ECLI:NL:RBOVE:2024:2271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
08.242745.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een verstandelijk beperkte stiefzoon door zijn stiefvader

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 63-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van zijn verstandelijk beperkte stiefzoon. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een meldplicht bij de reclassering opgelegd, evenals een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting om een schadevergoeding van € 8.000,- te betalen aan het slachtoffer.

De zaak kwam aan het licht na verklaringen van de stiefzoon, die tijdens een maaltijd aan zijn begeleider meldde dat zijn stiefvader hem meerdere keren had aangerand. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de stiefzoon consistent en betrouwbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en de afhankelijkheid van het slachtoffer, die een verstandelijke beperking heeft (IQ van 53).

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die mantelzorger is voor zijn vrouw. De rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf passend was, gezien de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk is voor de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.242745.23 (P)
Datum vonnis: 29 april 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1960 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. Volckmann, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij
[slachtoffer] door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 26 maart 2022 in Nederland zijn verstandelijk beperkte stiefzoon [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) meerdere malen heeft aangerand, dan wel ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2016 toten met 26 maart 2022 te Hardenberg, althans in Nederland,door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging metgeweld en/of met één of meer andere feitelijkheden[slachtoffer] (meermalen) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van eenof meer ontuchtige handelingen,te weten- het aftrekken, althans het betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of- het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ,waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of de bedreigingmet geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan datverdachte- zich (meermalen) agressief en/of dwingend en/of dreigend heeft opgesteld jegensdie [slachtoffer] en/of- (meermalen) misbruik heeft gemaakt van het uit (een) feitelijke verhouding(en)voortvloeiend psychisch overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer]bestaande dat overwicht uit het feit dat hij, verdachte, de stiefvader van die[slachtoffer] is en (aldus) in een afhankelijkheidsrelatie en/of vertrouwensrelatie metdie [slachtoffer] stond en/of het (grote) leeftijdsverschil en/of de (geestelijke)beperking van die [slachtoffer] (IQ van 53) en/of de psychische gesteldheid en/of de(hieruit voortvloeiende) kwetsbaarheid van die [slachtoffer] ten opzichte van hem,verdachte,- waardoor hij, verdachte, die [slachtoffer] in een weerloze en/of afhankelijketoestand heeft gebracht waardoor hij niet of onvolkomen in staat was weerstand tebieden en/of- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen vanverzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] eenbedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2016 toten met 26 maart 2022 te Hardenberg, althans in Nederland,met [slachtoffer] (IQ van 53) van wie hij, verdachte, wist dat deze aan eenzodanige verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen instaat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegenweerstand te bieden,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,te weten- het aftrekken, althans het betasten van de penis van die [slachtoffer] en/of- het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] .

