ECLI:NL:RBOVE:2024:2260

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10800941 \ CV EXPL 23-4452
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over betaling en gebreken

In deze zaak heeft [partij A] de badkamer van [partij B] gerenoveerd, maar de laatste factuur van € 3.956,98 is door [partij B] niet betaald. [partij A] vordert betaling van deze factuur, terwijl [partij B] een tegenvordering heeft ingesteld wegens gebreken aan de badkamer en immateriële schadevergoeding vanwege een geluidsopname die door [partij A] in de procedure is ingebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [partij B] verplicht is om de factuur te betalen, ondanks de gestelde gebreken, omdat hij de overeenkomst niet heeft ontbonden. De kantonrechter heeft de vordering van [partij A] toegewezen en ook de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 520,70. Wat betreft de tegenvordering van [partij B] is alleen de schade aan de muur van de slaapkamer toegewezen, omdat [partij A] aansprakelijkheid heeft erkend. De overige vorderingen van [partij B] zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10800941 \ CV EXPL 23-4452
Vonnis van 23 april 2024
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. D.J.W. Feddes,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
gemachtigde: mr. M.U. Smis.

1.Inleiding en korte samenvatting

1.1.
[partij A] heeft de badkamer van [partij B] gerenoveerd. De laatste factuur die [partij A] voor zijn werkzaamheden naar [partij B] heeft gestuurd, heeft [partij B] niet betaald. [partij A] vraagt in deze zaak (in conventie) om betaling van die factuur.
1.2.
[partij B] heeft een tegenvordering ingesteld (een eis in reconventie). Volgens [partij B] heeft de badkamer gebreken en is het werk nog niet af. [partij B] vraagt om betaling van herstelkosten van de gebreken. Ook vraagt [partij B] om betaling van een immateriële schadevergoeding vanwege het door [partij A] in de procedure brengen van een geluidsopname van [partij B].
1.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [partij A] toe. [partij B] heeft wel gezegd dat [partij A] zijn werk niet goed heeft gedaan, maar ook dan is [partij B] nog steeds verplicht om voor dat werk te betalen. Dit was anders geweest wanneer [partij B] bijvoorbeeld de overeenkomst tussen partijen had ontbonden, maar dat heeft [partij B] niet gedaan. [partij B] moet de factuur van [partij A] dus gewoon betalen.
1.4.
De kantonrechter wijst wat betreft de tegenvordering alleen de kosten van herstel van de slaapkamermuur toe. [partij A] heeft namelijk erkend dat deze schade voor zijn rekening moet komen. Wat betreft het plafond van de badkamer en de afvoer van douche en wc is de kantonrechter van oordeel dat [partij B] onvoldoende heeft onderbouwd dat dit een gebrek is, dan wel dat [partij A] daar verantwoordelijk voor is. Wat betreft de geluidsopname is de kantonrechter van oordeel dat [partij B] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij schade heeft geleden.
1.5.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 1 november 2023,
- de conclusie van antwoord, met eis in reconventie,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- pleitnotities van [partij B].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[partij A] heeft een eenmanszaak. Daarmee houdt [partij A] zich als aannemer bezig met bouw- en installatiewerkzaamheden. [partij B] is particulier.
3.2.
[partij A] heeft op 24 mei 2022 een offerte uitgebracht voor de renovatie van de badkamer van [partij B]. Op 14 juni 2022 is [partij B] met deze offerte akkoord gegaan. De totale aanneemsom bedroeg € 11.305,64.
3.3.
In mei en juni 2023 heeft [partij A] werkzaamheden uitgevoerd aan de badkamer van [partij B]. Tijdens de werkzaamheden van [partij A] is er schade ontstaan aan de muur van de slaapkamer naast de badkamer.
3.4.
Op 23 juni 2023 zijn partijen door de badkamer gelopen en hebben zij gezien dat er nog enkele werkzaamheden aan de badkamer verricht moesten worden. Diezelfde dag heeft [partij A] de laatste factuur voor zijn werkzaamheden gestuurd, met een bedrag van € 3.956,98. [partij B] heeft deze factuur niet betaald.
3.5.
Op 29 juni 2023 hebben partijen contact gehad via WhatsApp over afronding van de werkzaamheden en betaling van de laatste factuur van [partij A].
3.6.
[partij A] heeft [partij B] bij brief van 19 juli 2023 aangemaand de factuur van 23 juni 2023 te betalen. Vervolgens hebben (de gemachtigden van) partijen met elkaar gecorrespondeerd.
3.7.
[partij B] heeft op 10 november 2023 een bouwtechnisch onderzoek naar de badkamer laten uitvoeren door Home Profs. In het rapport van dit onderzoek staat onder meer het volgende:
Constatering:toilet en douche zijn niet deugdelijk gemonteerd na 4/5 keer gebruikt stroomt deze over.
(…)
Constateringen:
*verlaagd gipsplaten plafond loopt 7mm af c.q. is niet waterpas aangebracht.
*Dit is tevens ook de zien bij het gevelkozijn in de voorgevel / linkerhoek 508mm + rechterhoek 515mm.
*plafondspots zijn niet uitgelijnd conform plattegrondtekening badkamer.
Constatering:binnen riolering van het bad meubel is volledig door de binnenmuur van de slaapkamer van de zoon gehakt en voorzien van purschuim.”
3.8.
[partij A] heeft een geluidsopname in de procedure gebracht. Op deze geluidsopname is een gesprek te horen tussen de door [partij A] ingehuurde schilder, [partij B] en de partner van [partij B].

