ECLI:NL:RBOVE:2024:223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
308057 FT RK 24/6
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag uit de bewaring en verlenging van de bewaring in faillissementszaak

Op 12 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beschikking gegeven in de zaak van [verzoeker], die in een faillissementsprocedure verkeert. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] tot ontslag uit de verzekerde bewaring afgewezen en het verzoek van de curator tot verlenging van de bewaring toegewezen. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] nog steeds niet voldoet aan zijn informatieverplichting op grond van de Faillissementswet. De rechtbank baseerde haar beslissing op de bevindingen van de curator, die aangaf dat [verzoeker] onvoldoende meewerkt en zijn verklaringen steeds aanpast aan de informatie die de curator verkrijgt. De rechtbank benadrukte dat de huidige stand van zaken een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [verzoeker] rechtvaardigt, mede gezien de belangen van de curator en de noodzaak voor volledige openheid van zaken van [verzoeker]. De rechtbank heeft de termijn van de in verzekerde bewaringstelling met dertig dagen verlengd en het verzoek van [verzoeker] tot opheffing of schorsing van de bewaring afgewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke situatie van [verzoeker], waaronder zijn wens om contact te herstellen met zijn kinderen, maar oordeelde dat dit niet opweegt tegen de noodzaak van de bewaring.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 308057 FT RK 24/6
Faillissementsnummer: F.08/23/52
datum beschikking: 12 januari 2024

Beschikking ex artikelen 87 en 88 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Gelet op het vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2023, waarbij in staat van faillissement is verklaard:

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
met benoeming van mr. A.H. Margadant, lid van deze rechtbank, tot rechter-commissaris,
en met aanstelling van mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo, tot curator.

Het procesverloop

Bij beschikking van 13 juli 2023 heeft de rechtbank de verzekerde bewaring van [verzoeker] bevolen. Dat bevel is op 17 oktober 2023 ten uitvoer gelegd.
Bij (kop-staart) beschikking van 14 november 2023, schriftelijk uitgewerkt op 17 november 2023, heeft de rechtbank de termijn van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [verzoeker] met dertig dagen verlengd.
Bij (kop-staart) beschikking van 11 december 2023, schriftelijk uitgewerkt op 13 december 2023, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verzoeken van [verzoeker] om de beschikking van de rechtbank van 14 november 2023 te vernietigen en de in verzekerde bewaringstelling op te heffen, zo nodig onder het stellen van voorwaarden, althans te bepalen dat de tenuitvoerlegging in de woning van zijn broer plaatsheeft, afgewezen en de beschikking van de rechtbank van 14 november 2023 bekrachtigd.
Bij (kop-staart) beschikking van 14 december 2023, schriftelijk uitgewerkt op 19 december 2023, heeft de rechtbank de verzoeken van [verzoeker] om de in verzekerde bewaring op te heffen dan wel te schorsen, althans te bepalen dat de tenuitvoerlegging in de woning van de broer van [verzoeker] plaatsheeft, dan wel om de in verzekerde bewaringstelling met tien dagen te verlengen, afgewezen en de termijn van de inbewaringstelling met dertig dagen verlengd.
Mr. D.C.O. Ayinla, advocaat te Rotterdam, heeft op 3 januari 2024 namens [verzoeker] een verzoekschrift ex art. 88 Fw. ingediend en primair verzocht om [verzoeker] uit de verzekerde bewaring te ontslaan, subsidiair om de inbewaringstelling te schorsen zo nodig onder door de rechtbank te bepalen schorsingsvoorwaarden.
De curator heeft bij verzoekschrift van 4 januari 2024 verzocht om de termijn van de inbewaringstelling van [verzoeker] opnieuw met dertig dagen te verlengen.
De rechter-commissaris heeft op 8 januari 2024 haar standpunt ten aanzien van zowel het verzoek van [verzoeker] als het verzoek van de curator van 3 respectievelijk 4 januari 2024 schriftelijk kenbaar gemaakt.
Op 9 januari 2024 zijn zowel het verzoek van de curator strekkende tot verlenging van de verzekerde bewaring als het verzoek van [verzoeker] om de verzekerde bewaring op te heffen dan wel te schorsen, ter zitting met gesloten deuren behandeld en zijn [verzoeker], bijgestaan door mr. Ayinla, en de curator gehoord.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het verzoek van [verzoeker] en het standpunt van [verzoeker] ten aanzien van het verzoek van de curator
[verzoeker] heeft verzocht om de verzekerde bewaring met onmiddellijke ingang op te heffen, dan wel deze, zo nodig onder door de rechtbank te stellen voorwaarden, te schorsen. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er volgens hem geen gronden meer zijn die de in verzekerde bewaringstelling rechtvaardigen. Hij stelt volledige medewerking te verlenen doordat hij voldoet aan zijn inlichtingenplicht. Zo heeft hij de curator verschillende malen telefonisch benaderd en gevraagd naar de stand van zaken alsmede de openstaande vragen betreffende de afwikkeling van het faillissement. [verzoeker] meent alle gestelde vragen te hebben beantwoord en is bereid dit ook in de toekomst te blijven doen. Ook heeft hij herhaaldelijk proactief informatie verstrekt aan de curator. Om die redenen zou [verzoeker] met onmiddellijke ingang uit de verzekerde bewaring moeten worden ontslagen.
Indien onverhoopt toch gronden mochten worden aangenomen die een verlenging van de in verzekerde bewaringstelling rechtvaardigen verzoekt [verzoeker] subsidiair om schorsing. In verband met een slepende echtscheidingszaak heeft [verzoeker] zijn dochters van 5 en 9 jaar al 15,5 maand niet gezien. Vlak voordat hij werd opgepakt was er een akkoord bereikt met de moeder van zijn kinderen en de jeugdbescherming over een omgangsregeling. Deze omgangsregeling is vervolgens beëindigd vanwege het feit dat hij gedetineerd zit. Om de omgangsregeling te kunnen hervatten is het noodzakelijk dat [verzoeker] op vrije voeten is. [verzoeker] meent dat het herstel van het contact en daarmee de band tussen vader en dochters een zwaarwegend schorsingsbelang oplevert, mede gelet op artikel 7 EVRM (de rechtbank begrijpt artikel 8 EVRM). Daarbij is hij voor zover nodig bereid zich te houden aan eventueel door de rechtbank op te leggen schorsingsvoorwaarden. [verzoeker] meent aldus dat zijn persoonlijk belang zwaarder weegt dan het belang om hem in bewaring te houden.
Het verzoek van de curator en het standpunt van de curator ten aanzien van het verzoek van [verzoeker]
De curator heeft verzocht om de verzekerde bewaring met dertig dagen te verlengen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat [verzoeker] nog steeds onvoldoende meewerkt. Het gaat volgens de curator nog altijd om de contante gelden in het vakantiehuisje, de laptop en de waardebonnen. Alleen al gezien de steeds wisselende verklaringen, acht de curator deze verklaringen weinig geloofwaardig. Zo heeft [verzoeker] onlangs verklaard dat er in het vakantiehuisje nooit meer dan ongeveer € 12.500,00 aan contant geld zou hebben gelegen. Met de € 30.000,00 die hij heeft benoemd in het Whatsapp-bericht aan zijn broer, zou de totale waarde van de contante gelden en de handel die in het vakantiehuisje zouden liggen, worden bedoeld. Daarnaast zijn de verklaringen van [verzoeker], zowel ten aanzien van het contante geld als ten aanzien van de laptop, volgens de curator volstrekt onwaarschijnlijk en simpelweg in strijd met de beelden die te zien zijn op het filmpje dat door de curator is aangetroffen op de telefoon van [verzoeker].
Inmiddels heeft de curator ook inzage in de bankafschriften van de Openbank. Het betreffen vijf lopende rekeningen en één spaarrekening. Na bestudering van deze bankafschriften constateert de curator dat [verzoeker] de beschikking heeft gehad over in ieder geval nog een bankrekening. Zolang [verzoeker] geen openheid geeft over de bank(en) en bankrekening(en) waarover hij nog meer beschikte dient de huidige verzekerde bewaring volgens de curator te worden voortgezet.

