ECLI:NL:RBOVE:2024:2257

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10583674 \ CV EXPL 23-2580
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van persoonsgebonden budget door zorgverzekeraar wegens onvoldoende administratie door de ontvanger

In deze zaak heeft de gedaagde, hierna te noemen [gedaagde], een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. voor verpleging en verzorging. Zilveren Kruis heeft echter een vordering ingesteld tot terugbetaling van de pgb-gelden, omdat zij van mening is dat [gedaagde] geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden. De kantonrechter heeft op 23 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De procedure begon met een tussenvonnis op 26 september 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 februari 2024. Tijdens deze behandeling heeft [gedaagde] een productie overgelegd, maar Zilveren Kruis heeft gesteld dat de administratie van [gedaagde] niet voldeed aan de eisen die gesteld zijn in het Reglement Zorgverzekeringswet Persoonsgebonden Budget. Zilveren Kruis heeft bij brief van 18 september 2018 stukken opgevraagd voor een dossiercontrole, maar [gedaagde] heeft niet de gevraagde informatie kunnen aanleveren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] onvoldoende verantwoording heeft afgelegd over de besteding van de pgb-gelden. De overgelegde urenregistraties waren niet gespecificeerd en er ontbraken belangrijke documenten, zoals bankafschriften en een volledige administratie. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de ontvangen pgb-gelden daadwerkelijk zijn besteed aan de zorg waarvoor deze waren bedoeld.

De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van € 12.156,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.867,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10583674 \ CV EXPL 23-2580
Vonnis van 23 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: Juridisch en Financieel Bureau Rijnmond (JFB).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 september 2023;
- de nagezonden producties 10 en 11 van Zilveren Kruis;
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2024, waarbij [gedaagde] een productie heeft
overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte uitlaten van Zilveren Kruis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[gedaagde] heeft van Zilveren Kruis een pgb toegekend gekregen. [gedaagde] heeft in dat kader zorgkosten gedeclareerd. Zilveren Kruis vordert terugbetaling van de pgb-gelden omdat zij vindt dat [gedaagde] geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden. De kantonrechter wijst de vordering toe. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Zilveren Kruis heeft [gedaagde] op grond van de Zorgverzekeringswet een Persoonsgebonden Budget voor verpleging en verzorging (pgb) toegekend om zelf te voorzien in de voor haar noodzakelijke zorg. Bij de toekenningsverklaring zit een toelichting voor het beheer door [gedaagde] van haar pgb-administratie. De wijkverpleegkundige heeft de zorgbehoefte voor de pgb-aanvraag van [gedaagde] geïndiceerd op 10 uren en 30 minuten. Daarop is ook de omvang van het toegekende pgb gebaseerd.
3.2.
Op de toekenning van een pgb is het Reglement Zorgverzekeringswet Persoonsgebonden Budget (hierna: het reglement) van toepassing. Artikel 8.6 en 8.7 van het reglement luiden, voor zover relevant, als volgt:
Artikel 8 Verplichtingen
6 U bent verplicht om een dossier Zvw-pgb te beheren en na het beëindigen van het
Zvw-pgb voor minimaal 5 jaar te bewaren.
Dit dossier bevat tenminste:
a de volledige pgb-aanvraagformulierenset inclusief bijlagen, indicatie en
zorgovereenkomsten,
b facturen of urenregistraties met naam van de zorgverlener(s) waarop uurloon,
eenheden, de soort zorg en een toelichting op de ontvangen zorg staan,
c bancaire betalingsbewijzen (bewijzen van contante betalingen worden niet
geaccepteerd) of loonstaten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB),
d kopieën van nota’s van zorgverleners en kopieën van ingediende declaraties,
e een beschikking van de rechtbank als u een wettelijk vertegenwoordiger heeft.
7 U bent voorts verplicht om gegevens uit dit dossier zo spoedig mogelijk aan ons te
overhandigen wanneer wij daarom vragen. Ook als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan uw
zorgverleners betaalt, moet u zelf dit dossier beheren.
3.3.
Bij brief van 18 september 2018 heeft Zilveren Kruis bij [gedaagde] stukken opgevraagd in het kader van de dossiercontrole van de pgb-administratie en de door [gedaagde] gedeclareerde zorg in de periode 15 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018.
3.4.
Bij brief van 2 september 2019 heeft Zilveren Kruis aan [gedaagde] het volgende bericht:
“(…)
Wij hebben de stukken van uw persoonsgebonden budget Verpleging en Verzorging (Zvw-pgb) beoordeeld over de periode van 5 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018.
De besteding van uw Zvw-pgb is helaas niet akkoordUit de controle blijkt dat u uw declaraties niet voldoende kunt onderbouwen. U stuurde ons niet de gevraagde informatie uit onze brief van 18 juli 2018.
Wij ontvangen € 12.155,50 van uAlleen van de maand maart 2018 ontvangen we van u een registratie. Van de maanden april tot en met augustus 2018 stuurde u deze niet op. Uit de opgestuurde bankafschriften kunnen we niet opmaken op welke periode de betalingen betrekking heeft. De eerste betaling zichtbaar op het bankafschrift is 16 mei 2018. Dit zal geen betrekking hebben op de door u gedeclareerde periode 5 maart 2018 tot en met 5 april 2018. U moet de gedeclareerde bedragen over de periode 5 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018 aan ons terugbetalen.
(…)”