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezen-verklaring van de primair ten laste gelegde aanranding. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer] is een verstandelijk beperkte jongen met een IQ van 53 [2] . Hij woont sinds augustus 2018 bij Ambiq. Op 20 april 2021 vertelt [slachtoffer] tijdens het eten aan zijn persoonlijk begeleider [begeleider] dat zijn stiefvader, verdachte, wel eens aan hem zit. [slachtoffer] vertelt dat als hij bij zijn ouders slaapt, verdachte wel eens bij hem komt en dan met zijn handen aan de penis van [slachtoffer] zit. [slachtoffer] moet dan met zijn handen aan de penis van verdachte zitten. Als [slachtoffer] dat niet wil doen, zit verdachte zelf met zijn handen aan zijn penis. [slachtoffer] wilde een tijdje niet naar huis. [slachtoffer] durft geen ‘nee’ te zeggen. Toen hij een tijdje later wel weer naar huis ging, is met [slachtoffer] afgesproken dat hij direct opgehaald zou worden als hij het codewoord ‘ik wil zagen’ zou sturen. [3]
Tegen zijn schoonmoeder, getuige [getuige 1] , vertelt [slachtoffer] dat hij af en toe klappen krijgt thuis. Als er iets kapot was, was het [slachtoffer] zijn schuld en kreeg hij een klap. Verdachte heeft ook eens plots bij getuige [getuige 1] aan de deur gestaan om [slachtoffer] op te halen. Hij moest dan mee naar huis. Tijdens een gesprek over seksualiteit vertelt [slachtoffer] verder dat verdachte ook wel eens aan zijn geslachtsdelen zat. Verdachte zou dit meerdere keren hebben gedaan, aldus de verklaring van getuige [getuige 1] . [4] Getuige [getuige 1] vertelt dit aan de begeleiding bij Ambiq. Uit de verklaring van de woonbegeleider [getuige 2] volgt dat zij vervolgens aan [slachtoffer] vraagt wat er met zijn stiefvader is gebeurd. [slachtoffer] vertelt daarop aan haar dat verdachte bij hem aan zijn onderbuik had gezeten. [slachtoffer] zei daarbij: ‘Dan weet ik wel wat hij wil.’ [slachtoffer] vertelt dat hij op dat moment zijn moeder wilde roepen. Dat mocht niet van verdachte. [slachtoffer] moest stil blijven. Ook hoort getuige [getuige 2] dat [slachtoffer] aan de politie vertelt dat verdachte een hand van [slachtoffer] vastpakte en dat [slachtoffer] hem dan moest aftrekken. [slachtoffer] vertelt ook dat hij soms zijn hand wegtrok en dat verdachte het dan verder afmaakte. [slachtoffer] vertelt dat zijn stiefvader hem aftrok.
Tijdens het studioverhoor op 25 mei 2022 verklaart [slachtoffer] dat verdachte met de piemel van [slachtoffer] speelt en hem aftrekt. Dit is sowieso wel vijf keer gebeurd en gebeurde voor het eerst toen [slachtoffer] zeventien jaar oud was. [slachtoffer] moet dit ook zelf doen, maar dat doet hij niet. Hij heeft zo vaak gezegd dat hij dit niet wil. Als hij gaat tegenstribbelen, gaat verdachte weer slaan en daar houdt [slachtoffer] niet van. Daarom laat hij verdachte zijn gang gaan, maar hij vindt het niet fijn. Als verdachte boos wordt, gaat hij namelijk slaan. Hij heeft [slachtoffer] al een paar keer geslagen. [5]
Verdachte verklaart op de zitting dat hij en [slachtoffer] elkaar inderdaad meerdere keren hebben afgetrokken. Dat gebeurde op zolder, in maïsvelden, op afwerkplekken in het bos en het begon toen [slachtoffer] 18 jaar oud was. Er is niks gebeurd wat [slachtoffer] niet wilde. Verdachte heeft altijd gevraagd of hij het wilde en vroeg [slachtoffer] soms: ‘Heb je zin?’. [slachtoffer] zei dan: ‘Ja’. [slachtoffer] wreef met zijn hoofd over de buik van verdachte en pakte zijn hand en deed hem bij het geslachtsdeel van [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] nooit geslagen. Verdachte verklaart dat hij soms boos kan klinken, maar hij is dan niet boos. [6]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank ziet – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen reden om aan de juistheid en inhoud van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en acht zijn verklaring betrouwbaar. [slachtoffer] heeft tegenover meerdere getuigen consistent en concreet verklaard over de seksuele handelingen die verdachte in de ten laste gelegde periode met hem heeft verricht, zoals hierna wordt beschreven. De verklaring vindt op verschillende onderdelen bovendien steun in de verklaring van verdachte. Zo bekent verdachte dat hij de penis van [slachtoffer] meerdere keren heeft betast en afgetrokken en verklaren zowel [slachtoffer] als verdachte dat dit onder meer op zolder en onderweg in de auto is gebeurd. De verklaringen van verdachte en [slachtoffer] stemmen in zoverre overeen. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat dus niet ter discussie dat verdachte en [slachtoffer] in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 26 maart 2022 meermaals elkaars penis hebben betast en afgetrokken.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van die handelingen. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van ‘dwang’ wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] de stiefzoon van verdachte is. Het leeftijdsverschil tussen hen bedraagt ongeveer achtendertig jaren. [slachtoffer] bevindt zich in die hoedanigheid al in een zekere afhankelijkheids- en vertrouwensverhouding ten opzichte van verdachte. Daar komt bij dat [slachtoffer] verstandelijk zeer beperkt is. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte, als opvoeder van [slachtoffer] , van deze verstandelijke beperking op de hoogte. Uit dit alles blijkt dat sprake was van een uit omstandigheden voortvloeiend psychisch overwicht, waardoor [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. Verdachte heeft misbruik gemaakt van dit overwicht en heeft [slachtoffer] daarmee ‘door andere feitelijkheden’ gedwongen tot het dulden en verrichten van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Daarnaast leidt de rechtbank uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat verdachte zich meermalen agressief en dwingend tegen [slachtoffer] heeft opgesteld. Zo heeft [slachtoffer] tegen getuige [getuige 1] verklaard dat hij thuis klappen krijgt. Getuige [getuige 1] verklaart ook over een moment dat verdachte boos op [slachtoffer] was. Verdachte stond dan plots bij getuige [getuige 1] op de stoep om [slachtoffer] op te halen. [slachtoffer] moest toen met verdachte meekomen. Dit illustreert hoe dwingend en agressief verdachte zich richting [slachtoffer] opstelde. De rechtbank stelt vast dat deze opstelling tot angst leidde bij [slachtoffer] . Dit blijkt ook uit het feit dat [slachtoffer] een tijdlang niet meer naar het huis van zijn moeder en verdachte wilde. Toen [slachtoffer] wel weer naar huis ging, is met [slachtoffer] afgesproken dat hij direct opgehaald zou worden als hij via de telefoon het codewoord ‘ik wil zagen’ naar de begeleiding van Ambiq zou sturen. [slachtoffer] heeft meermaals tegen verdachte aangegeven dat hij de seksuele handelingen niet wilde (laten) verrichten. Hij durfde niet tegen te stribbelen gedurende deze handelingen, want dan zou verdachte hem weer slaan. [slachtoffer] trok soms zijn hand weg, waarna verdachte ‘het verder afmaakte’. Uit deze verklaringen maakt de rechtbank op dat verdachte zich agressief en dwingend naar [slachtoffer] heeft opgesteld, waardoor [slachtoffer] zich niet tegen de handelingen van verdachte durfde te verzetten. Verdachte heeft [slachtoffer] ook hiermee in een weerloze en afhankelijke toestand gebracht waardoor hij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden. Bovendien is verdachte voorbij gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet van [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] ook ‘door bedreiging met geweld’ heeft gedwongen tot het ondergaan en verrichten van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Gezien de aard van en de omstandigheden waaronder de door verdachte gepleegde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, zoals hiervoor is omschreven, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. De onderlinge verhouding en het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] brengen zonder meer met zich dat die handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 26 maart 2022 in Nederland door bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] meermalen heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten- het aftrekken van de penis van [slachtoffer] , en,- het laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door [slachtoffer] , en,- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door [slachtoffer] ,
waarbij de bedreiging met geweld en de andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte- zich agressief en dwingend heeft opgesteld jegens [slachtoffer] , en,- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend psychisch overwicht van hem, verdachte, op [slachtoffer] , bestaande dat overwicht uit het feit dat hij, verdachte, de stiefvader van [slachtoffer] is en aldus in een afhankelijkheids- en vertrouwensrelatie met [slachtoffer] stond, het grote leeftijdsverschil, de geestelijke beperking van [slachtoffer] (IQ van 53) en de hieruit voortvloeiende kwetsbaarheid van [slachtoffer] ten opzichte van hem, verdachte,- waardoor verdachte [slachtoffer] in een weerloze en afhankelijke toestand heeft gebracht waardoor hij niet of onvolkomen in staat was weerstand tebieden en- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van [slachtoffer] van verzet/weerstand van [slachtoffer] en aldus voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de door Tactus Reclassering Zwolle (hierna: de reclassering) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat gedurende de proeftijd een vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , waarbij wordt bevolen dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week. De bijzondere voorwaarden en de maatregel moeten volgens de officier van justitie dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, moet worden volstaan met de oplegging van een taakstraf. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet opportuun.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Hij heeft de penis van zijn verstandelijk beperkte stiefzoon [slachtoffer] betast en afgetrokken en hem dit ook bij zichzelf laten doen. Verdachte heeft dit gedurende een periode van ongeveer vijfenhalf jaren meerdere keren gedaan. Dit is een ernstig strafbaar feit. Met dit handelen heeft verdachte meermaals een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Vaak leidt dergelijk misbruik bij slachtoffers tot verstoring van de eigen seksuele ontwikkeling en tot (grote) psychische schade. Daarbij komt nog dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat [slachtoffer] , als stiefzoon, blind in hem had moeten kunnen stellen, temeer omdat zijn stiefzoon verstandelijk beperkt is.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het (verre) verleden meermaals voor andersoortige strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de pro Justitia-rapportage van 5 maart 2024, waarin over verdachte is gerapporteerd door J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, en op wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Verdachte woont met zijn vrouw en zeventienjarige dochter in [woonplaats] . Hij is mantelzorger voor zijn vrouw, die als gevolg van een Transient Ischaemic Attack (TIA) hulpbehoevend is. Naar eigen zeggen regelt verdachte alles thuis. Hij werkt daarnaast drieënhalve dag per week.
Bij verdachte is volgens de deskundige sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Verdachte kent een voorgeschiedenis met psychotrauma. In zijn jeugd is hij seksueel misbruikt door begeleiders in internaten waar verdachte jarenlang verbleef. Dit misbruik heeft impact gehad op de seksuele ontwikkeling van verdachte. Verdachte heeft geen passend norm- en waardenbesef ontwikkeld ten aanzien van seksualiteit, relaties, affectie en intimiteit. In het verlengde hiervan is de indruk van de psycholoog dat hij zijn behoefte aan aandacht, waardering en affectie is gaan seksualiseren. Omdat verdachte ontkent, kan de psycholoog niet goed inschatten in hoeverre de handelingen verdachte kunnen worden toegerekend. Het is goed voorstelbaar dat de belaste voorgeschiedenis en de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte hebben doorgewerkt tijdens het plegen van de feiten. De psycholoog schat het recidiverisico in als laag en adviseert om een kortdurende forensisch poliklinische behandeling en reclasseringstoezicht op te leggen.
De rechtbank acht de conclusie van de deskundige inzichtelijk en gedegen onderbouwd. In de rapportage is helder gemotiveerd hoe de deskundige tot zijn conclusie is gekomen. De rechtbank neemt de conclusie daarom over en maakt die tot de hare. De rechtbank acht op basis daarvan voldoende aannemelijk dat de door de psycholoog omschreven problematiek van verdachte aanwezig was ten tijde van het plegen van het feit en stelt dit aldus vast. Dit brengt mee dat de rechtbank het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte zal toerekenen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering Zwolle van 4 april 2024, opgemaakt door reclasseringswerker
[reclasseringswerker] . Daaruit volgt dat verdachte onvoldoende probleembesef heeft en de neiging heeft om te externaliseren en te bagatelliseren. Het belaste verleden van verdachte, zijn beperkte intelligentie en de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis zorgen voor een ontoereikende coping ten aanzien van (onder meer) het omgaan met seksuele behoeften. Het hebben van werk, de afwezigheid van financiële problemen en het hebben van een eigen woning ziet de reclassering als beschermende factoren. Om het recidiverisico te beperken, adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een ambulante behandeling (gericht op psycho educatie over seksualiteit).
