ECLI:NL:RBOVE:2024:2255

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10736497 \ CV EXPL 23-3880
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een zakelijke lening met borgstelling en betalingsachterstand

In deze zaak heeft Qredits een zakelijke lening van € 50.000,00 verstrekt aan gedaagde 1, met gedaagde 2 als borg. De kredietovereenkomst bevatte bepalingen die de lening opeisbaar maken bij betalingsachterstand. Gedaagde 1 erkent een betalingsachterstand, maar betwist de vordering niet. Gedaagde 2 betwist niet dat zij borg staat. Gedaagde 1 heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen met Qredits, maar dit is niet gelukt. De kantonrechter heeft de vordering van Qredits toegewezen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van gedaagde 1, die stelt dat zijn bedrijf door de coronacrisis in financiële problemen is geraakt. De kantonrechter oordeelt dat Qredits niet verplicht kan worden tot het verlenen van uitstel van betaling. De vordering van Qredits tot betaling van € 25.000,00, vermeerderd met contractuele rente van 8,75%, wordt toegewezen. Gedaagde 1 en gedaagde 2 worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de betaling. De proceskosten worden ook aan hen opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10736497 \ CV EXPL 23-3880
Vonnis van 23 april 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING QREDITS MICROFINANCIERING NEDERLAND,
gevestigd in Almelo,
eisende partij,
hierna te noemen: Qredits,
gemachtigde: M. Bakker (GGN),
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
procederend zonder gemachtigde.

1.De zaak in het kort

1.1.
Qredits heeft aan [gedaagde 1] een zakelijke lening verstrekt ter hoogte van € 50.000,00. [gedaagde 2] staat hiervoor borg. In de kredietovereenkomst is bepaald dat bij een betalingsachterstand, het nog verschuldigde bedrag in één keer opeisbaar is. [gedaagde 1] erkent dat hij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan en betwist de vordering van Qredits niet. [gedaagde 2] betwist niet dat zij borg staat. Volgens [gedaagde 1] is het niet mogelijk geweest om met Qredits tot een betalingsregeling te komen. De kantonrechter volgt [gedaagde 1] hierin niet en wijst de vordering van Qredits toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte van [gedaagde 1] ;
  • de digitale mondelinge behandeling van 23 februari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.
3. De feiten
3.1.
In april 2019 hebben Qredits en [gedaagde 1] een kredietovereenkomst gesloten waarmee Qredits aan [gedaagde 1] een annuïtaire lening heeft verstrekt ter hoogte van € 50.000,00 met een looptijd van 66 maanden (hierna: ‘de kredietovereenkomst’). In de kredietovereenkomst is bepaald dat de lening alleen bedoeld is voor de financiering van bedrijfsmiddelen of bedrijfsactiviteiten.
3.2.
Voor zover van belang is in de kredietovereenkomst verder nog het volgende opgenomen:

Aflosvrije periode:Je lost de eerste6maanden niet af. Je betaalt wel al vanaf het begin de maandelijkse rente.”
Rente:De rente is8,75%per jaar. Je betaalt deze rente over het kredietbedrag of het onafgeloste gedeelte daarvan. […]
Maandbedrag:Je betaalt60maanden elke maand € 1.1031,86 dit bedrag bestaat uit een deel aflossing en een deel rente. […]
[…]
Zekerheidsstelling
Zekerheiden
Wij spreken de volgende zekerheidsstelling met jou af:

Een stilleverpanding van de activa die bij jouw onderneming horen.

