ECLI:NL:RBOVE:2024:2233

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10988013 \ CV EXPL 24-644
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Mijande Wonen en een gedaagde huurder. De Woningstichting vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van een huurachterstand van € 2.766,00. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar was het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming, en verwees naar zijn financiële omstandigheden en de hulp die hij zocht voor schuldhulpverlening. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van de gedaagde zodanig groot was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De partijen hadden echter een betalingsregeling getroffen, wat leidde tot voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de gedaagde erop dat overtreding van de voorwaarden zou leiden tot ontruiming van de woning. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10988013 \ CV EXPL 24-644
Vonnis van 23 april 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eisende partij, verder te noemen de Woningstichting,
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Op de rolzitting van 19 maart 2024 is een mondelinge behandeling bepaald op
23 april 2024.
1.3.
Bij brief van de Woningstichting van 27 maart 2024 is mededeling gedaan van de betalingsregeling, zoals die door partijen is overeengekomen. De mondelinge behandeling van 23 april 2024 is gelet hierop niet doorgegaan.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van de Woningstichting de woning gelegen aan de [adres] (gemeente [gemeente] ) tegen een huurprijs van op dit moment € 553,20 (inclusief servicekosten) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen van € 2.766,00 , berekend tot en met maart 2024.

3.Het geschil

3.1.
De Woningstichting vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand en de (proces)kosten.
3.2.
Aan deze vordering legt de Woningstichting ten grondslag dat [gedaagde] de betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] erkent de betalingsachterstand, maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. Vanwege financiële omstandigheden was hij niet in staat om de (achterstallige) huur te voldoen. Inmiddels heeft hij weer werk en inkomsten. Daarnaast heeft [gedaagde] hulp gezocht bij Hoofd en Hart in Raalte voor schuldhulpverlening.

4.De beoordeling

de huurachterstand

4.1.
Omdat [gedaagde] erkent dat hij de huurachterstand van € 2.766,00 moet betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
de ontbinding en ontruiming
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding (HR ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand van [gedaagde] zodanig groot is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.4.
Partijen hebben echter onder verband van vonnis een betalingsregeling getroffen, zoals opgenomen in voormelde brief van 27 maart 2024. Partijen hebben ingestemd met voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming onder de hieronder vermelde voorwaarden. De kantonrechter zal de regeling hierna opnemen in het dictum.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat overtreding van de genoemde voorwaarden door hem automatisch met zich brengt dat de huurovereenkomst alsnog is ontbonden en hij de woning alsnog zal moeten ontruimen als de Woningstichting dat verlangt (en het vonnis ten uitvoer legt). De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
wettelijke rente
4.5.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
In artikel 4.3 van de algemene huurvoorwaarden, versie 1 november 2022, is ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten het volgende opgenomen:
“Betaalt u de huur niet, niet volledig of niet op tijd? Dan schakelen we een deurwaarder in. U betaalt daarvoor incassokosten. De hoogte van dit bedrag hangt af van uw situatie. Kijk hiervoor in artikel 2 van het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’.”
4.7.
Dit brengt met zich dat de kantonrechter, los van de vraag of de Woningstichting er in deze procedure een beroep op doet, verplicht is om ambtshalve te toetsen of dit beding een eerlijk beding is. De stelling dat de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is op grond van de wet doet daar onvoldoende aan af. Een en ander volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van 8 december 2022 [1] .
4.8.
Op grond van de wet is een consument pas incassokosten verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. In het beding is deze verplichting niet opgenomen. De kantonrechter is hierdoor van oordeel dat dit beding ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Daarmee wordt het beding als oneerlijk beoordeeld en is de consument daaraan niet gebonden.
4.9.
Uit vaste jurisprudentie [2] volgt dat de inhoud van het beding niet kan worden herzien. Evenmin kan door afstand van de rechten die uit het beding zouden voortvloeien c.q. aanpassing van de vordering aan het aanvullend recht dat zonder het beding van toepassing zou zijn geweest, worden bewerkstelligd dat de vordering ten dele toewijsbaar is.
4.10.
Dit zou anders kunnen zijn als de nietigheid van dit beding de kantonrechter verplicht om de overeenkomst in haar geheel te vernietigen [3] , maar dat doet zich hier niet voor. De Woningstichting heeft dus geen recht op de incassokosten.
de proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de grotendeels verliezende partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van de Woningstichting conform de betalingsregeling begroot op een bedrag van € 1.106,40.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de Woningstichting een bedrag van € 2.787,96 (aan huurachterstand tot en met maart 2024
€ 2.766,00 en aan wettelijke rente tot en met 21 maart 2024 € 21,96);
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.106,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] (gemeente [gemeente] ) en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle personen en zaken die zich vanwege hem daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van de Woningstichting te stellen, indien en zodra binnen één jaar na heden aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig de wekelijkse termijn ad € 50,00, die hij uiterlijk op de vrijdag van elke week moet betalen totdat de betalingsachterstand (zie 5.1.) en de proceskosten (zie 5.2.) volledig zijn betaald. De regeling van € 50,00 per week wordt aangegaan voor de duur van maximaal vijf maanden en zal na verloop van deze termijn, of zoveel eerder als mogelijk, opnieuw worden beoordeeld. Zo mogelijk zal dan een hogere aflossing moeten plaatsvinden. De aflossingen dienen plaats te vinden op de derdenrekening van de gemachtigde van de Woningstichting onder vermelding van het dossiernummer [dossiernummer] ;
- [gedaagde] betaalt niet of niet tijdig (uiterlijk de 1e van iedere maand) de maandelijkse huur.
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag gelijk aan de geldende huurprijs als vergoeding voor voortgezet gebruik voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning vanaf de eventuele ontbinding in gebruik heeft tot en met de dag van ontruiming;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024. (ak)

Voetnoten

1.HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971
2.bijvoorbeeld HvJEU 26 januari 2017, C421/14, ECLI:EU: C:2017:60 (Banco Primus); HvJEU 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia)
3.HvJEU 21 januari 2015, C-482/13, C-484/13, C-485/13, C-487/13, ECLI:EU:C:2015:21 (Unicaja Banco)