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. De aard en de ernst van het feit maken dat naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte echter aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf tezamen met de maximale taakstraf aan verdachte op te leggen. De rechtbank houdt er in het bijzonder rekening mee dat verdachte momenteel de zorg voor zijn vrouw draagt, die als gevolg van een TIA hulpbehoevend is. De nadelige gevolgen van een eventuele gevangenisstraf (verlies van woning en inkomen) kunnen niet alleen voor verdachte verstrekkend zijn, maar ook voor zijn vrouw en dochter. Bovendien hoopt de rechtbank dat een voorwaardelijke straf verdachte ervan weerhoudt om opnieuw de fout in te gaan en hem de daartoe benodigde (ambulante) hulp geeft. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf daarom nodig.
De rechtbank acht het niet proportioneel om aan verdachte ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. Wel zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf een contactverbod met [slachtoffer] koppelen.
Omdat de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de door de rechtbank op te leggen straf lager dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 364 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals zij deze in het dictum zal formuleren. De rechtbank zal de reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door verdachte van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal verder bevelen dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Het bewezen verklaarde misdrijf is gericht tegen of veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Bovendien heeft verdachte zich in het verleden meermaals dreigend en agressief opgesteld jegens [slachtoffer] . De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw zo’n misdrijf zal begaan.
7.
De schade van benadeelde
7.1
De vordering van de benadeelde partij
[bewindvoerder] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger (bewindvoerder) van [slachtoffer] namens hem als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Ter terechtzitting heeft
[naam] namens de benadeelde partij het woord gevoerd. De benadeelde vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 16.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De rechtbank overweegt verder als volgt.
Op basis van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Gelet op wat de rechtbank eerder in dit vonnis in de bewijsmotivering en de strafmotivering heeft vastgesteld over de aard van het handelen van verdachte waarvan de benadeelde het slachtoffer is geworden, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de door verdachte begane normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval onmiskenbaar met zich brengen dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank zal, rekening houdend met bedragen die door Nederlandse rechters in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend, de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 8.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum in het midden van de bewezen verklaarde periode, te weten 30 mei 2019. Dat maakt dat de vordering van de benadeelde partij in zoverre wordt toegewezen en voor het overige deel, te weten een bedrag van € 8.500,--, niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 75 (vijfenzeventig) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven.
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
364 (driehonderdvierenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich op eerste uitnodiging van de reclassering (op de door haar aangegeven datum, tijd en plaats) meldt op afspraken bij de reclassering (Tactus Verslavingsreclassering, De Brink 40 in Deventer) en zich vervolgens gedurende de proeftijd blijft melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak, waar en zolang de reclassering dit nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich (ambulant) laat behandelen door de Tender (Transfore) te Deventer of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling in het bijzonder gericht is op psycho-educatie over seksualiteit. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen (en huisregels) die hem in het kader van de behandeling door of namens de zorgverlener worden gegeven;
  • op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 in [geboorteplaats 2] , zolang de reclassering dit nodig vindt;
- draagt de reclassering op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde
voorwaarden enhet op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen
toezicht, dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 8.000,-- (achtduizend euro);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 8.000,-- (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 8.000,-- (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2019, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkis in de vordering, te weten een deel van € 8.500,--, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. P. van Essen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024.
Buiten staat
mr. P. van Essen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, Team Zeden (ON), genaamd Roadster, met nummer ONRBC22030. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders is vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 14 februari 2023 (pagina’s 56 tot en met 61)
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 13 april 2022 (pagina’s 1 tot en met 3), inclusief de bijlage: logboek spontane onthulling [slachtoffer] (pagina’s 5 tot en met 20).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 17 mei 2022 (pagina’s 52 tot en met 55).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van het uitgewerkte studioverhoor van 15 juni 2022 (pagina’s 32 tot en met 51).
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2024.