ECLI:NL:RBOVE:2024:2190
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
Op 23 april 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij het Openbaar Ministerie de rechtbank had verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte vast te stellen. De verdachte was eerder vrijgesproken van de strafzaak die verband hield met de vordering. De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 90.000,00 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de openbare terechtzitting op 12 maart 2024, waar de verdachte bijgestaan werd door haar raadsman, werd de vordering behandeld. De officier van justitie vroeg om afwijzing van de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak van de verdachte in de hoofdzaak. De raadsman steunde deze afwijzing en verwees naar de vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2024 is vrijgesproken van betrokkenheid bij de feiten die verband hielden met een hennepkwekerij. Aangezien er geen voldoende aanwijzingen waren voor betrokkenheid bij andere strafbare feiten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft derhalve de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen en verklaard dat zij niet-ontvankelijk is in deze zaak.