Het standpunt van de rechter-commissaris

In haar schriftelijke standpunt van 8 januari 2024 maakt de rechter-commissaris kenbaar dat zij de verklaring van [verzoeker] met betrekking tot de contante gelden, de waardebonnen en de laptop ongeloofwaardig acht. Ook met betrekking tot de bankrekeningen laat [verzoeker] volgens haar niet het achterste van zijn tong zien.
De rechter-commissaris is van mening dat [verzoeker] nog steeds niet voldoet aan de op hem rustende inlichtingenplicht. Hij legt weliswaar verklaringen af, maar past deze verklaringen aan naar gelang de curator na eigen onderzoek aan andere of meer informatie komt. Pas als [verzoeker] volledig openheid van zaken geeft is de rechter-commissaris bereid een voordracht te doen om hem uit de in verzekerde bewaringstelling te ontslaan. Het belang van de door [verzoeker] aangehaalde omgangsregeling maakt dat niet anders. [verzoeker] heeft het zelf in de hand wanneer er weer een begin met die omgangsregeling kan worden gemaakt. Hij hoeft daartoe slechts volledig openheid van zaken te geven. Het voorgaande maakt dat de rechter-commissaris van mening is dat de in verzekerde bewaringstelling met dertig dagen moet worden verlengd.