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[partij A] vordert – kort samengevat – veroordeling van [partij B] tot betaling van € 3.956,98, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[partij B] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.4.
[partij B] vordert – kort samengevat – veroordeling van [partij A] tot betaling van € 1.779,39 aan herstelkosten voor de muur van de slaapkamer, € 2.966,78 aan herstelkosten voor het plafond van de badkamer, € 500,00 aan immateriële schadevergoeding en veroordeling van [partij A] tot de kosten van herstel van de wc- en doucheafvoer, met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
4.5.
[partij A] voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Moet [partij B] de factuur van [partij A] betalen? Ja
5.1.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. Op basis van die overeenkomst moest [partij A] werkzaamheden verrichten aan de badkamer van [partij B], en moest [partij B] voor die werkzaamheden betalen. [partij B] vindt dat [partij A] nog niet klaar is met zijn werkzaamheden. Ook vindt [partij B] dat het werk op bepaalde punten niet goed is, namelijk dat er gebreken zijn.
5.2.
De kantonrechter overweegt het volgende. Dat [partij B] vindt dat de werkzaamheden van [partij A] niet af zijn, en op bepaalde punten niet goed zijn verricht, maakt nog niet dat [partij B] niet voor de werkzaamheden van [partij A] hoeft te betalen. [partij B] heeft zich op grond van de aannemingsovereenkomst namelijk verplicht om te betalen voor de werkzaamheden, ongeacht hoe die zijn uitgevoerd. Als [partij B] niet meer wilde betalen, dan had hij bijvoorbeeld de betaling kunnen opschorten en van [partij A] moeten verlangen dat hij de werkzaamheden zou afmaken. Ook had [partij B] de aannemingsovereenkomst (gedeeltelijk) kunnen ontbinden. In die gevallen had [partij B] tijdelijk niet hoeven te betalen (bij opschorting), of helemaal niet meer (bij ontbinding). Maar [partij B] heeft geen van beide gedaan. Er is daarom juridisch gezien niets veranderd aan de verplichting van [partij B] om te betalen voor de werkzaamheden van [partij A]. Die verplichting bestaat dan ook nog steeds, op grond van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. Daarom hoeft de kantonrechter de door [partij B] gestelde tekortkomingen hier, in het kader van de vordering van [partij A], niet te bespreken. De vordering van [partij A] zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
5.3.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [partij A] heeft aan [partij B] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 630,04 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 520,70 bij € 3.956,98 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 520,70 toe.
5.4.
[partij A] vordert de wettelijke rente over de factuur en over de buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is toewijsbaar, nu [partij B] in verzuim is met de betaling van een geldsom en er door [partij B] verder geen verweer tegen is gevoerd.
Conclusie
5.5.
De vordering van [partij A] wordt toegewezen, namelijk een bedrag van € 3.956,98. Daarnaast wordt een bedrag van € 520,70 aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
De proceskosten
5.6.
[partij B] is in conventie het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.028,84
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
Herstelkosten voor schade aan muur slaapkamer
5.8.
[partij B] vordert een bedrag van € 1.779,39 voor het herstellen van de schade aan de muur van de slaapkamer naast de badkamer.
5.9.
De kantonrechter wijst deze vordering toe. [partij A] heeft namelijk erkend dat hij deze schade heeft veroorzaakt en dat hij daarvoor aansprakelijk is. De offerte die [partij B] heeft overgelegd heeft [partij A] daarnaast niet weersproken. Het gevorderde bedrag van € 1.779,39 wordt daarom toegewezen.
Herstelkosten plafond badkamer
5.10.
[partij B] vordert een bedrag van € 2.966,78 voor het herstellen van het plafond van de badkamer. Volgens [partij B] heeft [partij A] het plafond van de badkamer (zichtbaar) scheef gemonteerd. Partijen hebben geprobeerd om tot een oplossing te komen, namelijk door middel van schilderwerk de scheefstand optisch weg te werken. [partij B] is niet tevreden met het resultaat en vraagt daarom om betaling van de kosten voor het verhelpen van de scheefstand van het plafond.
5.11.
