ECLI:NL:RBOVE:2024:2156

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10807219 CV EXPL 23-4284
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde aanneemsom voor badkamerwerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde een terugbetaling van € 18.500,00 van gedaagde, die de moeder is van de zoon die werkzaamheden aan de badkamer van eiseres heeft uitgevoerd. Eiseres stelt dat de zoon van gedaagde tekortgeschoten is in de uitvoering van de werkzaamheden, waardoor de badkamer niet naar behoren functioneert. Eiseres heeft de aanneemsom van € 18.500,00 overgemaakt naar de bankrekening van gedaagde, maar stelt dat deze betaling onverschuldigd is gedaan omdat de overeenkomst van aanneming door de beschermingsbewindvoerder van de zoon is vernietigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betaling inderdaad onverschuldigd was, omdat de rechtsgrond voor de betaling door de vernietiging van de overeenkomst is komen te vervallen. De vordering van eiseres tot terugbetaling is dan ook toegewezen. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de rechter heeft geoordeeld dat de schade niet aan gedaagde kan worden toegerekend, maar aan de zoon van gedaagde. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1.769,86. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10807219 CV EXPL 23-4284
Vonnis van 16 april 2024
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna ook wel [eiseres] te noemen,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M. Steghuis,
- tegen -
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
gemachtigde: mr. S. Geeraths, advocaat.

1.De procedure

1.1
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 20 november 2023;
- de conclusie van antwoord;
- de nagezonden productie van [gedaagde] , zijnde een vonnis van deze rechtbank, team toezicht d.d. 20 februari 2024;
- de nagezonden producties 12 tot en met 14 van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling d.d. 19 maart 2024;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] .
1.2
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[eiseres] en [gedaagde] zijn (tot voor kort) jarenlang vriendinnen geweest.
2.2
[gedaagde] heeft een zoon, genaamd [zoon van gedaagde] (hierna: [zoon van gedaagde] ). [eiseres] kent die zoon.
2.3
Op 12 december 2022 is de wettelijke schuldsaneringsregeling op [zoon van gedaagde] van toepassing verklaard waarbij mevrouw [bewindvoerder 1] tot bewindvoerder is benoemd.
2.4
[zoon van gedaagde] is tevens onder beschermingsbewind geplaatst met benoeming van mevrouw [bewindvoerder 2] tot beschermingsbewindvoerder.
2.5
[zoon van gedaagde] is door het UWV voor 80-100% arbeidsongeschikt verklaard.
2.6
In april 2023 is tussen [eiseres] en [zoon van gedaagde] een overeenkomst van aanneming van werk met bijlevering van materiaal tot stand gekomen bestaande uit het slopen van de oude en het realiseren van een nieuwe badkamer voor [eiseres] . [zoon van gedaagde] zou daarbij tevens het toilet van de zoon van [eiseres] vernieuwen.
2.7
De aanneemsom voor de badkamer van [eiseres] bedroeg € 12.000,00 en voor het toilet van haar zoon € 5.000,00. Het meerwerk bedroeg € 1.500,00.
2.8
[eiseres] heeft in totaal € 18.500,00 overgemaakt naar de bankrekening van de moeder van [zoon van gedaagde] in Duitsland.
2.9
Volgens [eiseres] is het door [zoon van gedaagde] gerealiseerde werk niet zoals overeengekomen en beschikt de badkamer niet over de eigenschappen die bij een normaal gebruik van een badkamer verwacht mag worden. Eén van de pijnpunten daarbij is dat de vloer van de douche niet op afschot ligt.
2.1
Op 22 september 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] [zoon van gedaagde] aangeschreven omdat [eiseres] de door haar betaalde aanneemsom van € 18.500,00 terug wilde hebben aangezien zij de badkamer niet kon/kan gebruiken. In het daarop volgende gesprek tussen de beschermingsbewindvoerder en de gemachtigde van [eiseres] over die vordering heeft de beschermingsbewindvoerder de overeenkomst tussen [eiseres] en [zoon van gedaagde] vernietigd en de rechtshandeling die [zoon van gedaagde] heeft verricht ongeldig verklaard ex artikel 1:439 BW (productie 7 bij dagvaarding).
2.11
In de schuldsaneringsregeling van [zoon van gedaagde] heeft de rechter-commissaris een voordracht gedaan tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft het niet aannemelijk geacht dat [zoon van gedaagde] alle verrichtte activiteiten voor niets heeft verricht. Naar het oordeel van de rechter-commissaris heeft [zoon van gedaagde] zijn schuldeisers benadeeld, zijn inlichtingenplicht verzaakt en is hij zijn inspanningsplicht niet nagekomen. Bij vonnis van deze rechtbank van 26 februari 2024 heeft de rechtbank aangenomen dat er geen sprake is van schuldeisersbenadeling en de voordracht afgewezen. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de beschermingsbewindvoerder ter zitting heeft meegedeeld dat er geen sprake is van een nieuwe schuld.

