In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een eenmanszaak actief in de marketingbranche, en [gedaagde], een eenmanszaak die beurzen en evenementen organiseert. [eiser] heeft marketingwerkzaamheden verricht voor een beurs georganiseerd door [gedaagde], waarvoor een betaling van € 5.000,00 was afgesproken, te voldoen in zes maandelijkse termijnen. [gedaagde] heeft echter de laatste twee facturen niet betaald, omdat zij ontevreden was over de geleverde diensten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] zijn verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen en dat [gedaagde] de facturen moet betalen. De rechter heeft daarbij de uitleg van de overeenkomst volgens het Haviltex-arrest toegepast, waarbij niet alleen de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen in aanmerking zijn genomen.
De procedure begon met een tussenvonnis op 19 september 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 december 2023. [eiser] vorderde betaling van € 2.396,65, bestaande uit onbetaalde facturen, rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betwistte de betalingsverplichting en stelde dat de overeenkomst op 7 november 2022 was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat er geen juridische grondslag was voor deze beëindiging en dat [gedaagde] de facturen moest betalen. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan [eiser].