Een borgtocht van € 50.000,00 op naam van mevrouw [gedaagde 2] .”
3.3.
Op de kredietovereenkomst zijn de algemene voorwaarden microkrediet van toepassing verklaard. In artikel 9 van deze algemene voorwaarden is bepaald:
“9. Het recht om meteen terugbetaling te vorderen
9.1
In sommige gevallen hebben wij het recht om het Krediet op te eisen. Hierbij geldt dat de Overeenkomst blijft bestaan totdat aan alle verplichtingen is voldaan.
9.2
Als jij je niet meer aan de afspraken houdt uit de Overeenkomst, hebben wij het recht om het bedrag dat je ons nog verschuldigd bent, in één keer op te eisen en een boete in rekening te brengen voor de rente die wij mislopen, omdat de Overeenkomst eerder wordt beëindigd. De mogelijkheid om op te eisen en de boete in rekening te brengen geldt in de volgende situaties:
a. Je bent een van de verplichtingen uit de Overeenkomst of Algemene Voorwaarden niet nagekomen. Je wordt in dat geval in gebreke gesteld. Kom je de verplichting
binnen 8 dagen nadat je in gebreke bent gesteld na, dan vervalt de opeisbaarheid. Kom je je verplichtingen niet binnen 8 dagen na, dan hebben wij dus het recht
om het nog verschuldigde bedrag en de boete op te eisen.”
3.4.
In april 2019 zijn Qredits en [gedaagde 2] een borgtochtovereenkomst aangegaan op grond waarvan [gedaagde 2] zich borg heeft gesteld voor de gehele lening van € 50.000,00 (plus rente en kosten) die Qredits aan [gedaagde 1] heeft verstrekt (hierna: ‘de borgtochtovereenkomst’). In de borgtochtovereenkomst is bepaald dat de borgtocht geldig blijft totdat [gedaagde 1] de lening in haar geheel heeft terugbetaald aan Qredits.
3.5.
De lening was in eerste instantie bedoeld voor het opstarten van een beveiligingsbedrijf. Uiteindelijk heeft [gedaagde 1] een beheerbedrijf opgericht voor de verhuur en schoonmaak van vakantiewoningen. [gedaagde 1] heeft de eerste vier maanden van de kredietovereenkomst de rente betaald. De laatste betaling is van augustus 2019.
3.6.
Op 3 juli 2020 stuurt Qredits een e-mail aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waarin zij [gedaagde 1] in gebreke stelt omdat er een betalingsachterstand van € 2.615,62 aan rente en € 2.016,46 aan aflossing is ontstaan. In de brief verzoekt Qredits om betaling binnen acht dagen. In dezelfde brief deelt Qredits mee dat zij bij verzuim het recht heeft om het totaal nog openstaande bedrag op te eisen. Qredits vermeldt ook dat zij de betalingsachterstand bij het Bureau Krediet Registratie (hierna: ‘BKR’) heeft moeten melden.
3.7.
Nadat betaling is uitgebleven, heeft Qredits de incasso van haar vordering overgedragen aan haar gemachtigde GGN. Vanaf 17 juli 2020 is er contact tussen GGN en [gedaagde 1] , maar betaling door [gedaagde 1] is uitgebleven.
3.8.
De betalingsachterstand aan de hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en rente is opgelopen tot in totaal € 70.099,03. In deze procedure vordert Qredits € 25.000,00.

