In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 24 april 2024, wordt het beroep van [eisers] tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van een gebouw voor de huisvesting van arbeidsmigranten in IJsselmuiden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de tuinders die beroep hebben ingesteld, belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, omdat hun plannen voor eigen huisvesting mogelijk worden bemoeilijkt door de vergunning die aan Esprit is verleend. De rechtbank verklaart het beroep van de tuinders ongegrond, omdat de door hen aangevoerde gronden niet voldoende zijn om de omgevingsvergunning te vernietigen. De rechtbank stelt vast dat de vergunning in overeenstemming is met de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Crisis- en herstelwet (Chw). De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning voor de huisvesting van maximaal 120 arbeidsmigranten in 70 wooneenheden kan worden gehandhaafd, ondanks de bezwaren van de tuinders. De rechtbank wijst erop dat de vergunning ook voorschriften bevat die de huisvesting beperken tot arbeidsmigranten die in de polder werken, en dat het college voldoende mogelijkheden heeft om deze voorschriften te handhaven. De rechtbank benadrukt dat de behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten in de polder groot is, en dat het college in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het project financieel uitvoerbaar is. De rechtbank verklaart het beroep van de tuinders ongegrond en bevestigt de geldigheid van de omgevingsvergunning.