4.Het geschil

4.1.
Zilveren Kruis vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a) € 11.422,75 aan hoofdsom;
b) € 895,99 aan tot 28 juli 2023 vervallen rente;
c) € 1.077,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d) de wettelijke rente over € 11.422,75 vanaf 28 juli 2023 tot aan de volledige betaling; en
e) de proceskosten.
4.2.
Zilveren Kruis legt aan de vordering ten grondslag, summier samengevat, dat aan [gedaagde] een pgb is verstrekt, maar dat [gedaagde] ondanks haar verplichting daartoe, geen of onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. Zilveren Kruis vordert daarom het reeds betaalde en niet verantwoorde uitbetalingen over 5 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018
als onverschuldigde betaling terug. Minus een tweetal aan [gedaagde] toekomende vergoedingen komt dat neer op een bedrag van € 12.156,00.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Zilveren Kruis, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Zilveren Kruis, met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

pgb-gelden
5.1.
Zilveren Kruis heeft aan [gedaagde] een pgb toegekend over de periode 5 maart 2018 tot en met 31 december 2018. Aan een pgb zijn voorwaarden verbonden, zoals het beheren van een pgb-administratie. Zilveren Kruis heeft op grond van het reglement (zoals ook blijkt uit de toelichting op de toekenningsverklaring) de bevoegdheid om dossiercontroles uit te voeren. Bij brief van 18 september 2018 heeft Zilveren Kruis bij [gedaagde] stukken opgevraagd voor de controle van de pgb-administratie en de door [gedaagde] gedeclareerde zorg in de periode 15 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018.
5.2.
Volgens Zilveren Kruis heeft [gedaagde] ten tijde van de dossiercontrole geen of onvoldoende verantwoording afgelegd. Zo heeft [gedaagde] alleen een urenregistratie van maart 2018 overgelegd. [gedaagde] heeft volgens Zilveren Kruis geen urenregistratie van de maanden april tot en met augustus 2018 aangeleverd. Die zaten ook niet bij haar declaraties. Evenmin heeft [gedaagde] bankafschriften aangeleverd, waaruit blijkt dat de door haar bij Zilveren Kruis gedeclareerde bedragen aan de zorgverlener, in dit geval haar dochter, zijn betaald. In de door Zilveren Kruis overgelegde correspondentie valt te lezen dat de dochter van [gedaagde] tijdens de dossiercontrole meermaals te kennen heeft gegeven dat de administratie wel is bijgehouden, maar dat deze niet compleet was en dat zij meer tijd nodig had om de volledige administratie aan te leveren. De gevraagde stukken heeft zij echter niet aangeleverd. Zilveren Kruis vordert daarom terugbetaling van het gehele pgb dat is toegekend in de periode van 5 maart 2018 tot en met 22 augustus 2018.
5.3.
Bij de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] een met haar dochter gesloten zorgovereenkomst alsmede bankafschriften overgelegd. Daarop staan van Zilveren Kruis ontvangen bedragen vermeld en bedragen die [gedaagde] naar haar dochter heeft overgemaakt. Volgens [gedaagde] heeft zij steeds gedeclareerd via een ingediende urendeclaratie, waarna de ontvangen pgb-gelden door haar zijn overgemaakt naar haar dochter. Volgens [gedaagde] heeft zij alle door Zilveren Kruis gevraagde stukken ingeleverd. Daarnaast heeft [gedaagde] ter zitting een aantal urenregistraties in het geding gebracht. Zilveren Kruis heeft zich daarover bij akte uitgelaten.