4.Het geschil

4.1.
Qredits vordert, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 25.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 8,75%. Qredits vordert ook de proceskosten. Qredits beroept zich op nakoming van de krediet- en borgtochtovereenkomst.
4.2.
[gedaagde 1] erkent de betalingsachterstand uit de kredietovereenkomst en [gedaagde 2] bewist niet dat zij zich met de borgtocht aansprakelijk heeft gesteld voor de betalingsachterstand van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] wil tot een betalingsregeling komen, maar omdat Qredits onbereikbaar is en haar gemachtigde GGN geen rekening houdt met zijn omstandigheden, is dit niet mogelijk en handelt Qredits onredelijk, aldus [gedaagde 1] . [gedaagde 1] verzoekt de kantonrechter hem twee jaar uitstel van betaling te verlenen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover dat nodig is voor de beslissing, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde 1] wil de ontstane schuld die hij erkent terugbetalen, maar stelt dat hij hiervoor op dit moment geen geld heeft. [gedaagde 1] geeft aan dat het beheerbedrijf waarvoor de lening bedoeld was, door de coronacrisis ten onder is gegaan. Inmiddels heeft [gedaagde 1] eenzelfde soort bedrijf opgericht en daarvoor in juni 2023 van de gemeente Deventer een krediet ontvangen ter hoogte van € 30.000,00. Dat de gemeente Deventer deze lening heeft verstrekt, laat volgens [gedaagde 1] zien dat zijn ondernemingsplan geloofwaardig en levensvatbaar is. Ook heeft [gedaagde 1] zich aangemeld bij het Budget Adviesbureau Deventer. Tegen deze achtergrond heeft [gedaagde 1] het vertrouwen dat hij de schuld tegen het einde van de looptijd van de lening kan aflossen.
5.2.
[gedaagde 1] wil dan ook tot een betalingsregeling komen. De noodzaak van een regeling wordt volgens [gedaagde 1] benadrukt door zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij op dit moment afhankelijk is van een BBZ-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen). [gedaagde 1] stelt herhaaldelijk te hebben geprobeerd contact te krijgen met Qredits om tot een oplossing te komen, maar hij ontvangt geen reactie van Qredits. Ook met GGN is het niet mogelijk om tot een regeling te komen omdat zij zich star opstelt, aldus [gedaagde 1] . Omdat het niet lukt met Qredits tot een betaalafspraak te komen, verzoekt [gedaagde 1] dat de kantonrechter hem twee jaar uitstel van betaling verleent.
[gedaagde 1] krijgt geen uitstel van betaling
5.3.
De kantonrechter overweegt dat zij Qredits in deze procedure niet tot het verlenen van uitstel van betaling (of tot het treffen van een andere soort betalingsregeling) kan verplichten. Los daarvan ziet de kantonrechter ook geen aanleiding voor een dergelijke verplichting. De kantonrechter volgt [gedaagde 1] namelijk niet in zijn stelling dat Qredits en GGN niet bereikbaar zijn geweest om over een oplossing te praten en tot een regeling te komen. Uit de gedingstukken komt duidelijk naar voren dat het, na het ontstaan van de betalingsachterstanden, juist Qredits was die contact met [gedaagde 1] zocht om tot een regeling te komen. Dat Qredits daar na verloop van tijd, toen herhaaldelijk aandringen zonder effect bleef, niet meer voor voelde, valt haar niet te verwijten.
5.4.
Tijdens de digitale mondelinge behandeling heeft Qredits nog aangegeven dat het innen van de vordering voor een periode werd stilgezet omdat [gedaagde 1] had aangeboden zijn huis in Spanje te verkopen om zo de lening af te lossen, maar dit blijkt niet te zijn uitgevoerd. [gedaagde 1] heeft dit ook niet betwist.
[gedaagde 1] moet € 25.000,00 betalen
5.5.
Gelet op het bovenstaande, is [gedaagde 1] jegens Qredits tot betaling gehouden. Nu [gedaagde 1] de betalingsachterstand niet betwist en verder geen verweer ertegen voert, zal de kantonrechter de vordering van Qredits tot betaling van € 25.000,00 toewijzen. De kantonrechter begrijpt dat de persoonlijke en financiële situatie van [gedaagde 1] penibel is en dat dit hem zwaar valt, maar dat kan hier niet tot een ander oordeel leiden.
[gedaagde 1] moet 8,75% rente betalen
5.6.
Qredits vordert vanaf de dag van de dagvaarding 8,75% aan contractuele rente per jaar over € 25.000,00 omdat [gedaagde 1] niet op tijd is overgegaan tot betaling. Aangezien het vaststaat dat [gedaagde 1] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan, het gevorderde rentepercentage voortvloeit uit de kredietovereenkomst en [gedaagde 1] tegen de verschuldigdheid van de contractuele rente ook geen verweer heeft gevoerd, zal de kantonrechter dit deel van de vordering eveneens toewijzen.
De vordering van Qredits tegen [gedaagde 2] zal worden toegewezen
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 2] zich tot een maximum van € 50.000,00, plus rente en kosten borg heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen die uit hoofde van de kredietovereenkomst op [gedaagde 1] rusten. [gedaagde 2] voert ook geen verweer tegen de borgstelling. Nu de kantonrechter tot de conclusie is gekomen dat [gedaagde 1] € 25.000,00 en hierover 8,75% rente per jaar is verschuldigd aan Qredits, kan Qredits ook [gedaagde 2] aanspreken tot betaling hiervan.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hoofdelijk aansprakelijk
5.8.
De conclusie luidt dat Qredits en [gedaagde 2] hoofdelijk zullen worden veroordeeld om € 25.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 8,75% per jaar, aan Qredits te betalen. Dit betekent dat Qredits zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] kan dwingen het hele bedrag te betalen. Als de één (een gedeelte) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen
5.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen in het ongelijk worden gesteld en zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Onder deze proceskosten vallen ook de nakosten. De proceskosten van Qredits worden begroot op:
- Kosten van de dagvaarding:
137,37
- Griffierecht:
1.384,00
- Salaris gemachtigde:
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- Nakosten:
135,00
(plus de kosten van betekening zoals in de beslissing vermeld)
Totaal
2.742,37
De uitvoerbaarheid bij voorraad wordt toegewezen
5.10.
De vorderingen zullen, zoals door Qredits gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat het vonnis meteen kan worden uitgevoerd, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalend de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Qredits te betalen een bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8,75% per jaar over € 25.000,00, met ingang van de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de één betalend de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om aan Qredits te betalen de proceskosten van € 2.742,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.