, die nog steeds op het bankje zit. ik zie dat het slachtoffer rechtsaf slaat in De Galerij. Nadat het slachtoffer de verdachte passeert, zie ik dat de verdachte op zijn fiets stapt en ook rechtsaf slaat De Galerij in.
Camera Veilige Bron: 04-20-2023/ 08:36:11 tot 08:37:39
Op de beelden zijn twee personen zichtbaar. De voorste persoon op de scootmobiel is het slachtoffer en de persoon vlak erachter op de fiets is de verdachte, ik zie dat dat het slachtoffer een licht kleurige handtas, op de bodem, van haar scootmobiel, tussen haar voeten heeft liggen. Ik zie dat de verdachte op zijn fiets steeds dichter het slachtoffer nadert. Ik zie dat de verdachte op de kruising Boomshoeksstraat - Boomshoeksdwarweg van zijn fiets stapt. Met zijn fiets in zijn linkerhand rent hij met het slachtoffer mee. Met zijn rechterhand maakt hij een graaiende beweging naar de lichtkleurige handtas van het slachtoffer. Ik zie dat de verdachte de handtas wegneemt vanaf de scootmobiel. Vervolgens verdwijnen het slachtoffer en de verdachte links uit beeld. Enkele seconden later komt de verdachte alleen weer in beeld. Ik zie dat hij de lichtgekleurde handtas van het slachtoffer, in zijn rechterhand vasthoudt.
14. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 253, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijke weergegeven:
Op 20 april 2023 tussen 09:45 uur en 10:00 uur was ik aan het werk in perceel [adres 2] . Op dat moment hoorde ik buiten gegil. Ik ben naar buiten gegaan en zag op de rijbaan van de Boomshoeksdwarsweg een bejaarde vrouw liggen, verder zag ik dat op het trottoir van de Boomshoeksdwarsweg een scootmobiel op de kant lag. De vrouw was overstuur en zei dat ze beroofd was van haar witte handtas.
15. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 243, voor zover inhoudend als de verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2023 reed ik op mijn scootmobiel in Almelo over de Boomshoeksstraat.
Ik had vlak daarvoor € 240,00 gepind bij de geldmaat bij de HEMA in de stad (bevestigd door de ABNAMRO bank). Ik had mijn witte schoudertas tussen mijn benen geklemd, mijn been zat door het handvat. Plotseling kwam er een fietser links naast mij. Ik kwam op de straat te liggen. Ik zag toen dat de jongen mijn tas pakte en weg fietste.
16. het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] , pagina 249, voor zover inhoudend als de verklaring van [slachtoffer 4] , zakelijk weergegeven:
Ik had al verklaard dat ik 240 euro had gepind bij de geldautomaat naast de Hema in het centrum van Almelo. De persoon die mij beroofd heeft kwam naast mij fietsen en heeft eerst geprobeerd de tas van mijn scootmobiel te trekken. De tas stond op de bodemplaat van mijn scootmobiel. De tas had ik om mijn linkerbeen vast gemaakt waardoor de man de tas niet weg kon nemen. Toen ging ik linksaf de bocht om. Mijn scootmobiel viel om en viel ik zelf ook op de grond. Ik belandde met mijn rechterbeen onder de scootmobiel. De man nam de weg en fietste weg. In mijn tas zaten de volgende goederen: ID -kaart, telefoon, bankpas ABN- Amro, nieuwe sim kaart, portemonnee, contant geld totaal € 295,-.
17. het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] , pagina’s 251 en 251, voor zover inhoudend als de verklaring van [slachtoffer 4] , zakelijk weergegeven:
Het hengsel van de tas zat om mijn been. Mijn voet stond op de scootmobiel. Hij trok heel hard aan de tas. Ik deed mijn been omhoog.
18. het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 april 2024, voor zover inhoudend als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 20 april 2023 reed ik op de fiets in Almelo. Bij een pinautomaat ben ik op een bankje gaan zitten. Ik zag dat een vrouw met een scootmobiel geld aan het pinnen was. Ik ben op de fiets achter haar aangereden. Nadat zij had gepind ben ik haar gevolgd. Ik heb die tas gepakt. Nadat ik haar tas had gepakt ben ik in de tegenovergestelde richting weggefietst. Ik heb indirect veroorzaakt dat de scooter is gevallen.