De Woonplaats vordert - samengevat –
- om [gedaagde] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 2] te ontruimen, met al hetgeen daartoe behoort en al wie daarin aanwezig is, en in goede staat en met afgifte van de sleutels op te leveren en ontruimd te houden;
- om [gedaagde] te veroordelen aan De Woonplaats te betalen de huurachterstand, op het moment van dagvaarden tot en met 25 maart 2024 begroot op € 2.351,68;
- om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 586,93 per maand voor huur vanaf 1 april 2024 tot aan de dag van de ontruiming;
- om [gedaagde] te veroordelen in de kosten en de nakosten van deze procedure.
Ter onderbouwing voert De Woonplaats het volgende aan. Vanaf 2018 ontvangt de Woonplaats klachten van omwonenden over overlast veroorzaakt door [gedaagde] . Er zijn in de loop der jaren verschillende conflicten geweest met de overburen, die melden dat [gedaagde] bij hen aan de deur kwam en daarbij schreeuwde, waardoor zij zich bedreigd voelden. Buurtbemiddeling is ingeschakeld, maar het gesprek is geëscaleerd en heeft niets opgeleverd. [gedaagde] heeft vervolgens geklaagd over overlast van de werkauto van de buren; toen De Woonplaats haar naar de politie of de gemeente verwees, heeft [gedaagde] verklaard het recht in eigen hand te zullen nemen. Meerdere buren hebben te kennen gegeven geen meldingen te willen doen omdat zij bang zijn voor het gezin. De meldingen die wel in het dossier zitten, zijn anoniem vanwege de agressieve en bedreigende gedragingen van [gedaagde] en haar gezinsleden. Er is ook een verklaring bij het dossier gevoegd van iemand uit de straat bij wie [gedaagde] heeft verzocht om voor deze procedure te verklaren dat men nooit overlast ervaart van het gezin.
De naastgelegen woning aan de [adres 3] is in oktober 2021 gekocht door particuliere eigenaren. Deze hebben de woning in eerste instantie verhuurd aan een uitzendbureau voor arbeidsmigranten. Het uitzendbureau heeft de eigenaar bij brief van 18 november 2022 laten weten dat zij per direct afscheid nemen van de woning omdat zij de veiligheid van hun werknemers daar niet kunnen garanderen; er zou sprake zijn geweest van bedreigingen en verbale aanvallen door [gedaagde] en [naam] . In mei 2023 is de woning opnieuw verhuurd. De nieuwe huurster heeft op 10 juli 2023 bij De Woonplaats geklaagd over overlast door geschreeuw, dreigend taalgebruik naar de kinderen, slaan met de deuren en harde muziek, ook na 22.00 uur. Verschillende buren bellen naar de politie, maar die kan niet veel uitrichten en adviseert omwonenden om te verhuizen. De omwonenden doen een beroep op De Woonplaats om stappen te nemen. Een gesprek met [gedaagde] op kantoor heeft geen effect gehad, want het schelden, schreeuwen en dreigen tegen gezinsleden en tegen de buren gaat door. Op 16 augustus 2023 heeft de wijkagent een gesprek gevoerd maar [gedaagde] herkent zich niet in de klachten. In een brief van 18 augustus 2023 sommeert De Woonplaats haar om te stoppen met schreeuwen, schelden en bedreigen van buren en wordt [gedaagde] herinnerd aan de voorwaarden voor de huurovereenkomst. In september en oktober komen steeds nieuwe meldingen binnen. In een brief van 18 oktober 2023 sturen de eigenaren van de buurwoning een e-mail, waarin zij stellen dat er sprake is van waardedaling van de woning, die zij op De Woonplaats zullen proberen te verhalen. Op 29 oktober 2023 wijzen de eigenaren erop dat De Woonplaats nog steeds niets doet tegen de dreigende situatie, als dit zo blijft, zullen zij aangifte doen tegen De Woonplaats. Op 12 december 2023 heeft een instellingenoverleg plaatsgevonden over het gezin tussen de betrokken instanties: gemeente Enschede, politie, De Woonplaats, Veilig Thuis en Wijkteam Enschede. Uit het verslag blijkt dat de zorgen groot zijn en dat de overlast is besproken. Veilig Thuis beschikt over 26 dossiers met meer dan 50 meldingen vanaf de geboorte van de kinderen. In januari 2024 is geluidsapparatuur geplaatst in de naastgelegen woning. Er zijn 204 opnames gemaakt met veel schreeuwende geluiden, waarbij het geschreeuw vaak letterlijk te verstaan is.
Naast de overlast is al jaren sprake van huurachterstand, waarvoor steeds weer nieuwe regelingen worden afgesproken. Bij de laatste regeling is afgesproken dat naast de afbetalingen de lopende huur stipt voor de eerste van de maand moet zijn betaald en deze afspraak wordt niet nagekomen. Op het moment van dagvaarden is de achterstand € 2.351,68, dus ruim vier maanden. Per 1 april 2024 is de achterstand € 2.151,68.
[gedaagde] blijft de overlast bagatelliseren en is ook niet in staat te stoppen met het veroorzaken ervan. De Woonplaats heeft haar aangeschreven en in de gelegenheid gesteld vrijwillig op te zeggen tegen 31 maart 2024. Omdat dat niet is gebeurd, is er geen andere oplossing dan deze procedure. De politie heeft een bestuurlijke rapportage opgesteld, waarin 41 meldingen door zowel [gedaagde] , haar gezinsleden als verschillende omwonenden staan uit de periode juli 2023 tot en met 7 januari 2024. De politie concludeert dat er sprake is van regelmatig terugkerende overlast, waardoor het woon- en leefklimaat ernstig wordt aangetast. De Woonplaats wil een bodemprocedure niet afwachten en vordert op korte termijn ontruiming. De gezondheidstoestand van [gedaagde] is niet zo slecht als zij doet voorkomen en is dus niet relevant in deze procedure. Zij stelt dat zij aan huis is gebonden en bedlegerig is, maar zij is onlangs nog op het kantoor van De Woonplaats geweest en wordt regelmatig op haar scootmobiel in de buurt gesignaleerd.