3.Het geschil

de vordering:
3.1
[eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van
€ 25.000,00 vermeerderd de wettelijke rente hierover vanaf datum vonnis. Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op twee rechtsgronden. De eerste rechtsgrond is de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling. [eiseres] onderbouwt die vordering als volgt.
De overeenkomst van aanneming van werk is door de beschermingsbewindvoerder buitengerechtelijk vernietigd. Vernietiging heeft terugwerkende kracht en dat betekent dat er geen rechtsgrond meer bestaat voor de betaling van € 18.500,00. Dat bedrag is derhalve onverschuldigd betaald en zou eigenlijk terug moeten worden betaald door [zoon van gedaagde] . Omdat [eiseres] dit bedrag betaald heeft aan [gedaagde] , vordert zij het bedrag van € 18.500,00 als zijnde onverschuldigd betaald terug van [gedaagde] .
3.3
De tweede rechtsgrond is onrechtmatige daad. [eiseres] stelt in dat kader
– kort gezegd – dat [gedaagde] actief heeft meegewerkt aan de totstandkoming en de uitvoering van de overeenkomst tussen [eiseres] en [zoon van gedaagde] . Zij heeft hem aanbevolen en zelfs als geldezel voor de aanneemsom gefungeerd.
Indien [gedaagde] [eiseres] niet willens en wetens onjuist had geïnformeerd c.q. geen zeer relevante informatie had achtergehouden, had [eiseres] nimmer de overeenkomst van aanneming van werk met de zoon van [gedaagde] , [zoon van gedaagde] , gesloten.
Als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft [eiseres] schade geleden en lijdt zij nog iedere dag schade doordat zij de badkamer nog altijd niet kan gebruiken. De badkamer is bekeken door een deskundige en die kwam tot het oordeel dat de badkamer volledig gesloopt en vernieuwd zal moeten worden. De kosten daarvan worden begroot op
€ 10.000,00 en dat bedrag wordt gevorderd van [gedaagde] .
Tevens vordert zij een vergoeding van € 50,00 per dag voor elke dag dat de badkamer niet gebruikt kon worden. Berekend tot en met 20 november 2023, de dag dat de dagvaarding betekend werd, bedraagt de schadevergoeding € 7.900,00.
3.4
Het totaal te vorderen bedrag komt daarmee op (€ 18.500,-- + € 10.000,-- + € 7.900,-- =)
€ 36.400,00. Om de haar moverende reden beperkt [eiseres] haar vordering tot € 25.000,00 en doet zij uitdrukkelijk afstand van het meerdere.
het verweer:
3.5
[gedaagde] heeft de vorderingen betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op de afzonderlijke verweren van [gedaagde] wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan

4.De beoordeling

4.1
Allereerst, in deze zaak speelt niet de vraag wat nu de kwaliteit is van de door [zoon van gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de badkamer van [eiseres] . Dat is een zaak tussen [eiseres] en [zoon van gedaagde] . Waar het in deze zaak om gaat is of [eiseres] een bedrag van € 18.500,00 onverschuldigd betaald heeft aan [gedaagde] en of [gedaagde] onrechtmatig handelen kan worden verweten op grond waarvan zij ten opzichte van [eiseres] gehouden is een schadevergoeding te betalen.
De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
t.a.v. de onverschuldigde betaling.
4.2
In artikel 6:203 lid 1 BW is gedefinieerd wat onder onverschuldigde betaling moet worden verstaan:
‘degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen’.
4.3
Niet ter discussie staat dat in het kader van de overeenkomst van aanneming van werk door [eiseres] het bedrag van € 18.500,00 betaald is op een Duitse bankrekening van [gedaagde] . De rechtsgrond voor die betaling was dus de overeenkomst van aanneming van werk. De bewindvoerder heeft die overeenkomst vernietigd omdat deze rechtshandeling ongeldig is op grond van art. 1:439 BW.
Met de buitengerechtelijke vernietiging van die overeenkomst ex artikel 3:50 BW door de beschermingsbewindvoerder is die rechtsgrond op grond van artikel 3:53 lid 1 BW met terugwerkende kracht komen te vervallen. Dat betekent niets anders dan dat [eiseres] aan [gedaagde] een bedrag van € 18.500,00 onverschuldigd betaald heeft. De vordering van [eiseres] gebaseerd op die rechtsgrond is dan ook toewijsbaar. Dat [gedaagde] volgens haar met die hele verbouwing niets van doen heeft, mag zo zijn, maar het enige dat telt is dat de aanneemsom op haar bankrekening gestort is en dat onverschuldigd is gedaan.
4.4
[gedaagde] heeft verder nog aangevoerd op grond van de redelijkheid en billijkheid op het toe te wijzen bedrag nog een bedrag in mindering dient te worden gebracht als vergoeding voor de door [eiseres] ontvangen tegels en sanitair. Dat verweer wordt gepasseerd nu [gedaagde] geen partij is in de aannemingsovereenkomst en de gevolgen van de vernietiging van die overeenkomst niet voor haar gelden zodat haar op dit punt geen vorderingsrecht toekomt.
t.a.v. de onrechtmatige daad.
4.5
De wet, artikel 6:162 BW, onderscheidt een drietal handelingen die een onrechtmatige daad opleveren, te weten:
- een inbreuk op een recht,
- een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en
- een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.6
Zou [gedaagde] in dat kader een rechtens relevant verwijt gemaakt kunnen worden dan dient getoetst te worden of er een oorzakelijk (causaal) verband bestaat tussen de door [gedaagde] gedane handelingen/uitspraken en de gestelde schade.
De door [eiseres] gestelde schade is echter niet ontstaan door direct of indirect handelen van [gedaagde] maar doordat [zoon van gedaagde] kennelijk zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Daarvoor is [zoon van gedaagde] aansprakelijk en niet [gedaagde] .
4.7
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vorderingen gebaseerd op een onrechtmatige daad dienen te worden afgewezen.
4.8
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.769,86 en bestaan uit:
€ 129,86 exploot kosten
€ 693,00 griffierecht
€ 812,00 (406,00 x 2) salaris gemachtigde
€ 135,00 nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 18.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.769,86 waaronder € 812,00 wegens het salaris van de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.