De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gronden voor de in verzekerde bewaringstelling van [verzoeker] nog onverkort aanwezig zijn, nu [verzoeker] nog steeds niet voldoet aan de op hem als failliet op grond van artikel 105 van de Faillissementswet (Fw) rustende informatieverplichting.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat de huidige stand van zaken betreffende het (niet) voldoen aan de op [verzoeker] rustende informatieverplichting, mede afgewogen naar hetgeen is bepaald in artt. 5 en 6 EVRM, een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [verzoeker] rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat de termijn van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling opnieuw moet worden verlengd met een termijn van met dertig dagen en dat er van opheffing, dan wel schorsing geen sprake kan zijn. Het volgende wordt daartoe overwogen.
De curator heeft bij zijn verzoek om de termijn van de in verzekerde bewaringstelling te verlengen twee bankafschriften van de Openbank gevoegd. Uit deze bankafschriften blijkt dat eind mei en begin juni 2023 bedragen zijn overgemaakt van andere bankrekeningen die op naam van [verzoeker] staan, naar deze twee bankrekeningen bij de Openbank. In verband met de Spaanse privacywetgeving - Openbank is gevestigd in Madrid - worden er geen tegenrekeningen vermeld op de bankafschriften. De curator kan dus niet zien vanaf welke bankrekening deze bedragen worden overgeschreven. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat sprake was van één hoofdrekening en diverse aan deze hoofdrekening gekoppelde sub-rekeningen. De betreffende overboekingen betroffen volgens [verzoeker] interne overboekingen binnen dezelfde bankomgeving.
Na bestudering van alle bankafschriften die de curator inmiddels heeft ontvangen van de Openbank heeft hij geconstateerd dat de betreffende overboekingen geen interne overboekingen zijn vanaf de andere bankrekeningen die werden aangehouden door [verzoeker] bij de Openbank. Deze zouden dan immers door de curator op de andere bankafschriften zichtbaar moeten zijn. Dit maakt dat de rechtbank met de curator van oordeel is dat er geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat [verzoeker] kennelijk nog beschikte over een of meerdere bankrekeningen bij een andere bank. De enkele verklaring van [verzoeker] dat het om interne overboekingen ging is in dat licht onvoldoende.
De rechtbank ziet dat [verzoeker] notie heeft genomen van de overwegingen van de rechtbank uit de beschikking van 14 december 2023, inhoudende dat van hem mag worden verwacht dat hij de curator gevraagd en ongevraagd van informatie voorziet. Met de rechter-commissaris en de curator is de rechtbank echter van oordeel dat [verzoeker] weliswaar verklaringen aflegt, maar dat hij zijn verklaringen steeds aanpast naar gelang de curator met meer informatie komt. Zo verandert hij telkens zijn verklaring met betrekking tot de hoogte van het bedrag dat aan contanten in het vakantiehuisje zou hebben gelegen en blijft hetgeen hij verklaart in strijd met de door hem zelf verstuurde Whatsapp-berichten en gemaakte filmpjes.
De verklaring dat de laptop van een kennis uit het criminele circuit zou zijn, dat [verzoeker] deze laptop alleen zou mogen gebruiken wanneer deze persoon bij hem op bezoek was en dat hij de laptop daarom niet kan afgeven, acht de rechtbank eveneens niet geloofwaardig. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat deze kennis aanwezig was bij het maken van het filmpje dat de curator op de telefoon van [verzoeker] heeft aangetroffen.
Ongeacht of deze persoon daadwerkelijk bij het maken van het filmpje aanwezig was, stelt de rechtbank grote vraagtekens bij deze verklaring. [verzoeker] heeft eerder verklaard dat hij er een luxueuze levensstijl op na hield. Uit de e-mail van de curator aan mr. Ayinla van 27 december 2023 blijkt dat in de periode van medio april 2023 tot en met juli 2023 ruim
€ 260.000,00 is afgeschreven wegens overboekingen aan derden en contante opnames. Daarnaast schrijft de curator in diezelfde e-mail dat in een periode van vijf weken in totaal € 91.000,00 werd gepind door [verzoeker]. Uit het filmpje op de telefoon van [verzoeker] blijkt volgens de curator dat in de doos waarin de laptop zat, geld zat. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat op het moment dat [verzoeker] in het bezit is en gebruik maakt van de doos waarin de laptop werd verkocht dat hij dan ook de eigenaar van deze laptop is, tenzij de kennis kan aantonen dat hij de eigenaar is.
Vorenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de huidige stand van zaken betreffende het (niet) voldoen aan de op [verzoeker] rustende inlichtingenplicht, een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [verzoeker] gerechtvaardigd en proportioneel is, nu ook in hetgeen overigens door [verzoeker] naar voren is gebracht geen aanleiding wordt gezien om de bewaring op te heffen. De rechtbank begrijpt dat de bewaring [verzoeker] zwaar valt en dat hij zijn dochters graag weer wil zien, maar gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen acht de rechtbank de bewaring nog steeds gerechtvaardigd en een minder vergaande maatregel niet aan de orde. Integendeel, dit zou juist een aansporing moeten zijn om (spoedig) volledig mee te werken en volledig openheid van zaken te geven.
Gezien het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de curator tot verlenging van de termijn van het bevel tot in verzekerde bewaringstelling toewijzen en het verzoek van [verzoeker] tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afwijzen.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de verzekerde bewaring van
[verzoeker],voornoemd.
Beveelt de verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaring stelling van
[verzoeker],voornoemd van kracht is, met dertig dagen.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven te Almelo op 12 januari 2024 door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek en W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.E. van der Lee – Klein Rot, griffier.