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de stelling van [gedaagde] dat zij steeds heeft gedeclareerd middels een bij Zilveren Kruis ingediende urendeclaratie, door Zilveren Kruis is weersproken en dat die stelling in het licht van die weerspreking onvoldoende onderbouwd is. Tot aan de zitting op 26 februari 2024 (derhalve ruim vier jaren na de brief van 2 september 2019) was door [gedaagde] (niettegenstaande herhaaldelijke verzoeken daartoe van Zilveren Kruis) namelijk enkel overgelegd een urenregistratie voor de maand maart 2018. Verder heeft [gedaagde] op zitting dan wel verklaard dat de op zitting overgelegde urenregistraties zijn opgemaakt voor de onderhavige procedure en dat die urenregistraties gebaseerd zijn op andere, oorspronkelijke tijdspecificaties, maar die tijdspecificaties zijn niet overgelegd. Kortom, de stelling van [gedaagde] dat zij steeds heeft gedeclareerd met urenspecificaties is onvoldoende onderbouwd en wordt gepasseerd.
5.5.
Het is aan [gedaagde] om urenregistraties te beheren om daarmee voor Zilveren Kruis verifieerbaar te maken of de uitbetaalde pgb-gelden daadwerkelijk zijn besteed aan de zorg waarvoor die gelden betaald zijn. De op zitting overgelegde urenregistraties overtuigen daar echter geenszins toe en wel op grond van het volgende.
5.6.
Op de eerste plaats zijn de urenregistraties van [gedaagde] niet gespecificeerd. Volgens de toelichting op de toekenningsverklaring dient op de urenregistraties te zijn gespecificeerd welke zorg er is verleend en hoeveel tijd daaraan is besteed. In de urenregistraties van [gedaagde] is slechts aangegeven hoeveel uren er per dag aan ‘dagelijkse verzorging’ zijn besteed. Dat is onvoldoende specifiek en maakt een controle achteraf van de gedeclareerde kosten des te lastiger. Bovendien heeft [gedaagde] volgens haar eigen urenregistraties structureel meer uren gedeclareerd dan de geïndiceerde zorgbehoefte van 10 uren en 30 minuten per week. [gedaagde] heeft niet uitgelegd waarom zij dat heeft gedaan. Daarnaast kan uit de overgelegde bankafschriften van [gedaagde] niet worden afgeleid op welke zorgperiode de betreffende betalingen aan haar dochter betrekking hebben. Op de verschillende bankafschriften is namelijk geen omschrijving vermeld. De girale betalingen aan haar dochter zijn zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te rijmen met de door [gedaagde] bij Zilveren Kruis ingediende declaraties. Ten slotte komen de urenregistraties niet overeen met de door [gedaagde] ingediende declaraties. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om toe te lichten hoe de urenregistraties, de bankafschriften en de ingediende declaraties zich tot elkaar verhouden. Dat heeft zij niet gedaan. Zonder toelichting van [gedaagde] kan de kantonrechter aan haar stukken geen touw vastknopen.
5.7.
De conclusie is dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de gedeclareerde kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat de ontvangen pgb-gelden daaraan zijn besteed. Dit betekent dat [gedaagde] de ontvangen pgb-gelden als onverschuldigd betaald aan Zilveren Kruis moet terugbetalen. De vordering van Zilveren Kruis is dus toewijsbaar.
buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
Zilveren Kruis vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen omdat Zilveren Kruis geen aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft overgelegd.
proceskosten
5.9.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zilveren Kruis worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
1.384,00
- salaris gemachtigde
1.218,00
(3,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.867,49

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 12.156,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 11.422,75, met ingang van 28 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.867,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024. (DG)