[partij A] vindt niet dat hij de herstelkosten van het plafond moet betalen. Volgens [partij A] is de scheefstand van het plafond geen gebrek, omdat het om een te kleine afwijking gaat. Hierbij heeft [partij A] verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag. Daarnaast komt de scheefstand van het plafond volgens [partij A] doordat er een scheefstand in het huis zelf zit.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [partij B] onvoldoende heeft onderbouwd dat de scheefstand van het plafond niet voldoet aan eisen van goed en deugdelijk werk, dat wil zeggen dat er sprake is van een gebrek. Dit blijkt namelijk niet uit het rapport van Home Profs. Daarin staat over het plafond alleen dat deze niet waterpas loopt dan wel dat er een afwijking is van 7 mm. Er staat niet bij of dit een te grote afwijking is, of aan welke marges getoetst moet worden. [partij A] heeft daarnaast gemotiveerd uitgelegd dat de scheefstand geen gebrek is, door erop te wijzen dat er een scheefstand in het huis zelf zit en door verwijzing naar rechtspraak. Gelet op deze gemotiveerde betwisting lag het op de weg van [partij B] om verder te onderbouwen waarom de scheefstand van het plafond volgens hem een gebrek is. Dit heeft [partij B] niet gedaan. Aan bewijslevering, bijvoorbeeld in de vorm van het horen van Home Profs, zoals voorgesteld door [partij B], komt de kantonrechter niet toe. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Immateriële schadevergoeding op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
5.13.
[partij B] vordert een immateriële schadevergoeding van € 500,00 voor – kort gezegd – het door [partij A] overtreden van de AVG.
5.14.
De kantonrechter overweegt het volgende. Voor het vorderen van een schadevergoeding is vereist dat er schade is geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij B] te weinig onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van het door [partij A] in deze procedure inbrengen van de geluidsopname. Hierover heeft [partij B] alleen maar aangevoerd dat hij zich enorm voelt aangetast in zijn persoonlijke levenssfeer. Waar die aantasting uit bestaat, heeft [partij B] niet uitgelegd. Dat is onvoldoende. [partij A] heeft namelijk alleen maar de geluidsopname in deze procedure ingebracht. [partij A] heeft de geluidsopname niet openbaar gemaakt is, maar slechts voor een zeer beperkte kring toegankelijk gemaakt (namelijk zijn eigen advocaat, [partij B] en zijn gemachtigde, en de kantonrechter en de griffier). [partij A] had daar overigens een goede reden voor, namelijk ter onderbouwing van een van zijn stellingen. [partij B] had beter moeten uitleggen waarom hij door dit handelen van [partij A] schade heeft geleden. Nu hij dit niet heeft gedaan zal deze vordering, als onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
Herstel van de wc en douchegoot
5.15.
[partij B] vraagt de kantonrechter om [partij A] te veroordelen om de niet goed functionerende wc en douchegoot op zijn kosten te herstellen. Volgens [partij B] overstroomt de afvoer van de wc en douche na vier of vijf keer gebruiken, en was dit voordat [partij A] de badkamer heeft gerenoveerd niet zo.
5.16.
[partij A] heeft betwist dat hij de herstelkosten voor de afvoer van de wc en douche moet betalen. Allereerst vindt [partij A] dat [partij B] hierover te laat bij hem heeft geklaagd. Verder blijkt volgens [partij A] niet uit het rapport van Home Profs dat dit gebrek er is. Daarnaast heeft [partij A] uitgelegd dat hij de wc en douche op de bestaande afvoer heeft aangesloten, met alleen een minimale verlenging van de afvoer van de douche.
5.17.
De kantonrechter wijst deze vordering af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij B] namelijk onvoldoende onderbouwd dat het overstromen van de afvoer van wc en douche door (de werkzaamheden van) [partij A] komt. Dit blijkt ten eerste onvoldoende uit het rapport van Home Profs. Daarin staat alleen dat de wc en douche niet goed zijn gemonteerd, zonder verdere uitleg. Er staat niet in het rapport waarom de wc en douche volgens Home Profs niet goed zijn aangelegd, en er wordt ook geen reden genoemd voor het niet goed functioneren. Daar komt bij dat [partij A] op de zitting onweersproken heeft uitgelegd dat hij de wc en douche op de bestaande afvoer heeft aangesloten, en dat hij alleen bij de douche de afvoer met 25 centimeter heeft verlengd. Gelet op de betwisting van [partij A] en de nadere uitleg op de zitting had [partij B] beter moeten uitleggen waarom het niet goed functioneren van de wc en douche volgens hem door [partij A] komt. Dit heeft [partij B] niet gedaan. [partij B] heeft dan ook te weinig onderbouwd dat het niet goed functioneren van de wc en douche door [partij A] komt.
Conclusie
5.18.
De vordering van [partij B] tot betaling van een bedrag van € 1.779,39 voor het herstellen van de muur van de slaapkamer naar de badkamer wordt toegewezen. De andere vorderingen van [partij B] worden afgewezen.
De proceskosten
5.19.
Nu partijen over en weer in het gelijk en ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter
In conventie
6.1.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 3.956,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 520,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 1.028,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [partij B] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie
6.5.
veroordeelt [partij A] om aan [partij B] te betalen een bedrag van € 1.779,39,
6.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In conventie en in reconventie
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.8.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van hetgeen onder punt 6.6. en 6.7. is beslist, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024. (wv)